Theodorus Schrevelius (1572-1649): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Tubantia (overleg | bijdragen)
zie overleg, met bronvermelding
R. Veenman (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[Afbeelding:Frans Hals - Theodorus Schrevelius (1617).jpg|thumb|right|200px|Portret van Theodorus Schrevelius ([[Frans Hals]], 1617, [[Frans Hals Museum]])]]
'''Theodorus Schrevelius''' ([[Haarlem]], [[25 juli]] [[1572]] - [[Leiden]], [[2 december]] [[1649]]), een latinisering van de naam '''Dirk Schrevel''', was een [[humanisme|humanist]], [[schrijver]] en [[dichter]]. Op [[28 januari]] [[1591]] werd hij student aan de [[Universiteit Leiden|universiteit van Leiden]]. Hij werd in 1597 conrector van de Latijnse school in Haarlem. In 1609 werd hij daar als rector ingehuldigd, maar in [[1620]] vanwege zijn [[Remonstranten|Remonstrantse]] gevoelens ontslagen. Tussen [[1625]] en [[1642]] was hij rector van de Latijnse school in Leiden aan de Lokhorststraat, waar ook [[Rembrandt van Rijn]] leerling was. Hij was gehuwd met Maria van Teilingen (1570-1652).
 
Algemeen wordt zijn beschrijving van Haarlem als zijn beste werk beschouwd. Het kwam in 1647 uit in het Latijn, ''Harlemum'', en in 1648 in het Nederlands, ''Harlemias''. In dit werk gaat hij onder meer in op de manier van schilderen van [[Frans Hals]], die hem meerdere malen portretteerde. Tot zijn overige werk behoort een vertaling van [[Ovidius]]' ''Tristia'' in het Nederlands (''Tristium'', 1612).
 
Verder zou Schrevelius over ''De gruwelijke pest inte Leiden'' in [[1635]]'' en het ''[[Beleg van 's-Hertogenbosch]]'' hebben geschreven en zou hij verscheidene dichtwerkjes in het [[Latijn]] en het [[Nederduits]] hebben opgesteld.<ref>[[Frans Jozef Peter van den Branden|F.Jos. van den Branden]], [[Johannes Godefridus Frederiks|J.G. Frederiks]], ''Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde'', L.J. Veen, Amsterdam, 1888-1891</ref> [[Abraham Jacob van der Aa]] trekt het bestaan van deze laatste werken echter in twijfel, omdat ze, zoals hij in zijn ''Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters'' beschreef, enkel in een levensbericht over Schrevelius zijn genoemd.<ref>[[Abraham Jacob van der Aa|A.J. van der Aa]], ''Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters'', W. de Grebber, Amsterdam, 1844</ref>
 
==Externe links==