Minas Tirith

plaats in werk van Tolkien
Voor de gelijknamige toren uit het Eerste Era, zie Tol Sirion.

Minas Tirith is een stad in Tolkiens fictieve Midden-aarde.

Plattegrond van Minas Tirith

Oorspronkelijk stond deze stad bekend als Minas Anor (Nederlands: De Toren van de Zon). Anárion, zoon van Elendil, richtte deze stad op als een vesting, maar op den duur werd het de grootste stad van Gondor. Op gelijke afstand van de Grote Rivier, de Anduin, maar dan aan de andere kant, lag Minas Ithil. Toen de Nazgûl Minas Ithil innamen en deze stad hernoemden tot Minas Morgul werd Minas Anor symbolisch hernoemd tot Minas Tirith (Nederlands: De Toren van waakzaamheid).

Op het plein van de zevende verdieping staat een witte boom, een verre afstammeling van Telperion, de witte boom van de Valar. De boom is dood ten tijde van het Reisgenootschap van de Ring. Aan het eind van het verhaal (in het boek) vindt Aragorn een loot van de boom op het bergplateau achter Minas Tirith. Hij laat de oude dode boom omhakken en poot de loot op diens oude plek. Het symbool van de zeekoningen van Gondor leeft weer.

Geografie

bewerken

Minas Tirith ligt op een heuvel, onderaan de berg Mindoluin. De stad bestaat uit zeven niveaus, stuk voor stuk omgeven door sterke muren met ieder een poort. Een rotsformatie, waarvan het bovenste oppervlak het verlengde vormt van de hoogste verdieping van de stad, steekt - als het ware - vanuit de Witte Bergen naar het oosten, daarbij alle niveaus behalve het onderste in tweeën splitsend. Op de bovenste niveau bevindt zich de citadel met de Witte Toren van Ecthelion, waarvan de top 304,8 meter boven de vallei uitsteekt. Op het zesde niveau liggen de Huizen van Genezing en de stallen van de ruiters van Gondor. Aan de bergzijde van het zesde niveau ligt de Gesloten Deur. Deze wordt permanent bewaakt. Hierachter ligt de Rath Dínen (Stille Straat). Dit is de ruimte waarin de graftombes van de Koningen en Stadhouders liggen. Minas Tirith wordt ook wel de Witte Stad genoemd, vanwege de vele witte gebouwen en de Witte Toren van Ecthelion, maar de buitenste muur is donker, bijna zwart.

Minas Tirith wordt, samen met de omliggende Velden van Pelennor, omgeven door de Rammas Echor. Deze versterking werd opgetrokken door Ecthelion II, de 25ste Stadhouder van Gondor, als extra bescherming toen Ithilien aan de overzijde van de Anduin in handen viel van Sauron. In het zuiden van de Velden van Pelennor aan de Anduin ligt Harlond (Nederlands: Zuidelijke Haven), de haven van Minas Tirith ingebouwd in de Rammas Echor.

Tijdens de Oorlog om de Ring had de Rammas Echor weinig effect op het overweldigende leger van de Zwarte Vorst. Een leger onder leiding van Faramir, kon hier slechts zeer kort de vijand weerstaan, waarbij Faramir ernstig gewond raakte. Het vijandelijk leger trok op naar de poorten van de stad waarvoor uiteindelijk de Slag van de Velden van Pelennor werd uitgevochten.

Toren van Ecthelion

bewerken

De toren werd eerst gebouwd door Koning Calihmetar in 1900 van de Derde Era en herbouwd door stadhouder Ecthelion I, aan wie hij zijn naam dankt. De toren werd gebouwd om de Palantír van Minas Anor, een oudere naam voor Minas Tirith, te bewaren.

Aan deze toren danken ook de elitesoldaten van Gondor, de Wachters van de Witte Toren, hun naam.

Stamboom van de Bomen

bewerken

De volgende stamboom geeft de verwantschap tussen de Twee Bomen van Valinor en de Witte Bomen van Minas Tirith weer.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Telperion
Valinor
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Laurelin
Valinor
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Isil
de maan
 
Anar
de zon
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Galathilion
Tirion
 
 
 
 
 
 
 
Gelijkend maar
link onbewezen
:
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Celeborn
Tol Eressëa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Mallyrn
Tol Eressëa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Nimloth
Númenor
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Mallyrn
Lothlórien
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De Witte Boom
Minas Tirith
 
Aragorn's ent
Minas Tirith
 
 
 
 
 
Mallorn
Hobbitstee