Graafschap Solms-Laubach: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 32:
Ook deze keer krijgen de twee oudste broers vooral de bezittingen in Hessen en de twee jongere broers de bezittingen in het oosten van Duitsland.
 
Na de dood van graaf Johan Frederik van Solms in 1696 gaat de versplintering verder. Zijn opvolger Frederik Ernst staat in 1703 het ambt [[Utphe]] af aan zijn broer Karel Otto en verkoopt in 1709 de heerlijkheid Wildenfels aan een derde broer, Hendrik Willem. Inmiddels heeft hij in 1706 het moeten erkennen dat de heerlijkheid Wildenfels onder de landshoogheid van het keurvorstendom Saksen valt. Het graafschap verliest daarmee dus zijn Reichsunmittelbare karakter.
De zijlinie in Utphe sterft in 1762 uit, waarmee Laubach en Utphe weer herenigd zijn.
 
Het weinige bezit wat de graven op de linker Rijnoever bezitten wordt in 1797/1801 door Frankrijk ingelijfd.
In paragraaf 16 van de [[Reichsdeputationshauptschluss]] van 25 februari 1803 worden ze schadeloos gesteld: de vorsten en graven van Solms voor het verlies van de heerlijkheden Rohrbach, Kratz-Scharfenstein en Hirschfeld en voor hun aanspraken op de abdij Arensburgen en het ambt Kleeberg: de abdijen Arnsburg en Altenburg.
 
De abdij Arnsburg komt aan Solms-Laubach.
 
In artikel 24 van de [[Rijnbondakte]] worden de bezittingen van de vorsten en graven van Solms in de Wetterau onder de souvereiniteit van de groothertog van Hessen-Darmstadt gesteld: de [[mediatisering]].
 
 
==Bezittingen==