Burgerlijk procesrecht (Nederland): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k Botgeholpen doorverwijzing: Arbitrage - Verwijzing(en) gewijzigd naar arbitrage (in conflict)
Enormekever (overleg | bijdragen)
Regel 22:
 
==Het gerechtshof==
De raadsheren van een gerechtshof behandelen alleen zaken in hoger beroep tegen [[vonnis|vonnissen]]sen van een rechtbank, inclusief vonnissen van de sector kanton. De procedure bij het gerechtshof lijkt op de procedure bij de rechtbank. Sommige gerechtshoven behandelen exclusief een bepaald soort zaken, bijvoorbeeld [[pacht]]zaken of zaken waarbij [[ondernemingsraad|ondernemingsraden]] zijn betrokken.
 
Soms komen partijen overeen, dat zaken meteen worden voorgelegd aan het gerechtshof en dus de rechtbank of sector kanton wordt overgeslagen. Dit heet ''prorogatie van het gerechtshof''. Men volgt hierbij dezelfde procedureregels als de civiele procedure in eerste aanleg en men kan vervolgens hoger beroep instellen bij hetzelfde gerechtshof tegen de eerdere uitspraak.
Regel 81:
==Het kort geding==
Een [[kort geding]] is een snelle behandeling van een zaak waarin haast is geboden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij stakingen of de ontruiming van een woning. Bij een kort geding vindt altijd een mondelinge behandeling plaats. Ook voor een geldvordering kan een vonnis in kort geding worden gevraagd. Dan moet het in hoge mate aannemelijk zijn dat de vordering in een eventuele [[bodemprocedure]] zou worden toegewezen en bovendien geen restitutierisico bestaat. Tot 1 januari 2002 werd een kort geding nog gevoerd bij de president van de rechtbank, maar sinds de invoering van het nieuwe burgerlijk procesrecht op 1 januari 2002, vindt een kort geding plaats bij de voorzieningenrechter.
Beide partijen moeten griffierecht betalen. De gedaagde mag zichzelf verdedigen, hij of zij behoeft zich niet door een [[Procureur (Nederland)|procureur]] te laten vertegenwoordigen. De behandeling bestaat als regel uit het voorlezen van een pleitnota, waarvan een kopie aan de rechter en aan de eiser moet worden gegeven. Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak van de kortgedingrechter, kan hij binnen vier weken na de uitspraak een kort geding in hoger beroep beginnen, en daarna in kort geding naar de Hoge Raad gaan. Daarna kan een partij ook nog een gewone procedure (een zogenoemde [[bodemprocedure]]) starten. Dit kan dus betekenen dat de partijen, voordat er een definitieve einduitspraak ligt, zes instanties doorlopen hebben.
Het oordeel van de kortgedingrechter is een voorlopig oordeel blijft gelden, totdat de rechter een uitspraak doet in een bodemprocedure. Als geen bodemprocedure wordt gevoerd is de uitspraak in kort geding tevens het definitieve oordeel.
 
Regel 91:
''Deze tekst is overgenomen met enige bewerkingen van de website van de Nederlandse Overheid, http://www.overheid.nl. Het kan zijn dat daar een recentere versie is te vinden.''
 
[[Categorie:burgerlijkBurgerlijk recht]]
[[Categorie:Nederlands recht]]