Lijst van liedjes in Nederlands volkslied
Dit is de lijst van liedjes in de liedbundel Nederlands volkslied. De bundel is samengesteld door Jop Pollmann (1902-1972) en Piet Tiggers (1891-1968). Het liedboek verscheen voor het eerst in 1941, werd 19 keer herdrukt (laatste druk 1977), waarbij ongeveer een half miljoen exemplaren van de bundel werden verkocht.
In onderstaande lijst zijn liederen opgenomen die in deze liedbundel hebben gestaan. In de lijst worden drie edities met elkaar vergeleken: de uitgaven van 1941 (1e druk), 1956 (10e druk) en 1977 (19e druk). De incipit en titel zijn overgenomen uit de oudst mogelijke druk.
De liedjes staan in de tabel alfabetisch op incipit (beginregel).[1] Door echter op het driehoekje bovenaan een kolom te klikken, kan de lijst naar keuze ook alfabetisch op bijvoorbeeld auteur of componist worden gerangschikt. Door op de kolom van de 1e, 10e of 19e druk te klikken, ontstaat een overzicht van de opgenomen liederen in die betreffende druk (op de volgorde van de uitgave) én van de liederen die niet in die druk voorkomen (op alfabetische volgorde).
Gebruikte edities
bewerken- PollmannTiggers1941
- Nederland's volkslied. Liederen en canons verzameld door Jop Pollmann en Piet Tiggers. De Toorts, Haarlem, 1941 (1e druk). Met muzieknotatie, 186 liederen.[2]
- PollmannTiggers1956
- Nederlands volkslied. 282 Nederlandse liederen en canons verzameld en bewerkt door Jop Pollmann en Piet Tiggers. De Toorts, Haarlem, 1956 (10e druk). Met muzieknotatie, 282 liederen.
- PollmannTiggers1977
- Nederlands volkslied. Liederen en canons verzameld door Jop Pollmann en Piet Tiggers. De Toorts, Haarlem, 1977 (19e, herziene druk). Met muzieknotatie en bronvermeldingen.
Liedjes in Nederlands volkslied
bewerkenBeginregel | Titel | Auteur | Componist | bladzijde | Bron | Bijz. | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1941 (1e druk) |
1956 (10e druk) |
1977 (19e druk) | ||||||
Ain boer wol noar zien noaber tou, / hai, boer, hai | Ain boer wol noar zien noaber tou | 193 | 226 | 261 | J. Kunst, Het levende lied van Nederland (1947) en P. Groen, ’t Grunneger Zangbouk (1958) | |||
Al onder de weg van Maldegem / Daar zat een wuf en spon | Al onder de weg van Maldegem | 368 | ||||||
Al van de droge haring willen wij zingen / Ter ere van zijn kopje willen wij springen | Al van de droge haring | 190 | 280 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | ||||
Alle die willen naar Island gaan / Om kabeljauw te vangen | Alle die willen naar Island gaan | 32 | 36 | 252 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||
Alle mijn gepeis doet mij zo wee / Wien zo zal ik klagen mijn verdriet | Alle mijn gepeis doet mij zo wee | 152 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1559). | |||||
Alleluja, de blijden toon / Alleluja | Alleluja, de blijden toon | 101 | 130 | Nederlands Volkslied Archief | ||||
Als de groote klokke luidt, de klokke luidt, / De Reuze komt uit | Als de groote klokke luidt | 235 | 167 | 286 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) en J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | |||
Als d' herders hun schaapjes bewaakten, zo scheen / De stralen te dalen op d' aarde beneên | Als d' herders hun schaapjes bewaakten | 60 | ||||||
Als de rombom heeft geslagen / Dat wij marcheeren moeten gaan | Als de rombom heeft geslagen | 202 | 234 | 264 | J. Kunst, Terschellinger volksleven (1951) | |||
Als wij soldaten t'saam te velde gaan / Trompetten, trommelen zeer lustig slaan | Als wij soldaten | 23 | 345 | |||||
Anne Marie, waar ga je naar toe / 'k Ga naar de kaaie om netten te naaien | Anne Marie, waar ga je naar toe? | 185 | 219 | Zie ook: Wel Anne-Marieken | ||||
Annemarieke van Vormezele / En zij stoeg met potjes te mert | Annemarieke van Vormezele | 370 | ||||||
Arend Pieter Gijzen met Miewes, Jaap en Leen / en Klaasjen en Kloentjen, die trokken t' zamen heen | Arend Pieter Gijzen | 258 | G.A. Bredero, Groot lied-boeck (1622). Bron melodie: G. de Coster, Den blompot (1614). | |||||
Arge winter, gij zijt koud / vergangen is ons 't groene woud | Arge winter, gij zijt koud | 149 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Handschrift pater Werlin (1640). | |||||
Begeertens lust baart altijd kwaad / In goddelooze menschen | Begeertens lust baart altijd kwaad | Valerius | 20 | 20 | ||||
