Sleepeg

landbouwwerktuig

De sleepeg is een door het paard getrokken landbouwwerktuig voor het fijn verkruimelen van zanderige grond. Ze is te onderscheiden van de eg. Het tuig werd in West-Vlaanderen 'oeselaar' genoemd en kwam grotendeels ook daar alleen voor, gezien de overwegend zanderige bodem. De oeselaar is een tuig dat gesleept werd door één trekpaard. Het paard trok dus de sleepeg met de tanden naar achteren (in tegenstelling tot een gewone eg waarbij de tanden naar voren staan). De vorm van de oeselaar verschilde naargelang de maker (vaak een wagenmaker), de gebruiker en de grond.

Sleepeg uit Kortemark (1880-1940), bewaard in de Collectie Bulskampveld.

Bouw bewerken

In de regel waren er twee of drie rijen naar achteren gerichte grove houten (bijna altijd essenhout) of ijzeren tanden die in een dwarsbalk waren bevestigd.[1] Deze balken waren op hun beurt met elkaar verbonden door een stevig raamwerk. Boven op het raamwerk was een planken vloer gemaakt waarop de boer bij het trekken plaatsnam. Om de kosten voor een aparte oeselaar te vermijden, gebeurde het dat een landbouwer een eg, waarvan de zware tanden aan de bovenzijde nog niet helemaal in de balken waren gedreven, omdraaide. Met de korte eindes van de tanden bereikte hij een gelijkaardig resultaat als met de schuin naar achteren gerichte tanden van de oeselaar.

Werking bewerken

Terwijl de landbouwer met de linkerhand het leidsel van het paard vasthield, stond hij wijdbeens op de planken. Tijdens het trekken zette hij afwisselend extra druk met eerst linker- en dan rechtervoet. Op die manier schommelde de sleepeg als het ware over het land. Hierdoor werden de grove aardkluiten verkruimeld en werd de grond voorbereid om te worden ingezaaid (bijvoorbeeld met raapzaad). Het tuig werd gebruikt om fijn zaad licht toe te dekken. In de hopvelden werd de sleepeg ook gehanteerd om tussen de rijen door de grond te verkruimelen. Het kwam ook voor dat een boer er mee over de net opgeschoten aardappelen trok om het onkruid te verwijderen.[1] De oeselaar is een typisch regionaal werktuig dat alleen in het niet-gemotoriseerde tijdperk functioneerde. Achter een tractor werden dergelijke tuigen niet gebruikt.