Overleg:Rohel (Achtkarspelen)

Laatste reactie: 5 jaar geleden door Fyke Bôle in het onderwerp Kolonelsdiep

Kolonelsdiep bewerken

Het Olde diep tussen het Bergumermeer en Gerkesklooster was er al voor 1508 (zie Kolonelsdiep.) De naam Cornelsdiep of kolonelsdiep voor dit gedeelte komt voor het eerst voor in 1595, die naam is dus niet al in 1571 gegeven.

Fyke Bôle (overleg) 5 nov 2018 13:07 (CET)Reageren

Eerste eigenaar scheepstimmermanswerf De Rode Helling te Rohel onder Harkema-Opeinde. bewerken

In mijn opinie was de eigenaar van de eerste scheepshelling op de Rohel Pijtter Nannes. In de Quotisatie kopieren van 1749 vinden we de schuitmaker Pijtter Nannes als hoofd van een gezin bestaande uit 2 volwassen en 1 kind [= dochter Beitske]. Zij wonen in Harkema-Opeinde en Pijtter Nannes werd geacht een belasting van ƒ 22 gulden op te kunnen brengen (wat in die tijd een behoorlijk hoge belasting was). Bij de belijdenis van zijn vrouw Bontje Johannes in 1753 staat hij als Mr. Scheepstimmerman onder Harkema-Opeinde en bij haar overlijden in 1771 als "Scheepstimmermansbaas bij 't Rood-Huiske aan 't Colonels-Diep onder Harkema-Opeinde". Late bezit zijn nageslacht ook veel grond op de buurtschap Rohel, waarbij tevens vaststaat dat zijn dochter Beitske eigenaar was van de grond rondom de Rode Helling en haar schoonzoon Gosse Folkerts [van 1811 Gosse Folkerts Dijkstra] vanaf 1808 eigenaar van de Rode Helling zelf. Gosse was al vanaf eind 18e eeuw werkzaam op deze werf bij zijn broer Jan Folkerts. Deze Jan en Gosse waren zonen van een mr. scheepstimmerman uit Gorredijk. De schoonzoon van Gosse staat in de kadastrale gegevens van 1832 als eigenaar. Feitelijk waren de dochters van Gosse Folkerts Dijkstra (Beitske en Bontje Gosses Dijkstra) eigenaar geworden. Zij hadden in eerste instantie de werf verhuurd, maar daarna formeel de werf verkocht. Door het recht van hypotheek bleven zij geregistreerd eigenaar. Het liep toen niet goed met de werf, waarop zij de vordering op de koper later hebben gecedeerd. Deze nieuwe schuldeiser heeft daarna de werf verkregen in een onderhandse verkoop. Zie onderstaande lijst van eigenaren. Deze lijst is opgesteld na gedegen onderzoek van o.a. de notariële akten die te vinden zijn op www.allefriezen.nl. Ca 1789/1790 De in 1758 geboren scheepstimmerman Jan Folkerts kwam rond 1790 met zijn (nog kleine) gezin onder Harkema-Opeinde wonen, waar op 21 januari hun tweede kind, dochter Janke, werd geboren. Deze Jan Folkerts vertrok in mei 1808 met het grootste deel van zijn gezin (weer) naar Gorredijk, waar - tot zijn overlijden in juni 1785 - vader Folkert Jans gewerkt had als meester schuitmaker . In Gorredijk nam Jan Folkerts in 1811 overigens de familienaam Bijlsma aan, waarbij werd aangetekend dat zijn zoon Folkert Jans te Rohel woonde. In het registre civique stond deze zoon als ‘compagnon charpentier de vaisseaux’ [= scheepstimmermansgezel] . Vader en scheepstimmerman Jan Folkerts Bijlsma heeft het in Gorredijk ook niet echt gered. Aanvankelijk staat hij daar wel als scheepstimmerman, maar bij zijn overlijden in 1826 staat hij als ‘scheeptimmerknegt’ in de overlijdensakte. Overigens heeft