Bobbejaan klim die berg so haastig en so lustig, Bobbejaan | Bobbejaan klim die berg | 356 | Zuid-Afrikaans | |||||
Christe, du biste licht ende dach; / Voor di sich niemant verberghen mach | Christe, du biste licht ende dach | 104 | 104 | |||||
Christus is opgestanden, / Al van de Joden hun handen | Christus is opgestanden | 92 | 96 | 128 | Nederlands Volkslied Archief | Paaslied | ||
Curaçao, 'k heb jou zoo menigmaal bekeken, / Maar al jou looze streken | Curaçao | 246 | 268 | 262 | De vroolijke speelpop (1730). Bron melodie: P. Groen, ’t Grunneger Zangbouk (1958). | |||
Daar boven uit het vensterke, / Daar lag een mooi meisje fijn | Daar boven uit het vensterke | 166 | 212 | 238 | J. Kunst, Het levende lied van Nederland (1947). Bron melodie: Veurman en Bax, Liederen en dansen uit West-Friesland (1944). | |||
Daar ging een meid om water uit, / Om water wel alzoo laat | Daar ging een meid om water uit | 216 | 183 | |||||
Daar gingen twee gespeelkens goed / Zoo verre aan geen groen heide | Daar gingen twee gespeelkens | 138 | 160 | 158 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||
Daar is een kindje geboren / Op't toppeltje van't huis | Daar is een kindje geboren | 257 | 278 | 281 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||
Daar kwam een muis gelopen / een muis van alle gelijk | Daar kwam een muis gelopen | 312 | J. Bols, Honderd oude Vlaamse liederen (1897) | |||||
Daar kwam eenen boer van Zwitserland, / Kadee, kadolleke keda | Daar kwam eenen boer van Zwitserland | 232 | 259 | 268 | ||||
Daar kwamen drie koningen met een sterr', / Nu wiegen, nu wiegen, nu wiegen al wij | Daar kwamen drie koningen met een sterr' | 78 | 84 | 110 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | Driekoningenlied | ||
Daar nu het feest van Pasen is / Wij zingen van Heer Jesu Christ | Daar nu het feest van Pasen is | 100 | 131 | Nederlands Volkslied Archief | Paaslied | |||
Daar staat een klooster in oostenrijk / Het is zoo wel gesierd | Daar staat een klooster in Oostenrijk | 132 | 138 | 166 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||
Daar vaart een man op zee, / Daar vaart een man op die mosselzee | Daar vaart een man op zee | 247 | 270 | 320 | R. Ghesquiere, Meezennestje | |||
Daar was e wuf die spon / Al op een houten spinnewiel | Daar was e wuf die spon | 196 | 231 | 284 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||
Daar was een sneeuwwit vogeltje, / daar was een sneeuwwit vogeltje | Daar was een sneeuwwit vogeltje | 122 | 126 | 214 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) en Handschrift Weimar (1537). Bron melodie: E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||
Daar was eens een mannetje, dat was niet wijs | Daar was eens een mannetje | 243 | ||||||
Daar was laatst een meisje loos, / Die wou gaan varen, Die wou gaan varen | Daar was laatst een meisje loos | 186 | 184 | 226 | Het vroolijke bleekersmeisje (1810). Bron melodie: D. de Lange, Nederlandsch volksliederenboek (1900). | |||
Daar was lestmaal een kwezelken, die 't al wil verstaan, / Die ware toch zoo geerne naar den hemel gegaan | Daar was lestmaal een kwezelken | 236 | 262 | 292 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08) | |||
Daar zat nen uil en spon / al op e zilvren wegeltje | Daar zat nen uil en spon | 314 | ’t Daghet in de Oosten IV (1891) | |||||
Daar zou een meisje gaan halen wijn / het was 's avonds alzo late | Daar zou een meisje gaan halen wijn | 164 | De vroolijke speelpop (1730). Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||||
Dat ruyterken inder schuren lag, / Van lirum lappum | Dat ruyterken inder schuren lag | 178 | ||||||
De boom die stond in't aardrijk, / Hij groeide al zoo schoon | De boom die stond in 't aardrijk | 210 | 246 | |||||
De boer had maar ene schoen: weinig, genoeg, genoeg, genoeg | De boer had maar ene schoen | 348 | 270 | J. Kunst, Het levende lied van Nederland (1947) | ||||
De engel komt van boven uit de locht / En heeft de herders eene maar gebrocht | De engel komt van boven uit de locht | 74 | 71 | Kerstlied | ||||
De koekoek die op zijn tuinpaal zat | De koekoek die op zijn tuinpaal zat | 248 | Veurman en Bax, Liederen en dansen uit West-Friesland (1944) | |||||
