Raga: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 19:
De Indiase muziektheoreticus Pingala (ca. 200 v. Chr.) was de eerste die in zijn ''Chanda Sutra'' tekens gebruikte om lange en korte lettergrepen aan te duiden en om het metrum in gedichten in het Sanskriet aan te geven.
 
In de notatie van de raga wordt een [[solfège]]-achtig systeem gebruikt, met de naam [[sargam]]. De zeven basistonen van de [[Majeur (muziek)|majeur]] toonladder hebben elk een naam ('swaras'): Shadja, Rishabh, Gandhar, Madhyam, Pancham, Dhaivat and Nishad, meestal afgekort tot Sa Re Ga ma Pa Dha Ni. De grondtoon van elke ladder heet Sa, en de dominant Pa. Sa is dus een vaste toon in elke ladder, en Pa ligt er een (Pythagorese) kwint boven. Deze twee tonen worden dan ook ''"achala swar"'' ('gefixeerde tonen') genoemd. Elk van de vijf andere tonen (Re, Ga, ma, Dha en Ni) kunnen ofwel een reguliere (shudda) toonhoogte hebben die equivalent is aan de toonhoogten in een standaard majeur ladder (dat wil bijvoorbeeld zeggen: shuddha Re is de tweede toon van de ladder en een hele toon hoger dan Sa) of een verlaagde of verhoogde toonhoogte krijgen van een kleine secunde onder of boven de shuddha. Re, Ga, Dha en Ni hebben allen dus gealtereerde partners die een halve stap lager liggen ([[Komal]]-"mol") (dus komal Re ligt een halve toon boven Sa). Ma heeft een partner die een halve toon hoger is (teevra[[tivra]]-"kruis") (dus tivra Ma ligt een overmatige kwart boven Sa)
 
Re, Ga, ma, Dha en Ni worden dan ook wel "vikrut swar" ('bewegende tonen') genoemd, omdat ze altereerbaar zijn.