hij op 26 mei 1813 nog wel wat van doen gehad met de aalmoezeniers van Drogeham. Op die dat wordt door notaris Gerrit Tammes de Jongh uit Langezwaag een certificaat opgesteld waarin deze aalmoezeniers en Jan Folkerts Bijlsma worden vermeld. Wat dit certificaat exact behelsde is niet geheel duidelijk omdat de akte niet in het minutenregister raadpleegbaar is. 10 mei 1808 Gosse Folkerts kocht volgens een koopbrief van 10 mei 1808 een scheepshelling en twee huisjes van zijn hiervoor beschreven bijna 12 jaar oudere broer Jan Folkerts. Afgaande op overige gegevens was Gosse al met/voor zijn oudere broer Jan werkzaam te Rohel op de scheepswerf de Rode Helling. Mogelijk al in 1789/1790 toen Jan Folkerts onder Harkema-Opeinde kwam wonen, maar bij het eerste huwelijk van Gosse in 1795 woonde hij al onder Harkema-Opeinde. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren. Beitske (op 26 juli 1797) en Bontje (op 13 augustus 1800). Deze laatste werd bij haar doop (12 oktober 1800) vernoemd naar de kort na haar geboorte (op 11 september 1800) overleden moeder Bontje Johannes Boetes. Toen Gosse Folkerts de werf kocht was hij dus een weduwnaar met twee jonge dochters. Op 11 mei 1809 hertrouwde Gosse Folkerts met Janke Hendriks Schipper. Uit dit huwelijk werd een jaar later hun (enige) dochter Antje geboren. Gosse heeft vervolgens in 1811 voor zichzelf en zijn drie dochters de naam Dijkstra aangenomen en stond in het registre civique ingeschreven als ‘mr. charpentier de vaisseaux’ [= meester scheepstimmerman] in [de toenmalige gemeente] Augustinusga. 21 augustus 1813 Op 18, 19 en 21 augustus 1813 werd door de notaris Jan Romein een inventaris opgesteld inzake de nalatenschap van de op 8 juli 1813 in het huis n° 11 overleden Gosse Folkerts Dijkstra. In die inventaris staat Gosse als eigenaar van "Een ScheepsHelling met deszelfs grond en twee arbeidershuisjens staande en gelegen op meergemelde plaatse Rohel." Deze helling was volgens deze inventaris door Gosse Folkerts een jaar vóór zijn tweede huwelijk gekocht. Zijn tweede vrouw Janke Hendriks Schipper zette de bedrijfsvoering voort tot haar overlijden op 19 april 1820. Daarbij werd zij geholpen door een oomzegger van Gosse. Deze neef was Folkert Roels Los (een zoon van zus Antje van Gosse), die mogelijk al voor het overlijden van Gosse bij hem in dienst was of op zijn minst met hem samenwerkte. Deze Folkert woonde in 1814 en 1818 in het huis met nr. 10. 1 juni 1820 In de inventaris van de nalatenschappen van Gosse Folkerts Dijkstra en Janke Hendriks Schipper werd op 1 juni 1820 de scheepswerf als volgt omschreven: “Een oude scheepshelling met deszelfs grond en twee arbeidershuisjes, staande en gelegen op de Rohel voornoemd, hebbende ten oosten, westen en noorden Beitske Pieters [dit was de moeder van de eerste echtgenote van Gosse] en ten zuiden het Collonelsdiep, getauxseerd op Vijff honderd Guldens.” In deze inventaris wordt vermeld, dat deze (en andere) onroerende goederen met een totale getaxeerde waarde van ƒ 2.250 voor 4/6 deel eigendom zouden zijn van Antje Gosses Dijkstra (het kind van Gosse en Janke) en van Beitske en Bontje Gosses Dijkstra ieder voor 1/6 deel (dit waren de kinderen van Gosse en zijn eerste echtgenote Bontje Johannes Boetes). 