De koekoek op de toren zat | De koekoek op de toren zat | 168 | ||||||
De krepelaar ging wandelen / En hij nam er Ballotje mee | De krepelaar ging wandelen | 157 | 310 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | ||||
De minne die in mijn hartje leit / En zal niet einden noch sterven | De minne die in mijn hartje leit | G.A. Bredero | 115 | 119 | 188 | G.A. Bredero, Groot lied-boeck (1622). Bron melodie: Het prieel der gheestelijkcke melodie (1614). | ||
De vastenavond die komt an / Wij zingen: ho man ho | De vastenavond die komt an | 218 | 140 | 116 | Tweede Delfs Dupidoos schighje (1656). Bron melodie: Oude en nieuwe Hollantse boeren lieties (1710). | Vastenavondlied | ||
Den uyl, die op den peerboom zat / En boven zijn hoofd daar zat er een kat | Den uyl | 208 | 186 | 306 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08) | |||
Den winter is een onweerd gast / dat merk ik aan den dage | Den winter is een onweerd gast | 150 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||||
Des winters als het regent, / Dan zijn de paadjes diep, ja diep | Des winters als het regent | 174 | 172 | 222 | Haarlems oudt liedt-boeck (1640). Bron melodie: J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848). | |||
Die eerste vreucht, die ic ghewan, / Doet mi tot treuren comen | Die eerste vreucht | 110 | 115 | |||||
Die nachtegaal die zank een lied, / Dat leerde ik | Die nachtegaal die zank een lied | 114 | 118 | 172 | Nieu Amstelredams liedtboec (1591). Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||
Die timmermans hebben een ambacht goed, / Zij hebben een ambacht vol eeren | Die timmermans hebben een ambacht goed | Jop Pollmann | 36 | Bron auteurschap: C. Idenburg-Kohnstamm, herdenkingsartikel in: Het Signaal (8, 1972), blz. 10; en tevens J. Vos, De spiegel der volksziel (1993), blz. 274. | ||||
Die winter is vergangen / Ik zie des meien schijn | Die winter is vergangen | 164 | 174 | Handschrift Weimar (1537). Bron melodie: Souterliedekens (1540). | ||||
Die winter is vergangen, / Ik zie des meis virtuut | Die winter is vergangen | 150 | 198 | 202 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Het luitboek van Thysius (1600). | |||
Dientje, Dientje, je moet naar huis komen / want je man die is ziek | Dientje, Dientje | 244 | Nederlands Volkslied Archief | |||||
Do, do, kindje van de minne / Slaap en doe je oogjes toe | Do, do, kindje | 51 | 330 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08) en F.F. Delafaille, Geschiedenis van Mechelen (1900) | ||||
Doen Dafne, d'overschone maagd / van Apollo haar vlucht nam ten bossewaart | Doen Dafne, d'overschone maagd | 204 | J.J. Starter, De Friesche lusthof, (1634) | |||||
Draai de wieltjes nog eens om / klap eens in de handjes | Draai de wieltjes nog eens om | 332 | M. van Helden, Wij zijn rijk | |||||
Drie schuintamboers, die kwamen uit het Oosten | Drie schuintamboers | 176 | 240 | Naar het Frans | ||||
Dubbele Jan die zie de niemeer op de kermis staan / hij is er met zijn wagentje vandoor gegaan | Dubbele Jan | 324 | Den brembos (1950) | |||||
Een kalemanden rok, / een wit mant'lijntjen d'rop | Een kalemanden rok | 250 | 273 | 300 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands (1856) | |||
Een kind geboren in Bethlehem / Verblijdt u alle, Jeruzalem | Een kind geboren in Bethlehem | 328 | 86 | Handschrift Berlijn (15e eeuw). Bron melodie: S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627). | Kerstlied | |||
Een meisje, dat van Scheveningen kwam, / Sangejo | Een meisje dat van Scheveningen kwam | 176 | 179 | 224 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08) | |||
Een meisje moest om water gaan / om water moest zij gaan | Een meisje moest om water gaan | 230 | L. Lambrechts, Limburgse liederen (1936-37) | |||||
Een oud mannetje wilde vrijen / Nooit en keek hij nederwaart | Een oud mannetje wilde vrijen | 156 | 212 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | ||||
Een oud pastoor die had een koe / Doch zij werd krank, ik weet niet hoe | Een oud pastoor | 188 | ||||||
Een ruitertje jong van jaren / Hij vrijde een meisje zoet | Een ruitertje jong van jaren | 170 | ||||||
Een seraphinse tonge / Mij nu wel dient voorwaar | Een seraphinse tonge | 326 | 98 | Het prieel der gheestelijcke melodie (1609) | ||||
