Portaal:Vroegmoderne Tijd/Etalage12

Nederlandse schepen op de rede van Texel; in het midden de 'Gouden Leeuw', het vlaggeschip van Cornelis Tromp. Ludolf Bakhuysen, 1671.
Nederlandse schepen op de rede van Texel; in het midden de 'Gouden Leeuw', het vlaggeschip van Cornelis Tromp. Ludolf Bakhuysen, 1671.

In 1600 bezaten de Nederlanders al zo'n 10.000 schepen; zij bevoeren alle zeeën en oceanen. Het leeuwendeel van de West-Europese handel werd in de 17e eeuw vervoerd door Nederlandse schepen. Zij beheersten niet alleen de handel tussen Spanje, Frankrijk, Engeland en de Oostzee, maar ook een groot deel van de kustvaart tussen Franse havens onderling. Zelfs Franse wijngaarden waren particulier bezit van Nederlanders. Rond 1670 beschikte de Republiek over circa 15.000 schepen. Dat was vijfmaal meer dan de Engelse vloot. Op het hoogtepunt bestond de vloot uit 20.000 schepen van 50 tot 600 ton. Daarmee werd 60% van de zouthandel in Europa beheerst, 75% van de haringhandel, 75% van de graanhandel en 65% van de wijnhandel.

In de Tachtigjarige Oorlog waren de watergeuzen van groot belang. De inname van Brielle in 1572 was het eerste grote succes in de opstand tegen Filips II. Een ander belangrijk wapenfeit was de overwinning in de Slag op de Zuiderzee in 1573.

Nederlanders waren te vinden rond Spitsbergen, waar zij bijna als enige op walvisvaart gingen, en op Kaap de Goede Hoop, die zij in 1652 op de Portugezen veroverden. De huidige Afrikaners stammen af van de Nederlandse kolonisten die zich daar in de loop der tijd vestigden. Via Kaap Hoorn bereikten zij de Stille Oceaan.

In 1602 was de Vereenigde Oostindische Compagnie opgericht. De Nederlanders toonden zich geduchte concurrenten van de Portugezen in India en het Verre Oosten. Op Java stichtten zij Batavia, het huidige Jakarta, in 1619. De Engelse EIC trok zich in 1623 van Ambon (een van de Molukken, waar de specerijen vandaan kwamen) terug na het incident dat bekendstaat als de Ambonschen Moord.

Verder lezen