Goede trouw: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
De vraag of een persoon te goeder trouw is komt aan de orde in gevallen waarin de rechtsverhouding niet zo is, als deze lijkt te zijn. In bepaalde, in de wet geregelde gevallen wordt de persoon die uitgaat van een verkeerde voorstelling van de rechtsverhouding toch beschermd, mits hij te goeder trouw is. Is hij niet te goeder trouw, dan geldt de werkelijke rechtsverhouding onverkort en wordt hij niet beschermd.
 
Het leerstuk van de goede trouw is verwant met [[dwaling]], zij het goede trouw ook bij eenzijdige rechtshandelingen aan de orde komt, terwijl dwaling alleen bij tweezijdige rechtshandelingen, meer in het bijzonder bij het sluiitensluiten overeenkomsten aan de orde kan komen.
 
 
==Goede trouw in het Burgerlijk Wetboek==
 
Het Burgerlijk Wetboek bevat geen algemene, positieve definitie van het begrip “goede trouw", maar wel een negatieve definitie. Wel bepaalt art 3:11 van het Burgerlijk Wetboek dat goede trouw van een persoon ontbreekt, indien hij van de werkelijke feiten of juridische verhouding op de hoogte is, of indien hij deze had moeten kennen. Dit laatste criterium is gebaseerd op de gedachte dat men zich niet bewust onwetend mag houden van de werkelijke feiten, door ieder onderzoek na te laten. Daarnaast bepaalt art 3:11 BW dat goede trouw eveneens ontbreekt indien onderzoek onmogelijk is, maar men wel reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de schijnbare feiten of juridische verhouding. Wie besluit een risico te nemen, wordt dus niet beschermd op basis van goede trouw.