Rijksheerlijkheid Reipoltskirchen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Reipoltskirchen''' was een tot de [[Boven-Rijnse Kreits]] behoreden rijksheerlijkheid binnen het [[Heilige Roomse Rijk]].
 
[[Afbeelding:Reipoltskirchen.JPX|200px|thumb]]
De burcht [[Reipoltskirchen]] in [[Rijnland-Palts]] wordt in 1276 voor het eerst vermeld. Het is de zetel van de heren en graven van Hohenfels. De heren van Hohenfels waren een zijlinie van de heren van [[Bolanden]] en stierven in 1602 uit.
Amalia van Daun-Falkenstein, de moeder van de laatste (minderjarige) heer blijft in het bezit van de heerlijheid en na haar dood in 1608 wordt ze opgevolgd door de twee zoons van haar zuster: Johan Casimir van Löwenhaupt en Steen van Löwenhaupt. Dit is het begin van een gemeenschappelijke regering die tot de opheffing van de heerlijkheid zal duren.
 
===Regenten tot de deling in 1608===
Regel 81 ⟶ 82:
 
===Het deel van Johan Casimir===
In dit deel komen steeds meer eigenaren en de aandelen worden ook regelmatig verkocht. De familie van Hillesheim weet steeds meer delen in handen te krijgen, tot driekwart van de heerlijkheid. In 1722 koopt Hillesheim de aandelen van Gustaaf Otto en Karel Emiel, in 1723 het deel van Karel Julius (via Georg Böhmer) en in 1724 het deel van Karel Frederik Frans (via Georg Willem van Höpken). Op 21 maart 1754 keurt de keizer de regeling goed die door de gemeenschappelijke bezitters is opgesteld.
Op 28 november 1763 verkoopt Niels Julius van Löwenhaupt het laatste deel van de familie aan rijksgraaf Philips Andreas van Ellrodt. Deze graaf is minister in het vorstendom Bayreuth. Na zijn dood in 1767 wordt hij opgevolgd door zijn weduwe, Sophia van Mandel. De verkoop in 1773 aan Christiaan IV van Palts-Zweibrücken wordt door een rechterlijke uitspraak geannuleerd.
In 1777 wordt dit deel gekocht door Carolina van Parkstein. Zij is een natuurlijke dochter van keurvorst [[Karel Theodoor van Beieren|Karel Theodoor van de Palts]]. In 1778 wordt de regerling van 1754 bevestigd.
Nadat zij haar bezit heeft verloren door de Franse annexatie van 1797/1801 wordt zij in de [[Reichsdeputationshauptschluss]] van 25 februari 1803 schadeloos gesteld. Volgens paragraaf 19 krijgt de vorstin van Isenburg, geboren gravin van Parkstein voor haar aandeel in de heerlijkheid Reipoltskirchen en andere heerlijkheden op de linker Rijnoever een eeuwigdurende rente van 23.000 gulden.