Eens had ik mijn wagen verhuurd en dat aan oude wijven | Eens had ik mijn wagen verhuurd | 311 | J. van Vloten, Nederlandsche baker- en kinderrijmen (1894) | |||||
Eens naderd' ons van Frankrijk's grens Een troep, / Zij eischten voor hun mager pens La soupe | Eens naderde ons van Frankrijk's grens | J.Th. van Rijswijck | 222 | |||||
Egidius, waar bestu bleven? / Mij langt na dij, gezelle mijn | Egidius, waar bestu bleven? | 138 | Gruuthuse handschrift (ca. 1400) | |||||
En als er ons kindeke braaf zal zijn / Dan zullen wij zondag gaan wandelen | En als er ons kindeke | 343 | 328 | |||||
En daar zat eenen uil en spon, willewon | En daar zat eenen uil | 226 | 254 | |||||
En ik ben met mijn Catootje naar de Rozenstraat geweest / En zij kon maken wat zij zag | En ik ben met mijn Catootje | 256 | 322 | naar Jan Hinnerk | ||||
En laat ons nu eens rondgaan, rondgaan / De mensen zouden denken, dat we slapen gaan | En laat ons nu eens rondgaan | 365 | ||||||
En 's avonds is het goed / En 's avonds hebben wij geld bij hopen | En 's avonds | 279 | 290 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands (1856) en Handschrift Herentals (18e eeuw) | ||||
Er is een kindetje geboren op d'aard, / Er is een kindetje geboren op d'aard | Er is een kindetje geboren | 60 | 62 | 104 | Lootens en Feys, Chants populaires flamands (1879) | Kerstlied | ||
Er kwam een boer van Leuven, van Leuven kwam een boer / Hij kwam Marieke tegen, Marieke zei bonjour | Er kwam een boer van Leuven | 191 | 266 | |||||
Er was een oorlogsschip / Dat was al op een duimpje na gezonken op een klip | Er was een oorlogsschip | 224 | 252 | 318 | D. de Lange, Nederlandsch volksliederenboek (1900) | |||
Gekwetst ben ik van binnen / Doorwond mijn hart zo zeer | Gekwetst ben ik van binnen | 112 | 154 | Handschrift Marigen Remen (1540). Bron melodie: Souterliedekens (1540). | ||||
Geldeloos, je doet me pijn, / Al mijn vreugd doe je verdroogen | Geldeloos, je doet me pijn | 34 | 42 | |||||
Gelukkig is het land, dat God de Heer beschermt | Gelukkig is het land | 22 | 68 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | ||||
Gildebroeders, maakt plezieren / Met muziek vroeg ende laat | Sint Cecilia | 98 | 108 | 134 | J. Bols, Honderd oude Vlaamse liederen (1897) | Sint Cecilia | ||
'k Heb mijn wagen volgeladen, vol met oude wijven / Toen ze op de marrekt kwamen, begonnen zij te kijven | ’k Heb mijn wagen volgeladen | 231 | 280 | |||||
'k Heb veel nachten lang gewaakt / Als een ander hield zijn rust | ’k Heb veel nachten | Starter | 122 | |||||
Heer Halewijn zong een liedekijn / Al wie dat hoorde wou bij hem zijn | Heer Halewijn | 141 | 180 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) en E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | ||||
Heer, in Uwen name gaan wij t' zeil in zee | Heer, in Uwen name | 40 | 66 | C.L. Denik, Het nieuw Maassluysche hoekertje (1755). Bron melodie: Den singende swaen (1664). | Druk 19 (1977) begint bij couplet Heer in uwe name heb ik hier de wacht. | |||
Heer Jesus heeft een hofken daar schoon bloemen staan; / Daarin zoo wil ik plukken gaan, 't is wel gedaan | Heer Jesus heeft een hofken | 102 | 102 | 62 | Het prieel der gheestelijkcke melodie (1609) | |||
Helpt nu uzelf, zo helpt u God / Uit der tyrannen band en slot | Helpt nu uzelf, zo helpt u God | 26 | 30 | |||||
Herders, hij is geboren / In 't midden van den nacht | Herders, hij is geboren | 66 | 68 | 102 | Liefde-vier in den kerstnacht (1669). Bron melodie: G. Bolognino, Den gheestelycken leeuwercker (1645). | Kerstlied | ||
Here, kere van ons af uw vertorend aangezicht | Here, kere van ons af | 34 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | |||||
Het daget in den Oosten, / Het lichtet overal | Het daget in den Oosten | 129 | 134 | 146 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||
Het komt een schip geladen / Tot aan het hoogste boord | Het komt een schip geladen | 46 | 73 | Handschrift Berlijn (15e eeuw). Bron melodie: Andernacher Gesangbuch (1608). | ||||
Het paard van de waard in Bolsward / dat heeft maar ene tand | Het paard van de waard | 272 | Han van Koert | |||||
Het regende zeer end' ik worde nat! / Bij mijnen lief was ik te nacht | Het regende zeer | 126 | 137 | |||||