17 juni 1820 Vrijwel direct na deze inventaris is op 17 juni 1820 een huurcontract getekend waarin Jouke Ates van der Veer en Rinze Alles Bosma (de echtgenoten van respectievelijk Beitske en Bontje Gosses Dijkstra) als verhuurders worden genoemd van “Een Huizinge met draagtreeft staande en leggende platen, planken en borden mitsgaders hovinge en tuin, benevens de scheepstimmerwerf en twee knegten kamers of woningen alles staande en gelegen op het westend van de Rohel onder meergemelde dorpe Harkema Opeinde ”. Schijnbaar was de scheepswerf dus toebedeeld aan de twee dochters uit het eerste huwelijk. De huurder was de timmerbaas Jan Jacobs Bijlsma uit Harkema-Opeinde. In 1811 stond hij, wonende onder Harkema-Opeinde, als scheepstimmermansgezel in het registre civique. Bij zijn huwelijk van 19 mei 1819 met Wietske Johannes Pool en de geboorte van zijn dochter Cornelia op 18 december 1819 werkte deze huurder te (Noorder-)Drachten als scheepstimmermansknecht. Jan Jacobs Bijlsma huurde voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren ingaande 12 mei 1820 voor een bedrag van ƒ 150 per jaar, welke huursom jaarlijks op St. Martinidag (11 november) in klinkende munten betaald moest worden. Het gebruik van de ‘hellingsgereedschappen’ was onderdeel van de overeenkomst. De schipper Johannes Klazes Pool (schoonvader) trad voor de huurder op als borg. Op de werf is de Jan Jacobs Bijlsma ook schepen gaan bouwen. We vinden in de notariële archieven de eerste scheepsbrief [= koopakte van een schip/veelal met hypotheek] op 27 juni 1821. Op 10 juli van dat jaar werd zoon Johannes Jans geboren, waarbij vermeld is dat deze geboren is op de Rohel onder Harkema-Opeinde. De huurder woonde dus feitelijk ook bij/op de scheepswerf. Ook de zonen Jacob Jans (26 juni 1823) en Sjoerd Jans (12 november 1825) van de scheepstimmerman Jan Jacobs Bijlsma en werden ‘te Rodehel onder Harkemaopeinde in het huis gequoteerd n° 11’ geboren. Op 1 april 1826 verkocht de landbouwer Meine Johannes Boetes uit Augustinusga een huizinge met tuin te Rohel onder Harkema-Opeinde met n° 8 met ten oosten de wijk [= afvoerkanaaltje], ten zuiden het Collonelsdiep ten westen Oege Pieters en ten noorden de verkoper Meine Johannes Boetes. Het huis ging voor ƒ 500 naar de scheepstimmerman Jan Jacobs Bijlsma uit Harkema-Opeinde. Gelijktijdig ontstond tussen de partijen een hypothecaire geldlening voor het volle koopbedrag tegen een jaarlijkse rente van 5% ingaand 12 mei 1826. Deze akte was door de notaris Jan Romein uit Buitenpost in het huis van Meine Johannes Boetes opgesteld en getekend door de partijen en de getuigen. Hiermee is duidelijk dat op de algemene verhuisdag van 1826 [=12 mei] een einde kwam aan de huurovereenkomst tussen Jan Jacobs Bijlsma en de echtgenoten van de zusters Beitske en Bontje Gosses Dijkstra. Meine Johannes Boetes was overigens een oom van deze zusters. De in de akte genoemde ‘buurman’ Oege Pieters Hoekstra had inmiddels de scheepswerf de Rode Helling gekocht. Wel werd Jan Jacobs Bijlsma gelijk zijn concurrent, omdat deze zijn werk op de nieuwe locatie ging voortzetten als scheepstimmerman en schuitemaker . 