Orde van de Gouden Ketenen

In 1414 stichtte Johan, hertog van Bourbon een Orde van de Gouden Ketenen. De leden van deze ridderorde moesten "de luiheid bestrijden, de roem en eer van de ridders door hun krijgsverrichtingen vermeerderen en de gunst van een hoogvereerde dame verwerven".
De ridderorde telde behalve de grootmeester zestien ridders van oude adel en deze droegen op zondag een gouden keten om de rechterenkel. De aan de orde verbonden knapen droegen een zilveren keten en werden de "Schildknapen van de Zilveren Keten" genoemd. Deze knapen moesten, om de gouden keten van de orde te verwerven, iedere twee jaar op een riddertoernooi een tweegevecht "op leven en dood" uitvechten. Dit hoofse ideaal, waarin ridders kwetsbare vrouwen beschermden, was kenmerkend voor de cultuur en het ridderlijke zelfbeeld van de late middeleeuwen. In de merkwaardige bepalingen zien we dat het Europese ridderwezen in de 15e eeuw decadent en zeer gekunsteld wordt. De ruwe krijger wordt aan de hoven tot een geraffineerde hoveling gekneed. Van de orde kwam niet veel terecht. De hertog geraakte tijdens de slag bij Azincourt op 25 oktober 1415 in Engelse gevangenschap en stierf na 19 jaar in een Engels kasteel.

Ackermann vermeldt deze ridderorde als een historische orde van Frankrijk.