Französische Straße (metrostation): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
CrazyPhunkbot (overleg | bijdragen)
JörgenMoorlag (overleg | bijdragen)
+afb.
Regel 13:
 
Op 30 januari 1923 was het na een bouwtijd van elf jaar eindelijk zover: de Nord-Süd-Bahn kwam in gebruik en het station Französische Straße opende zijn deuren. Aangezien de stadskas vanwege de economische crisis zo goed als leeg was, bleef er weinig geld over voor de inrichting van de stations. De gebruikelijke betegeling van de wanden, zoals de oorspronkelijke architecten [[Heinrich Jennen]] en [[Walter Köppen]] hadden voorzien, was daarom geschrapt. [[Alfred Grenander]], huisarchitect van de Hochbahngesellschaft, en [[Alfred Fehse]] hadden na de dood van Jennen en Köppen het project overgenomen en kozen voor een goedkope wandbekleding van [[pleister (bouw)|pleister]]. Om de stations toch een eigen uiterlijk te geven werd er variatie aangebracht in de afstand tussen de steunpilaren, waardoor ook in het dak verschillende patronen ontstonden, en kreeg elk station een eigen herkenningskleur: de basiskleur van de stations is steeds wit, maar elementen als de stalen pilaren, omlijstingen en kiosken kregen een vaste kleur per station. Grenander had dit principe eerder toegepast op de [[U2 (Berlijn)|U2]] en liet de kleuren wederom in een zich herhalend patroon afwisselen. Station Französische Straße kreeg de kleur wit toegewezen<ref name="monument">[http://www.stadtentwicklung.berlin.de/cgi-bin/hidaweb/getdoc.pl?LIST_TPL=lda_list.tpl;DOK_TPL=lda_doc.tpl;&KEY=obj%2009035322 Vermelding op de monumentenlijst]</ref>; de pilaren en werden echter groen geschilderd.
[[Afbeelding:Franzstr-ubahn.jpg|thumb|left|220px|Perron]]
 
Aan beide uiteinden van het vlak onder het straatniveau gelegen [[eilandperron]] werden uitgangen naar de middenberm van de bovenliggende Friedrichstraße gecreëerd. Aangezien er hier weinig ruimte was, bouwde men aan elke zijde twee achter elkaar gelegen smalle trappen. De binnenste twee trappen dienden daarbij alleen als uitgang, terwijl de buitenste trappen als ingang aangemerkt waren. Deze oplossing is in vrijwel alle oudere stations van de U6 te vinden.
 
Terwijl op de oudere lijnen een perronlengte van 110 meter inmiddels de standaard was geworden, koos men bij de gemeentelijke metrolijn voor perrons met een lengte van 80 meter. Hierdoor konden, afhankelijk van het treintype, vier- of vijfrijtuigtreinen ingezet worden. Aangezien de Nord-Süd-Bahn met een groter [[omgrenzingsprofiel]] was aangelegd, reden er bredere treinstellen (2,65 m) met een grotere capaciteit dan op de lijnen van de Hochbahngesellschaft (2,3 m), waardoor kortere treinen voldoende werden geacht.<br clear="left"/>
 
===Tweede Wereldoorlog===