Het viel eens hemels douwe / Voor mijn liefs vensterkijn | Het viel eens hemels douwe | 148 | 196 | 198 | Antwerps liedboek. Bron melodie: L. van Mechelen, Den bliiden requiem (1631). | |||
Het voer een maagdelijn over Rijn / tsavonds al in der maneschijn | Het voer een maagdelijn over Rijn | 160 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||||
Het waait een windeken koel uit den oosten / Hoe lustelijk staat dat groene woud | Het waait een windeken koel uit den oosten | 170 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||||
Het waren negen soldaten / Des morgens vroeg opgestaan | Het waren negen soldaten | 180 | ||||||
Het waren twee conincskinderen, / Si hadden malcandren soo lief! | Het waren twee conincskinderen | 141 | 152 | 184 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | |||
Het was een fraai rijk borgerskind / woonachtig binnen Leiden | Het was een fraai rijk borgerskind | 210 | Haarlems oudt liedt-boeck (1640). Bron melodie: A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626). | |||||
Het was een kind, zo kleine kind / Een kind van twalef jaren | Het was een kind | 148 | 143 | Haarlems oudt liedt-boeck (1640). Bron melodie: Het prieel der gheestelijcke melodie (1609). | ||||
Het was een maged uutverkoren, / Daar Jesus af woude zijn geboren | Het was een maged uutverkoren | 46 | 52 | 72 | Het prieel der gheestelijcke melodie (1609). Bron melodie: Een devoot ende profitelyck boecxken (1539). | Kerstlied | ||
Het was op ene avond laat / Dat ik gong wandelen al langs de straat | Het was op ene avond laat | 162 | ||||||
Het was op enen Maandag / Daarom ben ik zo blij | Het was op enen Maandag | 340 | ||||||
Het windeken dat uit het Oosten waait, / Lief, het waait niet tot alle tijden | Het windeken dat uit het Oosten waait | 140 | 208 | |||||
Het zou een jager uit jagen gaan, / Uit jagen zou hij er gaan | Het zou een jager uit jagen gaan | 172 | 166 | |||||
Het zou een meisken gaan halen wijn, / Het was 's avonds al zoo late | Het zou een meisken gaan halen wijn | 154 | 174 | |||||
Het zoud' een schamel mersenier / koopmanschepe leren | Het zoud' een schamel mersenier | 140 | Gruuthuse handschrift (ca. 1400) | |||||
Hier is onze fiere Pinksterblom / En ik wou hem zo graag er eens wezen | Hier is onze fiere Pinksterblom | 233 | 132 | J. Kunst, Het levende lied van Nederland (1947) | ||||
Hoe kan er een boompje lang bloeien / dat niet geworteld is | Hoe kan er een boompje lang bloeien | 248 | Nederlands Volkslied Archief | |||||
Hoe leit dit kindeken hier in de kou / Ziet eens hoe alle zijn ledekens beven | Hoe leit dit kindeken | 68 | 70 | 96 | J. Bols, Honderd oude Vlaamse liederen (1897) | Kerstlied | ||
Hoe rij die boere? / Sit, sit, so | Hoe rij die boere | 350 | Zuid-Afrikaans | |||||
Hop Marjanneke, stroop in 't panneke | Hop Marjanneke | blz 331 | M. van Helden, Wij zijn rijk | |||||
Ick seg adieu, / Wi twee, wi moeten sceyden | Ick seg adieu | 108 | 114 | 176 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||
Ik ging op enen morgen al door den Aerdenhout | Ik ging op enen morgen | 64 | Haarlems oudt liedt-boeck (1640). Bron melodie: S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627). | |||||
Ik heb de groene straatjes / Zoo dikwijls ten eind gegaan | Ik heb de groene straatjes | 194 | 277 | |||||
Ik kwam er laatst over die marrekt gegaan / dubbeltjes, dubbeltjes, toverlantaar | Ik kwam er laatst over die marrekt gegaan | 242 | Nederlands Volkslied Archief | |||||
Ik kwam er lestmaal over bergen en dalen / En ik zag er van verre mijn zoetelief staan | Ik kwam er lestmaal over bergen en dalen | 132 | ||||||
Ik kwam lest over een berg gegaan, / Taritari, taritaritata | Ik kwam lest over een berg gegaan | 200 | 265 | |||||
Ik stond op hoge bergen / Ik zag een stenen huis | Ik stond op hoge bergen | 242 | ||||||
Ik stond op hoge bergen / ik zag ter zeewaart in | Ik stond op hoge bergen | 186 | Haarlems oudt liedt-boeck (1640). Bron melodie: S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627). | |||||
Ik treur om een jonkvrouwe / met alzo groot geklag | Ik treur om een jonkvrouwe | 192 | Handschrift Buytevest (ca. 1600). Bron melodie: P.L. van der Goes, Druyven-tros der amoureusheyt (1602). | |||||
Ik vinde mij bedwongen dat ik zingen moet | Ik vinde mij bedwongen | 213 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||||
