Wet op de dividendbelasting 1965: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''Wet op de dividendbelasting 1965''' (kortweg Wet DB 1965) regelt de dividend[[belasting (fiscaal)|belasting]] die de Nederlandse [[rijksoverheid]] heft met betrekking tot “opbrengsten” uit [[aandelen]] (en daarmee gelijkgestelde [[vermogensrecht|rechten]]) in [[vennootschap]]pen die in [[Nederland]] gevestigd zijn. Het tarief is proportioneel en bedraagt 15% van de opbrengst. De Nederlandse dividendbelasting is een afzonderlijke [[heffing]]. Onder omstandigheden kan de dividendbelasting echter verrekend worden met zowel Nederlandse als niet-Nederlandse [[inkomensbelastingen]], zoals de [[Wet inkomstenbelasting 2001|Nederlandse inkomstenbelasting]] en de [[Wet op de vennootschapsbelasting 1969|Nederlandse vennootschapsbelasting]]. De dividendbelasting werkt in zo'n geval als een [[voorheffing]].
 
In 2006 bedroeg de opbrengst van de dividendbelasting ruim € 4 miljard (ruim 3% van de totale rijksbelastinginkomsten).<ref>[http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=T&LA=nl&DM=SLNL&PA=70122ned&D1=a&D2=(l-5)-l&HDR=G1 Centraal Bureau voor de Statistiek]</ref>
Regel 54:
=== Objectieve vrijstellingen ===
 
De Wet DB 1965 kent een aantal zogenoemde objectieve vrijstellingen. Zo’n vrijstelling houdt in dat een vennootschap onder voorwaarden geen dividendbelasting hoeft te betalen indien zo’n vennootschap een opbrengst betaalbaar stelt. Zo hoeft een vennootschap die voor haar aandeelhouders een belang vormt waarvoor de zogenoemde deelnemingsvrijstelling (een fiscale faciliteit in de [[Wet op de vennootschapsbelasting 1969|Nederlandse vennootschapsbelasting]]) geldt, onder voorwaarden geen dividendbelasting in te betalenhouden.
 
=== Geen kostenaftrek ===
Regel 70:
In hoofdstuk IV van de Wet DB 1965 staat beschreven dat de dividendbelasting wordt geheven door inhouding op de opbrengst. Dit betekent dat de vennootschap die de opbrengst verschuldigd is, de belasting op de opbrengst moet inhouden op het moment dat de opbrengst door de vennootschap aan de belastingplichtige ter beschikking wordt gesteld. De vennootschap moet de belasting na het doen van een [[belastingaangifte (Nederland)|aangifte]] zelfstandig aan de [[belastingdienst]] afdragen. De [[belastinginspecteur]] legt met andere woorden niet eerst een [[belastingaanslag|aanslag]] op voordat de belasting betaald moet worden. Wel kan de belastinginspecteur onder omstandigheden een zogenoemde naheffingsaanslag opleggen.
 
Hoewel degene die tot de opbrengst gerechtigd is, volgens de wet de belastingplichtige is, betaalt de vennootschap die de opbrengst verschuldigd is, feitelijk de verschuldigde belasting. De vennootschap doet dit als zogenoemde [[inhoudingsplichtige]] echter namens de belastingplichtige.
 
== Voorheffing of eindheffing ==
 
De Nederlandse dividendbelasting is in beginsel een afzonderlijke belasting. Dit betekent dat de belasting geheven wordt naast bij voorbeeldbijvoorbeeld de Nederlandse inkomstenbelasting en Nederlandse vennootschapsbelasting. Onder omstandigheden is de dividendbelasting echter een zogenoemde [[voorheffing]]. Dit betekent dat de dividendbelasting geheel of gedeeltelijk met een andere belasting, zoals bij voorbeeld de Nederlandse inkomstenbelasting, verrekend mag worden, omdat de opbrengst ook volgens die belastingregeling belast wordt. Kan de dividendbelasting in zo’n geval niet verrekend worden, dan treedt op wat in het fiscale jargon “economische dubbele belasting” genoemd wordt. De voorheffing is in dat geval ook een [[eindheffing]] geworden.
 
In een puur Nederlandse situatie is de dividendbelasting nagenoeg altijd een voorheffing van de Nederlandse inkomstenbelasting en Nederlandse vennootschapsbelasting. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als winst uit onderneming ([[box 1]]) dan is hierop het progressieve tarief van box 1 van toepassing. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als inkomsten uit aanmerkelijk belang ([[box 2]]), dan worden zij uiteindelijk voor 25% belast. Er volgt dan dus nog een naheffing van 10%. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als inkomsten uit sparen en beleggen ([[box 3]]) dan is de ingehouden dividendbelasting geheel terug te vragen bij de fiscus, zij het dat het onderliggende vermogen volgens box 3 belast blijft.
 
In een puur Nederlandse situatie is de dividendbelasting nagenoeg altijd een voorheffing van de Nederlandse inkomstenbelasting enof de Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij uitkering aan een natuurlijk persoon in een puur Nederlandse situatie wordt de ingehouden dividendbelasting verrekend met de inkomstenbelasting. Afhankelijk van de situatie treedt verrekening op in box 1, box 2 of box 3. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als winst uit onderneming ([[box 1]]) dan is hierop het progressieve tarief van box 1 van toepassing. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als inkomsten uit aanmerkelijk belang ([[box 2]]), dan worden zij uiteindelijk voor 25% belast. Er volgt dan op de aanvankelijke inhouding van 15% dus nog een naheffing van 10%. Worden de uitgekeerde dividenden aangemerkt als inkomsten uit sparen en beleggen ([[box 3]]) dan is de ingehouden dividendbelasting geheel terug te vragen bij de fiscus, zij het dat het onderliggende vermogen volgens box 3 belast blijft.wordt met 30% over een [[forfait]]air rendement van 4%.
Is de ontvanger van het dividend in een puur Nederlandse situatie een vennootschap, dan wordt de dividendbelasting verrekend met de [[vennootschapsbelasting]] die de aandeelhoudende onderneming moet betalen. Het uitgekeerde dividend is immers te beschouwen als winst voor de aandeelhouder. Bij een tarief voor de vennootschapsbelasting van 25,5% dient er dan dus nog 10,5% nageheven te worden.
Indien evenwel een moederonderneming meer dan 5% van aandelen in een dochteronderneming bezit, kan men een beroep doen op de zogenaamde [[deelnemingsvrijstelling]]. Daardoor wordt winst genoten uit de dochteronderneming vrijgesteld van de vennootschapsbelasting en daaronder ook de winst uit dividenden. Hierdoor wordt voorkomen dat winsten in een dochteronderneming uiteindelijk tweemaal onder de vennootschapsbelasting belast worden.
In grensoverschrijdende situaties (de aandeelhouder in een in Nederland gevestigde vennootschap woont bij voorbeeld in België) is de Nederlandse dividendbelasting echter veelal een eindheffing, althans als men uitsluitend de Nederlandse belastingen in aanmerking neemt. Die niet in Nederland gevestigde of woonachtige aandeelhouder zal echter veelal ook in zijn vestigings- of woonland voor dezelfde dividendinkomsten belastingplichtig zijn (zie voor deze situatie de volgende paragraaf).