Sint Eloyen Gasthuis: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Wikix-oud (overleg | bijdragen)
Dosmit (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
{{coördinaten|52_5_22_N_5_7_9_E_zoom:17|52° 5' NB, 5° 7' OL}}
[[Afbeelding:Ingang Sint Eloyen Gasthuis Utrecht.JPG|thumb|250px|De ingang aan de Boterstraat]]
Het '''Sint Eloyen Gasthuis''' is het huis in de Boterstraat 22 in de [[Nederland]]se stad [[Utrecht (stad)|Utrecht]]. Sinds 1440 vergaderden en feestten in dit huis de broeders van het Smedengilde van [[Eligius|St. Eloy]], maar in en om het huis werden ook zieke en armlastige gildenbroedersgildebroeders verzorgd en verpleegd. Het was dus ook een soort [[hospice]]. Het Smedengilde is zonder onderbreking blijven bestaan tot op de dag van vandaag en behoort daarmee tot de alleroudste nog bestaande organisaties uit de [[middeleeuwen]].
 
==Oudste geschiedenis van het Smedengilde==
[[Afbeelding:Smeetoren Utrecht.jpg|thumb|250px|Smeetoren met stadswal, tekening van C. van Hardenbergh ''(bron: Het Utrechts Archief'')]]
Het Smedengilde zelf dateert zeker van [[8 mei]] [[1304]], want op deze dag is, met de bekrachtiging in de eerste Gildebrief, het stadsbestuur overgedragen aan de toenmalige eenentwintig gilden. Omdat het stadsbestuur niet zal zijn overgedragen aan een jonge organisatie is het gilde ongetwijfeld veel ouder.
Al in de dertiende eeuw bestonden er [[broederschap]]pen van [[Ambacht (handwerk)|ambacht]]slieden.
 
Na de [[Gulden Sporenslag]] ([[1302]]), een demonstratie van de macht en kracht van die georganiseerde burgers, namen ook in de noordelijke Nederlanden de [[gilde (beroepsgroep)|gilde]]n snel in betekenis toe. Beroepsverenigingen die tot gilden werden verheven, met voorgeschreven rechten en plichten, kregen daarmee een [[monopolie]]positie. Onder die verenigingen bevond zich het gilde van de Utrechtse smeden, het SmedengildeSmede Gildt [[Eligius|St. Eloy]].
Lid van dat gilde waren onder meer de hoefsmeden, de slotenmakers, de goud- en de zilversmeden en de geweer- en pistoolmakers. De [[smid|smeden]] oefenden destijds hun beroep uit in wat thans [[Wijk C]] heet. Voor de verdediging van de stad was hen de 'Smeesector' toegewezen, met de [[Smeetoren]] op de stadswal. In [[1643]] werd op deze toren het Astronomisch Instituut gevestigd. Die "sterrenwacht" verhuisde in [[1854]] naar het [[bolwerk]] [[Sonnenborgh (Utrecht)|Sonnenborgh]] en de Smeetoren werd in [[1855]] gesloopt.
 
