Quekel(s) (ook: Queeckel en: Quequel) was een Nederlands regentengeslacht uit Dordrecht.[1] Gijsbrecht Quekel en zijn nakomelingen waren de ambachtsheren van Wieldrecht.[2][3]

Leden van dit geslacht werden in de 15e en 16e eeuw in het Hof begraven, waar Hendrik Quekel in 1447 een kapel stichtte.[1][4]

Wapen bewerken

"Gevierendeeld: I en IV in goud drie rood gekapte zilveren vogels, zwart gekroond; II en III in blauw drie zilveren schuinkruisjes."[5]

Enkele Telgen bewerken

  • Gijsbrecht Barendsz Quekel van Wieldrecht; Raad (1422), Schepen (1423) en burgemeester (1426) van Dordrecht, beleend met de heerlijkheid Wieldrecht (1453).[6][2]
    • Hendrik Gijsbrechtsz Quekel; raad van Dordrecht (1457), rekenmeester van de Grafelijksheidsdomeinen (1472), getrouwd met Jonkvrouwe Catharina Henrice.[4]
    • Gijsbrecht Gijsbrechtsz Quekel van Wieldrecht; heer van Wieldrecht, kastelein (1454) en schepen van Gorinchem (1460).[6][3]
      • Hugo Quekel van Wieldrecht; heer van Wieldrecht.
        • Jacob Hugosz Quekel; heer van Wieldrecht en Oudelandsambacht, kastelein van het kasteel Linschoterpoort (1507).[7]
          • Jacob Jacobs Quekel van Wieldrecht; heer van Wieldrecht en Oudelandsambacht, baljuw van Zuid-Holland (1537, 1540, 1558).[8]

Overige telgen bewerken