Rijksstad Gelnhausen: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 5:
In 1349 worden de stad en de burcht door keizer Karel IV verpand aan de graaf van Schwarzburg-Hohenstein. Dit betekent het begin van een steeds verder teruglopende van de vrijheid van de rijksstad. In 1435 volgt een nieuwe verpanding, nu aan de keurvorst van de Palts en de graaf van Hanau.
De reformatie wordt omstreeks 1540 ingevoerd, maar wel in overleg met de pandheren.
Na het uitsterven van de graven van Hanau in 1736 valt hun graafschap en dus ook het pandschap aan de landgraven van Hessen-Kassel. Het laatste restje rijksvrijheid verdwijnt nu practisch, hoewel de keizer in 1734 en 1769 de Rijksvrijheid van de stad bevestigt. In 1745 wordt de onderworpen aan de pandheren en een jaar later verkoopt het keurvorstendom Palts zijn rechten aan het landgraafschap Hessen-Kassel, zodat er nog maar één pandheer is.
Op het pandheerlijke ambtshuis resideert sinds 1654 een zijtak van het huis Palts-Birkenfeld, die dus bekend staat onder de naam Palts-Gelnhausen. Deze tak voert in de negentiende eeuw de titel hertog '''in''' Beieren.
Formeel komt het einde door de [[Reichsdeputationshauptschluss]] van 25 februari 1803. In paragraaf 7 wordt Hessen-Kassel de stad Gelnhausen toegewezen. Opmerkelijk genoeg wordt Gelnhausen geen rijksstad genoemd.
|