Ik voele mij gedrongen, / Dat ik zingen moet | Ik voele mij gedrongen | 128 | 207 | |||||
Ik voer laatst over zee, wil je mee / Al met een houten lepeltje | Ik voer laatst over zee | 242 | 269 | 316 | Thirsis minnewit (1735). Bron melodie: D. de Lange, Nederlandsch volksliederenboek (1900). | |||
Ik vrijde een vrouwken alzoo fijn / En droeg haar goede minne | Ik vrijde een vrouwken alzoo fijn | 156 | 202 | |||||
Ik wil mij gaan vertroosten / In Jesus' lijden groot | Ik wil mij gaan vertroosten | Johannes Brugman | 86 | 90 | 124 | Een devoot ende profitelyck boecxken (1539) | ||
Ik zie die morgensterre / mijns lievekens klaar aanschijn | Ik zie die morgensterre | 162 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Een devoot ende profitelyck boecxken (1539). | |||||
In den hemel is eenen dans, / Allelujah | In den hemel is eenen dans | 100 | 110 | 60 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||
In dulci jubilo / Singhet ende weset vro | In dulci jubilo | 56 | 056 | 82 | Handschrift Utrecht (1500). Bron melodie: Handschrift Tongeren (1480). | Kerstlied | ||
In een huis, daar woonde niemand in, / Maar vogelkens vlogen daar uit en in | Hij is van eene maged geboren | 64 | 66 | 88 | Een devoot ende profitelyck boecxken (1539) | Kerstlied | ||
In Holland staat een huis | In Holland staat een huis | 239 | ||||||
In Jesu name, / Broeders eerzame | In Jesu name | 75 | 80 | 106 | Veelderhande schriftuerlijcke liedekens (1587). Bron melodie: Het prieel der gheestelijkcke melodie (1609/1614). | Kerstlied | ||
In Oostland wil ik varen / Mijn blijven is hier niet lang | In Oostland wil ik varen | 128 | ||||||
In 't stalleken van Bethlehem / Is dezen nacht geboren | In 't stalleken van Bethlehem | 70 | 72 | Kerstlied | ||||
In 't steedetje van Nazareth / Wel binnen een huizeken kleine | In 't steedetje van Nazareth | 44 | 48 | 74 | Lootens en Feys, Chants populaires flamands (1879) | Kerstlied | ||
't Is Sint Anna die komt aan / hé courage viva | ’t Is Sint Anna die komt aan | 133 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||||
Jan Hinnerk wahnt up de Lammer, Lammerstraat | Jan Hinnerk | 228 | Melodie uit Le nozze di Figaro | Hamburgs dialect | ||||
Jan de Mulder / met zijnen leren kulder | Jan de Mulder | 288 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||||
Jan Plompaart en zijn wuveke, / Ze stongen e keer vroeg op | Jan Plompaart | 243 | Latere drukken hebben wel: 'Plomperdje en zijn wijfje' | |||||
Jennemieke, Jennemieke moete naar huis toe gaan / Want Jantje is zo ziek | Jennemieke | 366 | ||||||
Jeugdig volkje, ras, ras, ras, / Binnen deze muren | Jeugdig volkje, ras, ras, ras | 220 | 239 | 114 | Sparens vreughden-bron (1646) | Vastenavondlied | ||
Kinder swijcht, so mooch di horen, / Ecce mundi gaudia | Kinder swijcht, so moochdi horen | 48 | 53 | 78 | Handschrift Utrecht (ca. 1500) | Kerstlied | ||
Klare, wat heeft er uw hartje verlept / dat het verdriet in vrolijkheid schept | Klare, wat heeft er uw hartje verlept | 196 | P.C. Hooft, Gedichten. Bron melodie: J. Stalpart van der Wielen, Extractum Catholicum (1631). | |||||
Klein, klein Jezuken, / Heb je zulken kou? | Klein, klein Jezuken | 106 | 67 | Kerstlied | ||||
Kom nu met zang van zoeten tonen en u met snarenspel verblijd | Kom nu met zang | 32 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | |||||
Komt hier al bij en hoort dees klucht / Het is van Pierlala | Pierlala | 252 | 274 | 296 | Liedbladen Paemel (19e eeuw) en F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08). Bron melodie: E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856). | |||
Komt hier, gij pronkerd, kijken / Die kostelijk zijt bekleed | Komt hier, gij pronkerd, kijken | 38 | ||||||
Komt ons in diepe nacht ter ore / de morgenster is opgegaan | Komt ons in diepe nacht ter ore | Huub Oosterhuis | 94 | Melodie: Psalm 83 | ||||
Komt, vrienden, in het ronden, / Minnaars van eenen stiel | Komt, vrienden, in het ronden | 40 | 220 | 254 | J. Bols, Honderd oude Vlaamse liederen (1897) | |||
Laat zang en spel, tamboer en fluit nu klinken tot Gods eer | Laat zang en spel | Valerius | 42 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | ||||
Lestmaal op ene zomerse dag / Maar hoort, wat ik bevalligs zag | Lestmaal op ene zomerse dag | 82 | ||||||
