Nederlandse Volksbeweging: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 19:
Om dit te bereiken moest er een brede [[progressivisme|progressieve]] partij worden opgericht. Hiervoor had men de tijd tot aan de [[Tweede Kamerverkiezingen 1946|Twee Kamerverkiezingen]] van mei 1946. Een heet hangijzer in de discussies binnen de NVB was of de Beweging zelf een partij moest oprichten of als 'bovenpartijdige' kracht de bestaande partijen op één lijn moest brengen.
 
Partijen die in aanmerking kwamen voor de nieuwe progressieve partij waren [[Sociaal Democratische Arbeiders Partij|SDAP]] (socialisten), [[Roomsch-Katholieke Staatspartij|RKSP]] (katholieken), [[Vrijzinnig Democratische Bond|VDB]] (vrijzinnigen), [[Christelijk-Historische Unie|CHU]] (hervormden) en [[Christelijk Democratische Unie|CDU]] (christelijk-pacifisten).
 
[[Liberale Staatspartij|LSP]] en [[Anti-Revolutionaire Partij|ARP]] kwamen niet in aanmerking, omdat zij verantwoordelijk waren voor de kabinetten-Colijn, die zich tijdens de crisistijd te zeer afzijdig hadden gehouden. Zij zouden een brede conservatieve partij kunnen starten, maar met de vorming hiervan hield de NVB zich niet bezig. De [[Communistische Partij van Nederland|CPN]] kwam niet in aanmerking, omdat het een communistische partij was. Dit terwijl de CPN interesse toonde in een samenwerking met de SDAP, om een breed socialistisch front te vormen.
 
Actief binnen de Volksbeweging waren mensen van alle hierboven genoemde partijen die in aanmerking kwamen voor de vorming van een progressieve partij, met name van SDAP en RKSP. Gesprekken over het samengaan van beide partijen stuitten vooral op bezwaren van symbolische aard: SDAP'ers [[Willem Drees|Drees]] en [[Willem Banning|Banning]] wilden dat de partij de rode vlag zou hanteren en dat de nieuwe partij viel onder de [[Socialistische Internationale]].