==Metaalnijverheid in Utrecht==
De Utrechtse handel, productie en dienstverlening had in de late Middeleeuwen voornamelijk een regionaal karakter. Van export van betekenis was tot circa [[1600]] nauwelijks sprake, hoewel Utrechtse smeden onder meer vingerhoeden[[vingerhoed]]en, klokken[[klok]]ken en [[geschut]] voor export vervaardigden. In de [[17e eeuw|zeventiende eeuw]] ontwikkelden Utrechtse smeden enkele specialiteiten; met name Utrechtse [[pistool|pistolen]] en [[geweer|geweren]] waren beroemd in heel [[Europa]]. Doordat de Domstad de hoofdstad was van het gewest, woonde het grootste deel van de regionale elite in de stad. De aanwezigheid van een grote rijke bovenlaag onder de bevolking zorgde voor een omvangrijke vraag naar luxe producten, die bepaalde specialisaties onder de plaatselijke ambachtslieden mogelijk maakte. De metaalbewerkers konden daarop inspelen door bijzondere producten te maken.
Naast een brede maatschappelijke bovenlaag had Utrecht een belangrijke sociale middenlaag, die grotendeels bestond uit kleine handelaren en ambachtslieden. Deze waren georganiseerd in beroepsgebonden gilden[[gilde]]n. De hoge organisatiegraad van de gilden maakte het mogelijk tot allerlei zekerheidsarrangementen voor de leden van de gilden te komen. Zo ook bij de Utrechtse smeden, die met hun eigen [[gasthuis]] een unieke instelling beheerden.
Eind achttiende eeuw veranderde in korte tijd veel in de Republiek. Tot dan toe hadden de gilden te maken gehad met een zeer zelfstandige stad, met daaruit voortvloeiend de mogelijkheid om de belangen van de gilden direct bij de politieke machthebbers aan te kaarten. In de Franse tijd, rond 1800, werden de gilden opgeheven en werd het bestuur van de nieuwe eenheidsstaat gecentraliseerd in Den Haag. Beïnvloeding van het overheidsbeleid door pressiegroepen zoals die eeuwen lang had plaatsgevonden, was daarmee verleden tijd. Verschillende instellingen bleven ondanks de afschaffing van de gilden in oude vorm bestaan, zoals het gasthuis. Sommige gilden, waaronder het Smedengilde in Utrecht, doken na hun afschaffing na verloop van tijd weer op.
 
==Moeilijke tijden==
[[Afbeelding:38314.jpg|thumb|250px|Sint Eloyen Gasthuis rond 1725 van [[Louis Philippus Serrurier]] ''(bron: Het Utrechts Archief'')]]
De groei van de metaalnijverheid kwam vermoedelijk reeds vóór [[1670]] ten einde, maar de Franse bezetting van [[1672]]-[[1673]] vormde de nekslag. Een geleidelijk herstel daarna eindigde in een nieuwe crisis in het midden van de [[18e eeuw]]. Na [[1750]] leidden economische stagnatie en sociale polarisatie tot groeiende spanningen. De vooral in Utrecht krachtige patriottenbeweging van 1780-1787 was daar een manifestatie van. Waren er ook leden van St. Eloy actief in deze beweging?
 
De periode eindigde met de intocht van vreemde troepen. In [[1795]] maakte de Franse inval een einde aan de gewestelijke zelfstandigheid en legde de basis voor de Nederlandse eenheidsstaat. De centrale macht berustte voortaan in Den Haag en daar werd de opheffing van de ambachtsgilden bevolen in [[1798]].
De pogingen de gilden te verbieden, stuitten op verzet. Binnen enkele jaren reeds werden nieuwe vergelijkbare organisaties opgericht. Ook de aan de gilden gerelateerde instellingen kenden een taai leven. Sommige bestaan nog steeds, zoals het St. Eloyen Gasthuis en zijn broederschap.
Het [[monopolie]] van de gilden verdween en vrije vestiging van ambachtslieden werd mogelijk. Op advies van de vroedschap schreef het smedengilde zich in 1803 in bij de voorloper van de huidige [[Kamer van Koophandel]] onder de naam Handelsbedrijf der Smeden. Zo werden rechtspersoon en bezittingen van het smedengildtSmede Gildt zeker gesteld. De gildenbroedersgildebroeders noemden zichzelf voortaan broeders.
 
