Rijksheerlijkheid Reipoltskirchen: verschil tussen versies

In dit deel komen steeds meer eigenaren en de aandelen worden ook regelmatig verkocht. De familie van Hillesheim weet dit deel daardoor in handen te krijgen. In 1722 koopkoopt Hillesheim de aandelen van Gustaaf Otto en Karel Emiel, in 1723 het deel van Karel Julius (via Georg Böhmer) en in 1724 het deel van Karel Frederik Frans (via Georg Willem van Höpken). Van 1754 tot 1763 is het weer in handen van de familie Löwenhaupt,.
Op van28 november 1763 totverkoopt 1767Löwenhaupt regeertzijn deel aan rijksgraaf Philips, graafAndreas vanEllrodt. EllrothNa enzijn daarnadood totin 17771767 wordt hij opgevolgd door zijn weduwe, Sophia van Mandel. In 1777 wordt dit deel gekocht door Carolina van Parkstein. Zij is een natuurlijke dochter van keurvorst Karel Theodoor van de Palts.

Nadat zij haar bezit heeft verloren door de franseFranse annexatie van 1797/1801 wordt zij in de [[Reichsdeputationshauptschluss]] van 25 februari 1803 schadeloos gesteld. Volgens paragraaf 19 krijgt de vorstin van Isenburg, geboren gravin van Parkstein voor haar aandeel in de heerlijkheid Reipoltskirchen en andere heerlijkheden op de linker Rijnoever een eeuwigdurende rente van 23.000 gulden.

Na de dood van Ernst Gotfried van Hillesheim op 9 mei 1785 valt half Reipoltskirchen aan zijn beide zusters: de ongehuwde Charlotte en ElizabethAnna AugusteElise Maria (overleden 1807), die hehuwdgehuwd is met de graaf van Spee.

Nadat zij haarhun bezit heefthebben verloren door de Franse annexatie van 1797/1801 wordt zijde nog levende zuster in de [[Reichsdeputationshauptschluss]] van 25 februari 1803 schadeloos gesteld. Volgens paragraaf 6 krijgt gravin Hillesheim voor haar aandeel in de heerlijkheid Reipoltskirchen een eeuwigdurende rente van 5.400 gulden.

| 1730-1748

| 1748-1785