Mamma, 'k wil een man hê / Watter man, mij lieve kind | Mamma, 'k wil een man hê | 354 | 232 | Zuid-Afrikaans | ||||
Mane, sterren, nachtplaneten, / Nooit en was uw glans zoo klaar | Mane, sterren, nachtplaneten | 72 | 74 | 100 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | Kerstlied | ||
Maria die zoude naar Bethlehem gaan, / Kersavond voor den noene | Maria die zoude naar Bethlehem gaan | 50 | 58 | 90 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848), E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) en Lootens en Feys, Chants populaires flamands (1879). Bron melodie: S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627). | Kerstlied | ||
Maria heeft het boek der profetieën beschouwd | Maria heeft het boek | 50 | ||||||
Meiseken jong, mijn maagdeken fier, / Waar staat jouw vaders huizeken hier | Meiseken jong | 160 | 204 | 218 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | |||
Merk toch hoe sterk nu in 't werk zich al stelt | Merk toch hoe sterk | Valerius | 14 | 14 | 44 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626). Bron melodie: J.J. Starter, De Friesche lusthof (1621). | ||
Mien mouder dij wol mi geven / Een smid al mit geweld | Wat mout ik mit zoo'n man? | 168 | 214 | 234 | J. Kunst, Het levende lied van Nederland (1947) | |||
Mietje Wantj' is altijd ziek / Hele de weke, hele de weke | Mietje Wantj' is altijd ziek | 258 | ||||||
Mij Sarie Marais is zo ver van mij hart / Maar 'k hoop haar weer te sien | Sarie Marais | 358 | Zuid-Afrikaans | |||||
Mijn hartelijk lief, wel schoon jonkvrouwe / Gij zijt certein mijn lief allein | Mijn hartelijk lief | 111 | ||||||
Mijn tijd gaat weg en ik daar met / Mijn leven mag niet duren | Mijn tijd gaat weg | 81 | ||||||
Mijn vader is een bakker / en een bakkerszoon ben ik | Mijn vader is een bakker | 329 | F.R. Coers, Liederen van Groot-Nederland (1900-30) | |||||
Mitte confitte kom t' avond thuis, / 't Is kermis in mijn streetje | Mitte confitte | 256 | 169 | 295 | Lootens en Feys, Chants populaires flamands (1879) | Kermislied | ||
Mocht ik, o Zwaantje, eens nevens u baden | Mocht ik, o Zwaantje | 130 | ||||||
Moeder, ik wil hebben een man / Warme garnars, smorrie | Moeder, ik wil hebben een man | 364 | ||||||
Moeke, doar staait 'n vrijer oan de deur / Fikedom, fikedom, fidederidom | Moeke, doar staait 'n vrijer | 362 | 236 | P. Groen, 't Grunneger Zangbouk (1958) | ||||
Molenaartjes wind is Zuidewind / Van hupsaldera faldera | Molenaartjes wind is Zuidewind | 187 | 223 | 228 | P. Groen, 't Grunneger Zangbouk (1958) | |||
Naar Oostland willen wij rijden / Naar Oostland willen wij mee | Naar Oostland willen wij rijden | 34 | 250 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | ||||
's Nachts rusten meest de dieren, / Ook menschen goed en kwaad | ’s Nachts rusten meest de dieren | G.A. Bredero | 152 | 200 | 190 | G.A. Bredero, Groot lied-boeck (1622). Bron melodie: Het prieel der gheestelijkcke melodie (1609). | ||
's Nachts toen een blauw bestarde kleed / Bedekten 't blauw gewelf | ’s Nachts toen een blauw bestarde kleed | 190 | 228 | |||||
Nu laat ons allen vroolijk zijn / De hemel zal de onze zijn | Nu laat ons allen vroolijk zijn | 94 | 98 | Paaslied | ||||
Nu wil ik een liedeken zingen / Daar mede de liefste toebringen | Nu wil ik een liedeken zingen | 230 | 207 | Nieu Amstelredams liedtboeck (1591). Bron melodie: M. Franck, Fasciculus quodlibericus (1611). | ||||
Nu zijt wellekome, / Jesu lieven Heer | Nu zijt wellekome | 62 | 64 | 92 | S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627) | Kerstlied | ||
O Friesland, zoo vol deugden / Als ik een landschap weet | O Friesland, zoo vol deugden | J.J. Starter | 30 | |||||
O Heer, die daar des hemels tente spreidt | O Heer, die daar | Valerius | 16 | 16 | 58 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | ||
O Heer, du bist mijn God en Here / ik wil dij loven nu voortaan | O Heer, du bist mijn God en Here | blz 057 | M. van St. Aldegonde, Het boeck der heylige schriftuerlijcke lofsangen (1591). Melodie: Psalm 50. | |||||
O heer, Gij zijt mijn God en Here, ik wil U loven nu voortaan | O heer, Gij zijt mijn God en Here | Marnix | 25 | |||||
O herders, laat uw bokjes en schapen / De God en Heer die 't Al heeft geschapen | O herders, laat uw bokjes | 333 | Kerstlied | |||||
