De rekenwaarde van een materiaalsterkte (bijvoorbeeld de betondruksterkte, de elasticiteitsmodulus) is de karakteristieke sterkte van dat materiaal gedeeld door een partiële veiligheidsfactor γ. Deze factor houdt onder meer rekening met het feit dat de sterkte een lagere waarde kan aannemen dan de karakteristieke waarde (aangenomen 95%) en allerhande model- en uitvoeringsonzekerheden.

De rekenwaarde van een belasting is de karakteristieke grootte van die belasting vermenigvuldigd met een veiligheidsfactor γ. Deze houdt rekening met de mogelijkheid dat de karakteristieke waarde wordt overtroffen, en allerhande fouten in de belastingsmodellen.

Materiaalsterkte bewerken

Voor berekeningen in de bruikbaarheidsgrenstoestand zijn al deze veiligheidsfactoren gelijk aan 1, voor de uiterste grenstoestand zijn deze als volgt:

Beton
Eigen keuring (algemeen) 1,5
Gevolgde keuring in fabriek 1,3
Gevolgde keuring op bouwplaats 1,4
Verminderde keuring 1,6
Staal
Algemeen 1,15

Uit deze factoren blijkt dat de kwaliteit van staal beter gecontroleerd kan worden dan de kwaliteit van beton.

Belastingen bewerken

Net als bij de materiaaleigenschappen is de belastingfactor in de bruikbaarheidsgrenstoestand gelijk aan 1,00. Gunstig werkende variabele belastingen worden in deze grenstoestand meestal niet meegenomen. De belastingsfactoren die worden toegepast zijn onder andere afhankelijk van de toepassing van het gebouw. Voor variabele belastingen gelden gelijktijdigheidsfactoren, aangegeven met de letter ψ. De onderstaande tabel geeft een versimpeld overzicht van de belastingsfactoren voor gebouwen in de klasse RC2 (Reliabilty Class 2):

Type belasting Permanente belasting Variabele belasting
Ongunstig effect Gunstig effect Overheersende belasting Andere belastingen
UGT 6.10a 1,35 0,90 1,50 ψ0 1,50 ψ0
6.10b 1,20 0,90 1,50 1,50 ψ0
BGT 1,00 1,00 - -

Voor de UGT is de grootste rekenwaarde (uitkomst van 6.10a of 6.10b) maatgevend.