Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Bunkergebouw (overleg | bijdragen)
Versie 67619138 van Azulisten (overleg) ongedaan gemaakt.
Labels: Ongedaan maken Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website Geavanceerde mobiele bewerking
Bunkergebouw (overleg | bijdragen)
Versie 67619136 van Azulisten (overleg) ongedaan gemaakt.
Labels: Ongedaan maken Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website Geavanceerde mobiele bewerking
Regel 45:
De stad kent haar oorsprong in de stichting van het nabij gelegen [[Tamuda]] in de 3e eeuw voor Christus door de [[Mauretania (oudheid)|Mauretaniërs]]. Onder de Romeinen zou het zich ontwikkelen tot een van de belangrijkere steden van Romeins Marokko.
 
De exacte datum van de stichting van Tétouan is niet duidelijk. De naam wordt niet genoemd in vroege Arabische bronnen met betrekking tot de [[Islamitische verovering van de Maghreb|islamitische verovering van Marokko]]. Toen de Arabieren in dit gebied aankwamen, werd het vanuit [[Ceuta]] geregeerd door een onderdaan van de [[Visigoten]], Julian. De bronnen melden dat de regio bevolkt werd door Arabische[[Ghomara (volk)|Ghomara]]-stammen. De stad wordt voor het eerst genoemd in teksten uit de 9e eeuw, als het Marokkaanse rijk van de [[Idrisiden]] wordt opgesplitst en verdeeld onder de kinderen van Idris II. Bekend is dat zijn zoon [[Al-Kasim]] dan heerste over [[Ceuta]], [[Kasr Masmuda]] (''Ksar es-Seghir''), [[Hajar Al-Nasr]] en Tétouan, met als hoofdstad [[Tanger]]. Tétouan moet in deze periode niet meer dan een dorp zijn geweest.
 
In 953 deed de [[Fatimiden]] generaal [[Djawdhar]] een poging om de stad in te nemen, wat mislukte. Onder leiding van de generaal [[Ziriden|Bullughin ibn Ziri]] kwamen de Fatimiden in 979 tot aan de bergen buiten Tétouan, maar besloten om het niet aan te vallen. In de 11e eeuw omschreef [[Al-Bakri]] Tétouan als de hoofdstad van de [[Banu Sikkin]], een substam van de [[Masmuda]]. Tetouan was inmiddels uitgegroeid tot een klein stadje, met een oude [[citadel (bouwwerk)|citadel]] en een [[moskee]] met [[minaret]]. In de 12e eeuw speelt Tétouan een rol in de oorlogen tussen de [[Almoraviden]] en de [[Almohaden]]: de Almoraviden gebruikten Tétouan als kamp voor hun veldtochten door het [[Rifgebergte]]. De bekende schrijver [[Muhammad al-Idrisi]] merkt in deze periode op dat het stadje het centrum is van de Madjaksa Berbers.
 
De werkelijke stichting van de stad Tétouan vond plaats in 1305 door de [[Meriniden]] sultan [[Abou Tabit]], die dan begint aan een grootschalig bouwproject in de stad. Zijn vader [[Abu Yusuf Yaqub]] had er in 1286 al een belangrijke militaire versterking laten bouwen. Deze was bedoeld als uitvalbasis naar [[Ceuta]], dat kort daarvoor bezet was door [[Uthman ibn Idris]], een door de [[Nasriden]] van Spanje gesteunde [[troonpretendent]]. In 1350 kwam de stad in handen van een rebels lid van het Meriniden huis. In 1399 werd de stad, die een toevluchtsoord voor piraten was geworden, door de Spanjaarden geplunderd onder leiding van de Castiliaanse koning [[Hendrik III van Castilië|Hendrik III]].
 
Vanaf 1483 werd de stad echter weer opgebouwd door [[Moren]] die vanwege de [[inquisitie]] uit [[Granada (stad)|Granada]] waren gevlucht. Volgens de historicus [[Skirej]], was het in 1483 dat 80 [[Andalusië]]rs zich in de stad vestigden en begonnen met de bouw van woningen. Die Andalusiërs werden echter aangevallen door leden van de [[Beni Hozmar]] stam (die nog steeds het gebied rondom Tétouan bevolkt), waarna zij een beroep deden op de [[Wattasiden]] sultan. Deze stuurde vervolgens 80 soldaten (40 Fessies en 40 Riffijnen) om de Andalusiërs te beschermen tegen de aanvallen. De sultan doneerde ook een geldbedrag van 40.000 [[mithqal]] ten behoeve van de herbouw. In 1501 en 1502 zag de stad meer vluchtelingen uit Spanje komen. De Andalusiërs stonden onder leiding van [[Abu Hassan al-Mandari]], onder wiens leiderschap de Spaanse moslims (vergezeld door stammen uit het Rif) de Portugese bezittingen van Tanger, Ksar el-Seghir en [[Larache]] begonnen aan te vallen. Tussen 1515 en 1542 stond de stad onder de leiding van [[Sayyida al Hurra]].
 
Dit was voor koning [[Filips II van Spanje]] aanleiding om in 1565 de haven van Tétouan te verwoesten. Gedurende deze periode was de stad semi-onafhankelijk van de sultans der Wattasiden, met de Andalusiër Abu Hassan al-Mandari als bestuurder. Met de dood van al-Mandari ging de stad een turbulente periode in, gekenmerkt door de drang naar autonomie van de inwoners en pogingen van de [[Saadidynastie|Saadi]]-sultans om hun wil op te leggen aan de inwoners. In de 17e eeuw werd de Tetouani politiek gedomineerd door de rijke al-Naksis familie.
 
Eind 17e eeuw werd hun macht echter definitief gebroken door sultan [[Ismail van Marokko|Moulay Ismael]], waarna het bestuur van de stad in handen kwam van een Berberse familie uit Tanger. Hoewel de stedelingen de dominantie van Tanger in eerste instantie hevig bevochten, lukte het de gouverneur (of basha) van Tanger, [[Ahmad al-Rifi]], om de stad in 1713 definitief in handen te krijgen. Onder zijn bewind vonden een groot aantal bouwprojecten plaats, waaronder de ''Al Basha''-moskee (de oudste nog staande in Tétouan) en een aantal weelderige paleizen, waarvan de bekendste het ''Mechouar'' paleis is. Met zijn dood in 1743 keerde de onrust terug.
 
n 1790 vond er een [[pogrom]] plaats in de stad, gestart door [[Sultan Yazid]]. De joodse wijk werd geplunderd en veel vrouwen verkracht.<ref>Norman A. Stilman (1979) ''The Jews of Arab Lands. A History and Source Book.''</ref>