Phaedo (Plato): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
{{Zijbalk dialogen Plato}}
{{wiu2|2=2009|3=11|4=09}}
De '''Phaedo''' is één van de [[Socratische dialoog|dialogen]] van [[Plato]]. Hierin vertelt Phaedo aan Echekratès hoe de laatste dag van [[Socrates]]' leven (399 v. Chr.) verlopen is:, met name het gesprek dat enkele vrienden met hem had en zijn drinken van de gifbekerhadden.
 
De serene ''Phaedo'' is qua teneur de tegenhanger van het uitgelaten [[Symposium|''Symposium'']], dat een scène midden uit het (en Socrates') leven beschrijft<ref>''The Phaedo and Symposium could not be further apart in mood, since the one shows Socrates discussing immortality with intimate friends in his last few hours on earth, and in the other we see him some seventeen years earlier, un-Socratically spruced up, at a celebration dinner-party where there are plentplenty of high spirits and conversation both philosophical and unphilosophical.'' W.K.C. Guthrie, ''A History of Greek Philosophy'', dl. 4, blz. 324.</ref>. De ''Phaedo'' vertoont specifiek pythagoreesepythagorische invloeden, reden waarom men aanneemt dat Plato dit werk geschreven heeft na zijn eerste reis naar [[Magna Graecia|Zuid-Italië]] en [[Sicilie]] (±390-385), alwaar hij pyhtagoresepyhtagorische filosofen als [[Archytas]] uit Tarente heeft ontmoet. De sterke nadruk op de scheiding tussen lichaam en ziel, het streven naar 'zuiverheid' in de vorm van een zo groot mogelijke onthechting van het lichaam, waarvan de dood de ultieme verwezenlijking is, zijn voorbeelden van deze invloed. De 'setting' van de dialoog is hiermee in overeenstemming: men bespreekt de onsterfelijkheid van de ziel in de Atheense gevangenis waar Socrates na zijn veroordeling is opgenomen. Een ander gegeven voor de datering van deze rijke dialoog is de tamelijk expliciete verwijzing naar de [[Meno (Plato)|''Meno'']]<ref>In 73a-b wordt kort samengevat hoe iemand op eigen kracht een wiskundig probleem kon oplossen, een duidelijke verwijzing naar de in de ''Meno'' beschreven ontmoeting van een slaaf met Socrates.</ref>, waaruit men kan opmaken dat de ''Phaedo'' na de ''Meno'' is geschreven.
 
Naast de uitvoerige discussie over de onsterfelijkheid van de ziel, bevat de ''Phaedo'' ook enkele beroemde intermezzo's, zoals dat over de 'misologie', en Socrates' intellectuele autobiografie, naast de klassieke uiteenzetting van de [[Ideeënleer]], en een eschatologische mythe.
 
==Deelnemers aan het gesprek==
Phaedo uit Elis is merendeels als verteller aan het woord; zijn enige gesprekspartner is Echekratès, een verder onbekend Pythagoreespythagorisch filosoof. Tijdens de vertelling worden enkele van Socrates' initimi bij name genoemd, met name zij die een rol spelen in het gesprek, zoals Simmias en Kebès. Daarnaast zijn enkele andere intimi van Socrates aanwezig; explicietExpliciet wordt gezegd<ref>59b.</ref>: (59b) ''Plato, meen ik, was ziek'', hetgeen moet verklaren waarom Plato er niet bij kon zijnwas. Men heeft wel aangenomen dat Plato dit heeft toegevoegd om aan te geven dat hij hier geen letterlijk verslag van de laatste dag van Socrates' leven geeft<ref>Bijv. Paul Friedländer, ''Plato 3, The dialogues, second and third periods'', blz. 36: ''... to justify the freedom of inventing the conversations according to his own design while giving an exact record of the situation itself.''</ref>.
 
==Inhoud==
===Inleiding===
Wat is de dood? De scheiding van ziel en lichaam<ref>64c.</ref>. De ware filosoof is iemand, die niet geeft om uiterlijke zaken als kleding e.d. De grote massa zegt van zo iemand dat hij nauwelijks leeft. De ziel 'redeneert' het beste, wanneer ze niet gestoord wordt door invloeden afkomstig van het lichaam. Hiertoe rekent Plato ook hetgeen via de zintuigen tot ons komt<ref>Althans hier in de Phaedo. Later, in de [[Theaetetus (Plato)|''Theaetetus'']], zal hij het probleem van de waarneming uitgebreider beschouwen, en de ziel er dan een rol in toebedelen.</ref>. Zaken als 'Het Schone', 'Het Rechtvaardige' nemen wij niet waar middels de zintuigen, maar met de ziel. (Wij zouden hier termen als ''begrip'' of ''abstract'' gebruiken, maar dat doet Plato niet. Voor de Grieken, ook voor Plato, moest er een reden zijn die verklaart dat wij een rechtvaardige handeling ''rechtvaardig'' noemen. Die reden moest 'iets' zijn. Dat 'íets' kan weliswaar niet gezien of gehoord worden, maar is voor de rest voor Plato een 'ding' als alle andere dingen. <ref>Plato heeft wel eens (in de [[Parmenides (Plato)|''Parmenides'']]) de mogelijkheid geopperd dat het hier gaat om gedachten in onze geest, maar deze suggestie wees hij daar expliciet van de hand.</ref>. Voor de kennis van deze onzichtbare entiteiten zijn de filosofen het best toegerust, zij die zich op hun zieleleven concentreren, en zich zo min mogelijk laten storen door hun lichaam bij hun 'denken', en wier ideaal het is ''met de ziel zelf de dingen zelf te aanschouwen'', zoals Plato het noemt<ref>66d.</ref>. Feitelijk is de dood hetgeen waarnaar de filosoof streeft, want pas dan is de ziel volledig gescheiden van het lichaam, en zullen we ''door ons zelf alleen kennen hetgeen zuiver is''<ref>67a. Vgl. de [[Alcibiades I (Plato)|''Alcibiades I'']] waarin gezged wordt dat 'wij' onze ziel zijn.</ref>. In die zin is het leven een voorbereiding op de dood<ref>meletè thanatou, 81a.</ref>, als is zelfmoord niet iets wat de goden goedkeuren. Hiermee heeft Plato het bovengenoemde 'verwijt' dat men de filosofen maakt, omgedraaid, en maakt hij er een compliment van. De filosoof zal de dood dus verwelkomen en niet vrezen. Socrates zelf ziet de dood dan ook met vertrouwen tegemoet. Maar één van zijn vrienden, Kebès, werpt de vraag op of de ziel na de scheiding van het lichaam wel blijft voortbestaan<ref>70a-b.</ref>. Socrates zal nu trachten zijn vrienden ervan te bewijzenovertuigen dat de ziel onsterfelijk is.
 
===Argumenten voor de onsterfelijkheid van de ziel===