15 februari 1826 In een koopakte van 15 februari 1826 van notaris Jan Romein waren inmiddels als verkopers vermeld: Beitske Gosses Dijkstra en haar zus Bontje Gosses Dijkstra. Beide waren tot het passeren van deze akte geautoriseerd door hun echtgenoten Jouke Ates van der Veer en Rinze Alles Bosma. Zij verkochten aan de scheepstimmerman Oege Pieters Hoekstra en zijn huisvrouw Grietje Harmens uit Harkema Opeinde “Een huizinge en Tuin met bomen en plantagie en al hetgeen daarin, om en aan aard, band, spijker en nagelvast is benevens een scheepstimmerwerf en noch een huizinge benevens de grond daar bij gehorende gequoteerd met N° 11 en 12, alles taande en gelegen onder Harkema Opeinde. Hebbende tot naastlegers: ten oosten K.S. Elzinga [= deurwaarder Klaas Sijbrens Elzinga], ten zuiden Kollonelsdiep ten westen Roel Fokkes [= Roel Fokkes Fokkinga] en ten noorden M.J. Boetes [=Meine Johannes Boetes, zoon van Johannes Meines Boete en Beitske Pieters.] ” De koop werd aangegaan voor ƒ 2.200, onder voorwaarde dat de koopsom niet eerder zou worden opgeëist dan op 1 mei 1829. Het stond de kopers evenwel vrij op voor de datum al wel delen te betalen, doch niet minder dan ƒ 500 tegelijk. Daarnaast betaalde de kopers ingaande 12 mei 1826 een interest van 5% per jaar. De verkopers kregen dus het recht van hypotheek en een preferentie tot de volle betaling van de koopsom. Daarnaast werd tot meerdere zekerheid voor het betalen van de koopsom en de rente hypotheek gegeven over een drietal stukken grond Deze verkoop liep niet geheel lekker, want … 1832 Bij de inventarisatie van de kadastrale eigendommen van 1832 zien we iets vreemds. De landbouwer Jouke Ates van der Veer - echtgenoot van Beitske Gosses Dijkstra en dus de schoonzoon van bovengenoemde Gosse Folkerts Dijkstra - staat daar als eigenaar van de percelen 52 en 53 van sectie G in de kadastrale gemeente Drogeham. Dit betrof de scheepswerf met de daarop aanwezige twee (arbeiders-)woningen die in die tijd de huisnummers 11 en 12 hadden. De inmiddels in maart 1830 overleden deurwaarder Klaas Sijbrens Elsinga uit Buitenpost was toen nog geregistreerd als eigenaar van de huizen op de kadastrale percelen 49 en 51 (kadastrale gemeente Drogeham, sectie G). Het huis bij perceel 49 was voorzien van het nummer 9, waarin eertijds Folkert Roels Los (waarschijnlijk scheepstimmermansknecht bij zijn oom Gosse Folkert Dijkstra) woonde. Perceel 51 betrof mogelijk het huis met nummer 10. 17 september 1842 Beitske Gosses Dijkstra, gehuwd met Jouke Ates van der Veer uit Buitenpost en Bontje Gosses Dijkstra, gehuwd met Rinse Alles Bosma uit Veenwouden dragen op 17 september 1842 hun (hypothecaire) vordering op Pieter Oeges Hoekstra over op Durk Kuipers uit Buitenpost. 10 april 1846 Durk Kuipers junior heeft in een onderhandse koopakte een aantal onroerende goederen bekomen, waaronder de scheepshelling en drie huizen (percelen 1 t/m 3 hieronder) op 10 april 1846. Deze akte was geregistreerd te Hardegarijp op 15 april deel veertien folio twaalf verso (ommezijde), vak vier, en op 24 april overgeschreven ten kantore van hypotheken te Leeuwarden in deel 133 nummer 38. Schijnbaar heeft Durk Kuipers als schuldeiser de werf overgenomen van de schuldenaar Pieter Oeges Hoekstra. 