Overleg:Jacob Lentz

Laatste reactie: 19 jaar geleden door Wvr in het onderwerp Beschijvingen van Presser

Een groot deel van de tekst hoort denk ik thuis op andere pagina's dan de biografie van Lentz. De tekst lijkt me niet zo neutraal... Bemoeial 13 aug 2004 22:49 (CEST)Reageren

Beste Bemoeial,

Hartelijk dank voor uw opmerking. Graag een paar tegen opmerkingen:

  • Het gaat om een biografie? Nee daar gaat het in dit artikel eigenlijk niet om. Daarvoor is de persoon van Lentz niet interessant genoeg. Het gaat om de gedachte (zie de verwijzing naar Hannah Arendt) dat mensen door onnadenkendheid schuldig kunnen staan aan de ergste misdaden. Dat wordt in het leven van Lentz zichbaar. En daarom vond ik het boeiend om over die man wat uit te zoeken. Het is een terrein wat nog niet zoveel betreden is. Ons geschiedbeeld van de oorlog is goed of fout. Dat er ook heel veel grijze figuren hebben rondgelopen kunnen we maar moeilijk accepteren.
  • Tenslotte is niet alles strikt neutraal. Dat klopt. Ik zal hier maar niet alle adjectieven van Lou de Jong over Lentz bijelkaar zetten, want dan wordt het helemaal zo negatief gekleurd. Maar ik denk dat je een man als Lentz meoilijk helemaal clean kunt neerzetten. Daar is gewoon de materie te gevoelig voor. We kunnen toch Eichmann ook niet neutraal, objectief etc neerzetten. Zo in de zin van: hij heeft zijn taak (joden vermoorden!), hoe erg ook, toch technisch en bestuurlijk heel knap gedaan. Daarvoor zou hij een pluim moeten krijgen. Dat gaat toch niet??!! De goede man schreef vriendelijke en behulpzame brieven aan Rauter. En toen Rauter in februari 1941 de februaristaking (reactie op de maatregelen tegen de joden !!) bloedig neersloeg, zat Lentz in zijn Rijksinspectie zich te verheugen in de goede voortgang van de registratie van de joden. Kijk dan denk ik: het kind met zijn speelgeod. Een aardige typering van De Jong.

Tot zover maar even mijn tegenopmerkingen Groet --Wvr 14 aug 2004 15:00 (CEST)Reageren

Wvr, na lezing van het artikel heb ik de volgende vragen, waarvan een deel overeenkomt met de vragen van Bemoeial:

  • In het artikel worden veel onderwerpen beschreven die indirect met het leven van Lentz te maken hebben. Aangezien het artikel 'Jacobus Lambertus Lentz' heet, is het niet beter om ofwel het artikel te beperken tot het leven van Lentz, met verwijzingen naar artikelen over bijvoorbeeld het persoonsbewijs, ofwel het artikel een andere, meeromvattende, titel te geven?
  • Waarop baseer je dat Lentz onnadenkend zou hebben gehandeld?
  • De vetgedrukte tekst in het citaat van De Jong in de paragraaf "Beoordeling"; is die door De Jong al vetgedrukt of door jou?
  • Het artikel is niet overal neutraal, zoals je zelf hierboven bevestigd. Uitgangspunt van Wikipedia is echter neutraliteit. Ik heb hier en daar al geprobeerd om een en ander iets neutraler te verwoorden, maar door de algehele opzet van het artikel lukt dat nauwelijks. Het artikel komt op mij tendentieus en bijna opzwepend over. Met name heb ik moeite om in het artikel onderscheid te maken tussen algemeen aanvaarde opinies en jouw opinie. In het bijzonder de paragraaf "Beoordeling" is verre van neutraal en hoort m.i. in deze opzet niet in een encyclopedie thuis.
  • In de tweede externe link lees ik dat de drie jaar gevangenisstraaf die Lentz kreeg, los stonden van zijn rol in de ontwikkeling van persoonsbewijzen e.d. Is het zinvol om dit te melden in het artikel, of beter nog: te melden waar hij die straf dan wel voor kreeg?

