Londense Schuldenovereenkomst

verdrag omtrent Duitse oorlogsschulden m.b.t. WO II

Met de Londense Schuldenovereenkomst (Duits: Londoner Schuldenabkommen, ook wel Abkommen über deutsche Auslandsschulden), dat na langdurige onderhandelingen op 27 februari 1953 werd ondertekend en op 24 augustus 1953 geratificeerd, verklaarde de Bondsrepubliek Duitsland, delen van de vooroorlogse schulden (Vorkriegsschulden) te vereffenen. Er werd tevens overeengekomen dat ook de gedeeltelijke terugbetaling van naoorlogse schulden (Nachkriegsschulden) aan de drie westelijke bezettingsmachten hieraan werd gekoppeld. Het overeengekomen totaalbedrag kwam neer op 13,73 miljard Duitse mark en betrok hierbij de vorderingen van 70 staten, waarvan 21 als deelnemers aan de onderhandelingen en ondertekenaars van het verdrag rechtstreeks waren betrokken. De Oostbloklanden namen niet deel; de DDR deed geen betalingen. Er werd überhaupt geen rekening gehouden met de aanspraken van de Oostblokstaten op oorlogsschuldbetalingen van Duitsland.

Hermann Josef Abs ondertekent de Londense Schuldenovereenkomst op 27 februari 1953.

Dankzij Hermann Josef Abs, het hoofd van de Duitse onderhandelaars, kon de Duitse delegatie een hoge schuldenkwijtschelding bekomen. Alle uitstaande[1] vorderingen van herstelbetalingen werden in de Londense Schuldenovereenkomst uitgesteld totdat men een definitieve regeling hierover had bereikt (artikel 5 lid 2[2]); gewoonlijk zouden ze daarmee tot aan het afsluiten van een vormelijk vredesverdrag – een letterlijke verwijzing hiernaar ontbreekt echter – worden uitgesteld, dat echter nooit werd gesloten: in 1990 werd het zogenaamde Twee-plus-Vier-verdrag "in plaats van een vredesverdrag" ("anstatt eines Friedensvertrages") ondertekend.

Tegelijkertijd werd het Verdrag van Luxemburg onderhandeld, waarin de terugbetaling van vermogenswaardes voor de vervolgden van het Nazi-regime werd overeengekomen. De ratificatie van de Londense Schuldenovereenkomst en het Verdrag van Luxemburg waren politieke voorwaarden, om het bezettingsstatuut op te heffen en de soevereiniteit van de Bondsrepubliek te bewerkstelligen.

Externe links bewerken

Noten bewerken

  1. In de Overeenkomst van Parijs van 14 januari 1946 betreffende herstelbetalingen (Pariser Reparationsabkommen vom 14. Januar 1946) waren buitenlandse tegoeden in beslag genomen geworden, waarvan de waarde echter slechts een fractie van de door de oorlog veroorzaakte aanspraken op schadevergoeding bedroeg.
  2. Aan dit lid van de Londense Schuldovereenkomst kwam daarbij een sleutelrol voor de gehele toekomstige behandeling van de vraag tot schadevergoeding in de Duitse rechtsbepaling en rechtspraak toe: „Eine Prüfung der aus dem Zweiten Weltkriege herrührenden Forderungen von Staaten, die sich mit Deutschland im Kriegszustand befanden oder deren Gebiet von Deutschland besetzt war, und von Staatsangehörigen dieser Staaten gegen das Reich und im Auftrage des Reichs handelnde Stellen oder Personen […] wird bis zur endgültigen Regelung der Reparationsfrage zurückgestellt.“ (Bundesgesetzblatt (BGBl.) II (1953), p. 333).

Referentie bewerken