19 december 1848 Op een openbare veiling van notaris Christiaan Houdijn Beekhuis uit Buitenpost werden, in opdracht van houtkooper Durk Kornelis Kuipers junior uit Buitenpost, op 19 december 1848 (o.a.) aangeboden: 1. Een Huizing en Scheepstimmerwerf gekwoteerd nummer 11 met schuur erf en aanbehooren, gelegen te Roohel onder Harkema Opeinde, ten kadaster bekend, gemeente Drogeham, sectie G, nummer 52 huis en erf groot 23 roeden en 20 ellen [= 2.320 m²] [in 1832 eigendom van Jouke Ates van der Veer] 2. Een huizing gekwoteerd nummer 9 met erf en aanbehooren aldaar ten kadaster bekend, gemeente Drogeham, sectie G. nummer 49 ter grootte 3 roeden 40 ellen [340 m²] alsmede een plek bouw- of tuingrond ten westen van en aan dit erf gelegen, de Oude Helling genaamd, ten kadaster bekend, gemeente Drogeham sectie G perceel 444 ter grootte van 4 roeden en 60 ellen [460 m²]. [het huis was in 1832 eigendom van Klaas Sijbrens Elsinga. De toenmalige eigenaar van de 460 m² grond van “de Oude Helling” is (nog) onbekend omdat deze grond deel uitmaakte van een hernummering.] 3. Een huizing, gekwoteerd nummer 12 met erf en aanbehooren aldaar ten kadaster bekend gemeente Drogeham Sectie G nummer 53 ter grootte van 8 roeden 50 ellen [850 m²]. [in 1832 eigendom van Jouke Ates van der Veer] In de finale toewijzing werden de percelen 1 en 3 gekocht voor ƒ 905 door de scheepstimmerbaas Willem Pieters Boorsma. Perceel 2 werd gekocht door de schipper Wiebren Luitzens Veenstra voor ƒ 115. 07 januari 1870 Jan Lykeles Hoekstra kocht voor ƒ 1.300 de twee huizen en erven c.a. en een stuk vergraven land (zie hiervoor de percelen 1 en 3) van Willem Pieters Boorsma. Op 1 januari 1890 was het huis van de Scheepsbouwer op de Rode Helling inmiddels voorzien van het adres Rohel n° 17. 16 maart 1907 Rinske Hendriks Bos, weduwe van Jan Lijkeles Hoekstra verkocht voor ƒ 3.496 ‘een scheepshelling, woonhuis, arbeiderswoningen, erf en grond’ aan de 26-jarige Eduard Roelf Kuiper uit Nietap . Eduard Roelf was daar op 6 augustus 1881 geboren en was op 24 augustus 1906 in de gemeente Opsterland als scheepsbouwmeester uit Nietap getrouwd met Jantje de Groot uit Ureterp. Dit huwelijk is overigens kinderloos gebleven. Op 11 mei 1907 werd Eduard Roelf ingeschreven als bewoner van Rohel n° 17 onder Harkema-Opeinde. Gelijk met hem werd natuurlijk zijn vrouw, maar op 13 mei 1907 ook zijn 5 jaar jongere broer Johan Geert Wilhelm ingeschreven . In de periode 1907-1920 is dit huisnummer gewijzigd in n° 25. In 1920 woonden zij volgens het bevolkingsregister in het huis Augustinusga n° 40. Later gewijzigd in n° 7. Tot 1949 was de werf volop in gebruik. Kuiper legde zich toe op stalen schepen en maakte onder andere pramen en bokken, maar hij bouwde ook aken, tjalken, snikken en motorboten. Later werden alleen kleine werkzaamheden uitgevoerd. Eind jaren 60 werd de werf verkocht omdat Kuiper geen opvolger had. Eduard Roelf Kuiper is op 20 april 1965 te Augustinusga overleden.

Terugkeren naar de pagina "Rohel (Achtkarspelen)".