Fruggo 27 aug 2004 14:11 (CEST)Reageren

Ik ben steeds meer van mening dat het artikel gesplitst moet worden in een biografie van Lentz, een deel naar persoonsbewijs moet en der rest bijv. Persoonsregistratie in WOII of zo zou moeten heten. E.e.a. moet wel een stuk minder als aanklacht verwoord worden; er mogen best verwijten aan het adres van Lentz gemaakt worden (terecht lijkt me) maar de tekst zoals die er nu staat past niet in Wikipedia. Bemoeial 17 sep 2004 19:45 (CEST)Reageren

Ik zou er geen bezwaar tegen hebben als het op die manier opgesplitst zou worden. Ik heb op Wvr's overlegpagina gevraagd of hij naar mijn vragen hierboven wil kijken, maar daar is geen reactie op gekomen. Ik heb dit artikel op mijn "doe-lijstje" gezet, maar als jij tijd hebt om er mee aan de slag te gaan voordat ik er aan toekom; ga je gang. Fruggo 18 sep 2004 11:45 (CEST)Reageren

Beschijvingen van Presser bewerken

Beste Bemoeial en Fruggo, Weliswaar wat laat, maar bedankt voor jullie vragen. Ik hoop nogeens naar het artikel te kijken. Maar dat Lentz een zeer duistere rol heeft vervuld blijft staan. Ter overweging bijgaand wat schokkende citaten uit Pressers "Ondergang".Groet--Wvr 4 okt 2004 09:27 (CEST)Reageren

Over de behulpzaamheid van het registreren van Joden had de bezetter niet te klagen.

“Dat geldt zeker in niet mindere mate van de niet-Joden, bij deze aangelegenheid betrokken. Reeds op 12 november 1940 brengt het Hoofd van de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters de eis van de ‘Duitse Heren’ over, dat het register van Joodse inwoners in het centrum van de stad moet zijn gevestigd en ‘dag en nacht toegankelijk moet zijn’. Van 15 januari 1941 een stuk, waarin dit Hoofd zijn voldoening erover uitspreekt dat door een namens hem bij de Duitsers bepleite maatregel ‘een ontzaglijke vereenvoudiging voor de gemeente en een besparing van tienduizenden voor het Rijk’ ontstaan is”. (Presser, Ondergang, Deel 1 pag. 63).


Over de nauwgezetheid en ijver van de Rijksinspectie hadden de duitsers evenmin te klagen. Lentz dacht dat ze alle joden nog nog niet hadden kunnen registreren. Hij deed zelfs meer dan de duitsers vroegen.

