Leendert Valstar: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ninane (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 77.249.214.159 hersteld tot de laatste versie door WezyBot.
Regel 26:
{{Verzetskruis}}
[[Categorie:Nederlands verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog|Valstar, Leendert Marinus]]
Leendert Marinus Valstar
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Leendert Marinus Valstar[1] (Naaldwijk, 10 augustus 1908 - Vught, 4 september 1944) was een Nederlands verzetstrijder in de Tweede Wereldoorlog. Hij was tuinder van beroep. In 1931 trouwde hij met Neeltje Dekker, geboren op 1 oktober 1904 in 's-Gravenzande.
 
Inhoud [verbergen]
1 Uitbreken van de Tweede Wereldoorlog
2 Bertus de Vries
3 Vught
4 Noten
 
 
[bewerk] Uitbreken van de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de meidagen van 1940 diende Valstar bij de Bereden Artillerie, maar kwam niet in actie. Hij hield contact met zijn dienstvrienden en met anderen die bereid waren verzet te plegen. Vanaf augustus 1942 namen hij en zijn vrouw ook onderduikers in huis.
 
Voorjaar 1943 stuurde de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) een vertegenwoordiger naar Naaldwijk om de mogelijkheden voor het onderbrengen van onderduikers te bespreken. Deze Henk Veldhuis ontmoette Valstar thuis bij Leenderts broer Tinus, die actief was bij het verspreiden van de illegale krant Trouw.
 
Veldhuis licht Valstar in over een ploeg in Meppel die zich bezighoudt met het overvallen van distributiekantoren en bevolkingsregisters. Naar Meppels voorbeeld richt Valstar vervolgens een eigen groep op, de Westlandse Knokploeg, waarmee hij een geslaagde overval pleegt op het Bureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd in Naaldwijk. Verraad verhindert echter geplande overvallen op bevolkingsregisters. Valstar moet vluchten om aan arrestatie te ontkomen.
 
 
[bewerk] Bertus de Vries
Vanaf juli 1943 leidde Valstar als 'Bertus de Vries' een zwervend bestaan, en wijdde zich volledig aan illegaal werk. In augustus 1943 werden de regionale activiteiten van de diverse knokploegen gebundeld in de Landelijke Knokploegen; samen met Izaak van der Horst en Hilbert van Dijk uit Kampen en Liepke Scheepstra uit Arnhem trad Valstar toe tot de landelijke Top. Zijn werkterrein werd de opbouw en organisatie van knokploegen in heel West- en midden-Nederland.
 
Naast zijn landelijke werk bleef hij actief als leider van zijn uit 15 man bestaande knokploeg. Met zijn ploeg pleegde hij overvallen in onder meer Capelle aan de IJssel, Lopik, IJsselstein, Alphen aan den Rijn, Broek op Langendijk, Krimpen aan de Lek, Zwammerdam, Doesburg, Naaldwijk en Delft. Doel van de overvallen was hetzij het vernietigen van persoonsadministraties (onder meer ten behoeve van de Arbeitseisatz), hetzij het buitmaken van distributiebonnen, die via de LO werden verdeeld onder onderduikers. Ook werden wel politiebureaus 'gekraakt' om aan wapens te komen.
 
 
[bewerk] Vught
Op 15 mei 1944 brengt 'Bertus de Vries' een familiebezoek aan Delft. Weer op weg naar het station, wordt hij bij toeval aangehouden door een agent; op het hoofdbureau wordt hij herkend als betrokkene bij de Delftse 'wapenkraak' in februari van dat jaar. Dezelfde avond nog wordt hij naar de SD in Rotterdam gebracht. Al spoedig wordt hij geïdentificeerd als Leendert Valstar, gezocht wegens een overval in Naaldwijk en verdacht van betrokkenheid bij meer illegaal werk. De SD gelast verscherpte bewaking en Valstar wordt afgevoerd naar het cellencomplex in het concentratiekamp Vught.
 
Buiten het kamp wordt alles geprobeerd om Valstar aan een doodvonnis te doen ontkomen. Leenderts vader is er half augustus 1944 van overtuigd dat zijn zoon niet de doodstraf zal krijgen. "Maak je om Leen maar geen zorgen; hij krijgt levenslang in plaats van de doodstraf, zegt hij tegen zijn zwangere schoondochter Nelie."[2]
 
Het verloop van de oorlog werkte echter in het nadeel van de gevangenen in Kamp Vught. Half augustus 1944 forceerden de Geallieerde legers een doorbraak in Normandië en rukten snel op in de richting van België en Nederland. Op 3 september werd Brussel bevrijd, op 4 september Antwerpen. In allerijl zetten de Duitsers een ontruimingsplan op voor het kamp Vught. Kort tevoren was tevens een bevel van Hitler van kracht geworden dat "terroristen" zonder vorm van proces moesten worden gedood, het zogeheten Niedermachungsbefehl. Op grond hiervan werden 450 verzetsstrijders vlak vóór en tijdens de ontruiming geëxecuteerd op de fusilladeplaats nabij het kamp; dit staat bekend als de Deppner-executies. Leendert Valstar werd gefusilleerd op 4 september 1944 samen met Izaak van der Horst, Jacques de Weert en zestig anderen. Van de ongeveer 3500 gevangenen die in deze periode werden getransporteerd naar Sachsenhausen overleefde vrijwel niemand de oorlog.
 
Dr. L. de Jong, auteur van het standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, omschrijft Leendert Valstar als volgt: "een geboren leider en een groot organisator, die als leider van zijn eigen knokploeg een enorme indruk maakt op zijn mensen door zijn grote kalmte en door zelf de gevaren niet uit de weg te gaan".3]