Beklemrecht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Beklemrecht''' of ''recht van '''beklemming''''' is een eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht van het gebruik van andermans grond. Het is een een variant van [[erfpacht]] die vrijwel alleen in de provincie [[Groningen (provincie)|Groningen]] voorkomt.
 
==Kenmerken==
Regel 6:
Een belangrijk kenmerk van beklemming is de ondeelbaarheid. Zonder toestemming van de eigenaar kan het beklemrecht niet worden gesplitst (ook niet bij vererving). Het voornaamste verschil met erfpacht is dat de [[pacht]] voor een onbepaalde tijd is vastgesteld. De enige manier om ervan af te komen is daarom [[afkoop]].
 
Jaarlijks betaalt de beklemde meier de eigenaar ([[blote eigenaar]] genoemd) een vaste huursom. Omdat deze huursom onveranderlijk is in de tijd, is het in de loop der jaren een relatief laag bedrag geworden. Bij bepaalde gebeurtenissen (vererving of huwelijk bijvoorbeeld) is naast de huursom een ''geschenk'' verschuldigd. Doorgaans is het geschenk gelijk aan éénmaal de huursom.<BR>
 
Ook het betalen in natura komt nog voor, zoals: ''een [[mud (volume)|mud]] graan op [[midwinter]]''. Het komt ook voor dat de pacht zo klein is dat het niet loont hem te innen.
 
Regel 17 ⟶ 18:
:*Bij de [[Reductie van Groningen]] in 1594 werd het provinciebestuur door de secularisatie van de kloostergoederen (zie [[Kloosterkaart Groningen]]) eigenaar en beheerder van een grote oppervlakte cultuurgrond. Ondanks geschillen tussen Stad en [[De Ommelanden|Ommelanden]] werd in 1597 bepaald dat de geestelijke goederen in een gemeenschappelijk fonds moesten worden gebracht. De inkomsten zouden ten goede komen aan het onderhoud van scholen en de opvoeding van de jeugd. Het bijzondere is dat de provincie nooit gebruik heeft gemaakt van het recht de pacht op te zeggen. Alleen in 1632 werd eenmalig de huur verhoogd (Priester, 1991, 110). Op deze manier droeg de provincie bij tot een situatie van vaste onopzegbare huur.
 
In 1769 begon het voor het beklemrecht belangrijk geworden proces "Abel Derkskinderen". In 1767 kocht raadsheer (en later burgemeester van de stad Groningen) mr. Johan van Hoorn 100 deimt (50 hectare) grond onder Nieuwolde en Oostwolder Hamrik. Deze grond was in gebruik bij de kinderen van het overleden echtpaar Abel Derks en vrouw, in beklemming. Van Hoorn zei de huur op, maar Abel Derkskinderen beweerden dat het recht van beklemming onopzegbaar was. Pas in 1787 kwam tussen beide partijen tot een vergelijk: Abel Derkskinderen bleven op de boerderij tegen een onopzegbare, onveranderlijke huur van f 510,-.<ref>''Groninger encyclopedie, K. ter Laan / Dit land van terpen en torens, G. A. Brongers.''</ref>
 
(bronnen: Groninger encyclopedie, K. ter Laan / Dit land van terpen en torens, G. A. Brongers.)
 
==De economische betekenis==
Regel 27 ⟶ 26:
 
{{bron|bronvermelding=
<references />
*Peter Priester, De economische ontwikkeling van de landbouw in Groningen 1800-1910. Een kwalitatieve en kwantitatieve analyse, A.A.G. Bijdragen, 31, Wageningen, 1991
*M. Pothast, Beklemrecht, scriptie zie www.huisjurist.nl