“Had men ze nu allemaal ‘erfasst’? De Duitsers meenden van wel; de heer Lentz was daar niet zo gerust op en waarschuwde hen in het begin van 1942, dat ‘die berechtigte Annahme’ bestond, dat er toch nog Joden tekort geschoten waren in hun aanmeldingsplicht; in de kartotheek van de gehele bevolking komen zuiver Joodse namen voor als Kohn, Levy, waarvan sommige dragers zich niet hebben opgegeven. Men mag uit deze brief opmaken, dat deze Nederlandse instantie zich de nodige moeite getroost heeft, daarachter te komen. Het gevolg is, dat de Duitsers overwegen, van de dragers van zulke compromitterende namen alsnog een ‘Abstammungsnachweis’ te eisen; of zij dit voornemen alsnog hebben uitgevoerd, is uit het materiaal niet op te maken. Het is de moeite waard in dit verband de poging te beschouwen, ondernomen door een Nederlandse burger, met twee zéér Arische voornamen maar met de achternaam Mozes, die blijkens een verzoekschrift van deze laatste compromitterende naam af wou. Interessanter dan de hoop paperassen, door de requestrant gemobiliseerd, zijn die documenten, die men alsnog van hem verlangde, zo bijvoorbeeld het doopbriefje van zijn overgrootvader. Of hij deze leemten in zijn ‘Aktenbündel’ heeft weten aan te vullen? Wij vrezen van niet, al is het niet helemaal duidelijk op te maken uit de bewaard gebleven bescheiden. Misschien heeft men hem dezelfde raad gegeven als het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken aan een honderd percent Arische Oberingenieur, Carl Salomon geheten: die moest ‘im privaten Verkehr’ maar aan zijn naam toevoegen ‘deutsch geboren’ of ‘kein Jude’. Op 3 juli 1942 vinden wij in een Duits stuk gewag gemaakt van de bereidheid van de Rijksinspectie ‘in Ergänzung der bisherigen Bemühungen um Erfassung aller Juden und jüdischen Mischlinge’ nog eens de registers ‘durchzukämmen’ en wel op ‘Religionszugehörigkeit, Klang des Namens oder Versippung’, ten einde personen te vinden, die ‘gemäss VO. 6/41 meldepflichtig sein könnten’ - men lette op de zo welsprekende conjunctief ‘könnten’. Misschien is dit het verband, om nog even melding te maken van een brief, door J.L. Lentz op 7 oktober 1942 gericht aan de betrokken Duitse instantie. Hierin uit hij zijn vreugde over het feit, dat de Duitsers zijn arbeid (en die zijner medewerkers) zo gunstig hebben beoordeeld: ‘Hierin ligt een aansporing om met volle overgave te blijven streven naar vervulling van onze plicht, welke tot uitvoering komt in het devies der Rijksinspectie, “Bevolkingsboekhouding is dienen”. Mijnerzijds moge ik U mijn erkentelijkheid betuigen voor het vertrouwen, dat U in mij en mijn medewerkers hebt willen stellen. Gesteund door dat vertrouwen en door Uw tegemoetkomendheid is het de Rijksinspectie mogelijk geweest de wegen te vinden, welke konden leiden naar de volvoering van de vaak moeilijke opdrachten. Ik moge de hoop uitspreken, dat de Rijksinspectie ook in de toekomst Uw vertrouwen mag blijven genieten’. Dat was, als gezegd, 7 oktober 1942, toen de deportatie van Joden met onbekende bestemming al drie maanden op gang was, toen Joden al 's nachts uit hun huizen werden gehaald, mede dank zij de ‘volle overgave’, waarmee deze Rijksinspectie haar ‘vaak moeilijke opdrachten’ had uitgevoerd. Als epiloogje op dit alles moge een brief dienen door de Beauftragte voor Amsterdam op 6 februari 1943 aan Wimmer toegezonden over de vraag, wie de door de Rijksinspectie gemaakte kosten ‘anlässlich der Sortierung der Juden’ dragen moet. Het antwoord luidt: de Nederlandse staat: ‘umsomehr als ja auch durch die von uns durchgeführte Judenaktion die Juden aus den Niederlanden entfernt werden und dem niederländischen Staat für die Zukunft in dieser Beziehung weniger Ausgaben entstehen’. (Presser, Ondergang, deel 1 pag. 64-65).

Onderduiken door Joden was volgens Lentz ook niet geoorloofd.