==Het Smedengilde van St. Eloy thans==
Regel 30 ⟶ 28:
De vele tradities en gebruiken van het gasthuis liggen de huidige broederschap na aan het hart. Een zeer tot de verbeelding sprekend gebruik is de viering van [[Hoveniersmaandag]].
===Hoveniersmaandag===
Hoveniersmaandag is traditioneel de dag waarop meiden en knechten van de [[tuinderij]]en rond [[Utrecht (stad)|Utrecht]] hun jaarloon uitbetaald kregen. Een jaar lang ploeteren en dan met flink geld op zak 'kermis vieren' leidde tot 'ruige' taferelen met ongekende gulzigheid. Dit gedrag leidde in Nederland, dat in de negentiende eeuw in de ban was geraakt van een 'beschavingsoffensief', tot ontzetting: de kermis is onzedelijk, woest en onbeschaafd. Ook in Utrecht wordt het stadsbestuur bewerkt met petities om de oude jaarmarkt-kermis af te schaffen. Het College van [[Regent (bestuurder)|Regenten]] van het Sint Eloyen Gasthuis acht het raadzaam om de broeders op de avond van de beruchte Hoveniersmaandag, de derde maandag in juli, van de kermis weg te houden. De broeders, maar ook de hoveniersknechten en –meiden, worden die bewuste avond onthaald op een feestelijke maaltijd in het gasthuis, een maaltijd met biefstuk, brood, wafels en bier. Deze maaltijd groeit uit tot een traditie die tot op de dag van vandaag in ere wordt gehouden.
===St. Jan en St. Eloy===
Ook de vieringen van [[Johannes de Doper|St. Jan]], als patroon van de gasthuizen, en [[Eligius|St. Eloy]], als patroon van de smeden, hebben de [[Reformatie]] overleeft en worden nog steeds resp. eind juni en begin december gevierd.
===Overlijden van een broeder===
Op de avond van het overlijden van een broeder komen de gildebroeders bijeen in het Huis om de overledene te gedenken. Zijn stoel blijft daarbij onbezet en op zijn plaats aan tafel ligt een [[lelie]]tak. Na de herdenking brengt de [[Huismeester]] de lelietak naar de nabestaanden. Tijdens de [[begrafenis]] of [[crematie]] sluiten de broeders aan achter de familie en nemen zo respectvol afscheid van hun overleden broeder.
===College van Regenten===
Het St. Eloyen Gasthuis wordt bestuurd door een college van 16 [[regent]]en en hiermee wordt voortgeborduurd op de vroegere bestuursvorm, waarin de (toen) 16 beroepsgroepen uit het gilde in het college zitting hadden.
===Smedenberoep===
Hoewel het gilde tegenwoordig bijna geen broeders meer telt met een smidgerelateerd beroep, wordt de broeders tijdens hun [[inauguratie]] wel een smidsberoep toegewezen.
 
==Open Monumentendag==
Het St. Eloyen Gasthuis is uitsluitend op de landelijke [[Open Monumentendag]], dat wil zeggen op de tweede zaterdag van september, tussen 10 en 17 uur (gratis) geopend voor het publiek.
 
==Archief==
Het rijke archief van het Smede Gildt en van het St. Eloyen Gasthuis is (tot 1946) ondergebracht in [[Het Utrechts Archief]].
 
==Literatuur==
===Primair===
*{{nl}}'''''Met hand en hart''', Zeven eeuwen smedengilde en St. Eloyengasthuis in Utrecht 1304-2004'' door Ronald Rommes en Joost van der Spek (ISBN 9054790644)
*{{nl}}'''''Het Utrechtse Smedengilde''', metaalbewerkers in Utrecht in de 17e en 18e eeuw'', doctoraalscriptie Nieuwere Geschiedenis van Gerard Ritter (1987).
===Secundair (beperkte opsomming)===
*{{nl}}'''''De smidsgezel van Utrecht''', Een verhaal voor jonge lieden'' door H.J. van Lummel (voor 1871)</br>
Regel 51 ⟶ 61:
[[Categorie:Gasthuis]]
[[Categorie:Geschiedenis van Utrecht]]
[[Categorie:Middeleeuwen]]
[[Categorie:Vereniging]]
 
[[en:St. Eloy's Hospice]]