School van Tervuren: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
bronnen
→‎Oprichting: - aanvulling
Regel 9:
Camille van Camp had in 1859 enkele weken in Barbizon verbleven en verbleef kort daarop in Tervuren in de herberg "In den Vos". Hij kan aldus beschouwd worden als een verbindingsman tussen de School van Barbizon en de School van Tervuren. In 1863 kwam [[Camille Van Camp]]met zijn vriend Hippolyte Boulenger naar Tervuren, dat zij bestempelden als het "Belgisch Barbizon". Ze verbleven opnieuw een tijd in de herberg "In den Vos" en maakten er plannen om een kunstenaarskolonie te stichten in Tervuren. Boulenger verhuisde het volgend jaar naar Tervuren, eerst naar dezelfde artiestenherberg en later ging hij wonen in de Brusselsestraat. Hij richtte zijn eerste atelier op in de paardenstallen van het voormalig hertogelijk kasteel.
 
De term "School van Tervuren" werd voor het eerst geopperd in 1866 door [[Jules Raeymaekers]] tijdens een gezellig praatje in de herberg "In den Vos" met Boulenger en Coosemans en nog een vierde schilder. <ref> Jules du Jardin, "L'Art flamand" </ref> Hippolyte Boulanger had dan, ten titel van boutade, voor het Brusselse Salon van 1866 op de rugzijde van een van zijn werken "School van Tervuren" geplaatst. Dit werd door de bezoekers van het Salon op ongeloof onthaald. Critici dreven ermee zelfs de spot <ref> Victor Joly in het blad "Le Sancho" </ref>
Voor het Brusselse Salon van 1866 had Hippolyte Boulanger, ten titel van boutade, op de rugzijde van een van zijn werken "School van Tervuren" geplaatst. Daarmee had hij meteen de naam gekleefd op een eerste generatie kunstenaars, die gewoon waren, gezamenlijk of afzonderlijk, aan het schilderen te gaan, in het dorp, in het Zoniënwoud of in de directe omgeving, als plein-airisten direct in de natuur zelf. Zelfs gezamenlijk werd veelal van gedachten gewisseld, op het marktplein in de [[herberg]] "In de Vos". De betrokkenen waren, naast Boulenger zelf, [[Joseph-Théodore Coosemans]] (1828-1904), [[Edouard Huberti]] (1818-1880), [[Louis Crepin]], [[Jules Raeymaekers]], [[Alphonse Asselbergs]] (1839-1916), [[Henri Van der Hecht]] en [[Jules Montigny]].
 
Voor het Brusselse Salon van 1866Daarmee had Hippolyte Boulanger, ten titel van boutade, op de rugzijde van een van zijn werken "School van Tervuren" geplaatst. Daarmee had hij meteen de naam gekleefd op een eerste generatie kunstenaars, die gewoon waren, gezamenlijk of afzonderlijk, aan het schilderen te gaan, in het dorp, in het Zoniënwoud of in de directe landelijke omgeving, als plein-airisten direct in de natuur zelf. Zelfs gezamenlijk werd veelal van gedachten gewisseld, op het marktplein in de [[herberg]] "In de Vos". De betrokkenen waren, naast Boulenger zelf, [[Joseph-Théodore Coosemans]] (1828-1904), [[EdouardJules HubertiRaeymaekers]] (18181833-18801904), [[LouisAlphonse CrepinAsselbergs]] (1839-1916). Enkele andere kunstenaars behoorden sporadisch tot deze groep : [[Edouard Huberti]] (1818-1880), [[JulesLouis RaeymaekersCrépin]] (1828-1887), [[AlphonseJean-Baptist AsselbergsBogaerts]] (18391837 -1916 ?), [[HenriHendrik Van der Hecht]] (1841-1901) en [[Jules Montigny]] (1840-1899).
 
De meeste van deze schilders behoorden ook tot de [[Colonie d'Anseremme|kunstenaarskolonie van Anseremme]].
 
Coosemans en Asselbergs hebben in 1875 enige tijd in Barbizon verbleven en hebben er grootse landschappen op doek gezet zoals ''Maartse dag aan de Mare-aux-fées'' (A. Asselbergs, 1876; KMSK Brussel). De landschapschilder Edouard Huberti was eerder een grijsschilder. Hij wordt daarom wel eens de Belgische [[Camille Corot|Corot]] genoemd.