Wij keren nu terug naar het evenmin aantrekkelijke thema van de verhuizing door Joden. Ook dit zal nu slechts ten dele ter sprake komen en een nadere behandeling in ander verband vereisen, zeker ook in samenhang met de door de Duitsers gekoesterde voornemens tot inrichting van een ghetto. Alleen tegen de achtergrond van deze, toen nog niet opgegeven plannen worden sommige voorschriften beter begrijpelijk. Men herinnert zich het in april 1941 uitgevaardigde verbod voor Joden, uit Amsterdam naar een andere plaats te verhuizen. Thans bood de bekendmaking van Rauter van 15 september de gelegenheid, de Joden in ruimere mate dwars te zitten en ook op dit terrein het kat-en-muis-spel te spelen. Er is in dit verband gewag te maken van een merkwaardige brief, op 18 september 1941 reeds door de heer Lentz, ‘Leiter der Staatlichen Inspektion der Melderegister’ (zo noemt hij zich) gericht tot dr. Calmeyer, ‘Rechtsanwalt beim Ministerium des Innern’, Den Haag. De vraag, die de heer Lentz kwelde, was: ‘Mag een Jood, die niet de vereiste vergunning tot verandering van verblijf bezit, worden overgeboekt, wanneer duidelijk blijkt, dat hij de facto is veranderd van verblijfplaats?’ Immers, luidt het antwoord hierop negatief, dan weet de overheid officieel niet (in de tekst onderstreept, evenals de volgende kursiveringen) dat de Jood verhuisd is en wil zij het ook niet weten. Dat heet in goed Nederlands: struisvogelpolitiek. De Jood verblijft klandestien en ongecontroleerd op een andere plaats en maakt zich aldus onvindbaar. De ‘Melderegister’, wier taak het is de mensen vindbaar te maken, zijn dan niet in overeenstemming met de feiten en dat is niet in het belang van de overheid. Dus een positief antwoord op de vraag hierboven? Ja: ‘de overtreding is dan te constateren aan de hand van officiële gegevens en de persoon is te vinden. Dit komt ten goede aan de handhaving van de voorschriften’. Het treft verder dat de heer Lentz voor alle zekerheid alvast een ontwerp-circulaire meestuurt, waarin dat positieve antwoord als reeds gegeven werd beschouwd; het was zo waterdicht, dat men het letterlijk terugvindt in het Algemeen Politieblad van 16 oktober 1941; slechts één kleine wijziging trekt even de aandacht: de heer Lentz had dit stuk, gericht tot de burgemeesters, voorzien van een slotalinea waarin deze magistraten werd aangeraden (‘zult U er goed aan doen’) van een Joodse verhuizing zonder vergunning onverwijld kennis te geven aan de Sicherheitspolizei; in deze publicatie is dit laatste woord vervangen door ‘plaatselijke Nederlandse politie’, een kleine verzwakking van het ‘goede Nederlands’ van deze heer Lentz, zo door en door bezorgd voor de mogelijkheid, dat de Jood door onvindbaarheid zich aan de ‘handhaving van de voorschriften’ zou willen onttrekken. Men vindt de kern van dit voorschrift meer dan eens in het materiaal terug en men doet de heer Lentz geen onrecht met vast te stellen, dat deze zijn vondst de Joden zacht gezegd, het leven niet heeft veraangenaamd. Al ware het alleen maar omdat ze de hinderlijke paperasserij, de ellendige formaliteiten, waaraan zij toch al onderworpen waren, nog verergerde - in het belang van een vindbaarheid, waarvan zij steeds minder het nuttig effect zouden waarderen. (Presser, Ondergang, deel 1 pag167-168)

Neutraliteit bewerken

Ik heb een disclaimer toegevoegd over de neutraliteit van het artikel. De biografie is te weinig feitelijk. Op dit moment lijkt het meer een moralistische preek over Lentz' werk als ontwerper van een goed identiteitsbewijs en de gevolgen daarvan. Er moet wat meer nuance in het artikel komen. Sommige stukjes (bijv. over de 'banaliteit van het kwaad') zijn compleet irrelevant en horen thuis in een opinieblog. Ze lijken geen ander doel te hebben dan Lentz te veroordelen. - Anon

Afbeelding gewenst bewerken

 
Verzoek om afbeelding

Bij dit artikel is nog geen afbeelding of foto geplaatst. Voeg een afbeelding toe wanneer deze onder vrije voorwaarden kan worden gebruikt. Door het plaatsen van dit sjabloon op de overlegpagina wordt het artikel in de verborgen categorie Wikipedia:Afbeelding gewenst opgenomen. Zie ook de lijst op Wikipedia:Verzoek om afbeeldingen.

Verwijder dit sjabloon aub als er al een (goede) afbeelding bij het artikel is geplaatst.

Terugkeren naar de pagina "Jacob Lentz".