O Kersnacht, schooner dan de daegen, / Hoe kan Herodes 't licht verdraegen | O Kersnacht | Joost van den Vondel | 76 | 78 | Kerstlied | |||
O Nederland, let op uw zaak, / De tijd en stond is daar | O Nederland, let op uw zaak | Valerius | 12 | 12 | 36 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | ||
Ons genaket die avontstar, / Die ons verlichtet also claer | Ons genaket die avontstar | 58 | 076 | Kerstlied | ||||
Ons is geboren een kindekijn / Nog klaarder dan die zonne | Ons is geboren een kindekijn | 54 | 54 | 80 | Handschrift Berlijn (15e eeuw). Bron melodie: Handschrift Tongeren (1480). | Kerstlied | ||
Ons is geboren een uitverkoren klein kindekijn | Ons is geboren een uitverkoren | 332 | ||||||
Ons Vader, God geprezen / Die in den hemel zijt | Ons Vader, God geprezen | 342 | 56 | Het prieel der gheestelijcke melodie (1609) | ||||
Op enen kerstnacht, als Sint Jozef lag te rusten | Op enen kerstnacht | 336 | ||||||
Ozewiezewoze wiezewalla kristalla | Ozewiezewoze | 251 | 131 | |||||
Paardje beslaan, wie heeft dat gedaan | Paardje beslaan | blz 331 | M. van Helden, Wij zijn rijk | |||||
Plomperdje en zijn wijfje / Die zouden vroeg opstaan | Plomperdje en zijn wijfje | 206 | 274 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | De eerste druk heeft wel 'Jan Plompaart en zijn wuveke, / Ze stongen e keer vroeg op'. Negentiende druk (1977) geeft: 'ze zijn te merkt 'egaan'. | |||
Rij maar an ossewa, rij maar an | Rij maar an ossewa | 357 | Zuid-Afrikaans | |||||
Rijck God, wien sal ick claghen / Dat hymelijck lijden mijn | Rijck God, wien sal ick claghen | 116 | 120 | 156 | Antwerps liedboek. Bron melodie: Souterliedekens (1540). | |||
Rintintin op een platin / Mussen zijn geen vinken | Rintintin | 355 | ||||||
't Ros Beijaard doet zijn ronde / In de stad van Dendermonde | ’t Ros Beijaard | 28 | 30 | 48 | K. Wytsman, Anciens airs (1868) | De vier Heemskinderen | ||
Schoon boven alle schoone, / Hoe mag't geschiên | Schoon boven alle schoone | Justus de Harduyn | 84 | 93 | 122 | J. de Harduyn, Goddelicke lofsanghen (1620) | Passielied | |
Schoon jonkvrouw, ik moet u klagen, / Dat ik ben doorwond | Schoon jonkvrouw, ik moet u klagen | 112 | 116 | 203 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08), (hs. 1635) | |||
Schoon lief, hoe ligt gij hier en slaapt / In uwen eersten droome | Schoon lief, hoe ligt gij hier | 158 | 209 | 220 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848). Bron melodie: F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08). | |||
Schoon lief, wilt gij met mij rijden? / Schoon lief, wilt gij met mij gaan | Schoon lief, wilt gij met mij rijden | 144 | 192 | |||||
Schoon lieveken, waar waarde gij den eersten meiennacht, / Dat gij mij geenen mei en bracht | Schoon lieveken | 164 | 210 | |||||
Sint Jozef ging al treuren / Hij ging van deur tot deure | Sint Jozef ging al treuren | 324 | ||||||
Slaat op den trommele van dirredomdeine | Slaat op den trommele | Arent Dircksz. Vos | 19 | 19 | 28 | Een nieu geusen lieden boecxken (1581). Bron melodie: S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627). | Geuzenlied. In druk 10 (1956) staat dit lied opnieuw op blz 344. | |
Springt op en toon je schoen / 't Is om te zien wat dat de oude mannen al doen | Springt op en toon je schoen | 214 | 250 | 278 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands (1856) | |||
Stort tranen uit, schreit luide, weent en treurt | Stort tranen uit | Valerius | 38 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626). Bron melodie: D.R. Camphuysen, Stichtelyke rijmen (1647). | ||||
T' avond gaat ons feeste aan / Hé, courage, viva | T' avond gaat ons feeste aan | 155 | ||||||
Te Duinkerk gaat het al verkeerd / De meisjes zijn in 't Frans geleerd | Te Duinkerk | 207 | 238 | 304 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | |||
Te Kieldrecht, te Kieldrecht, / Daar zijn de meiskens koene | Te Kieldrecht | 212 | 248 | 302 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | |||
Toen den hertog Jan kwam varen / te peerd parmant, al triumfant | Toen den hertog Jan kwam varen | Harrie Beex | Floris van der Putt | 52 | Den brembos (1950) | |||
Toen Hanselijn over de heide reed / Hoe haastig werd hij gevangen | Toen Hanselijn over de heide reed | 135 | 146 | 178 | Haarlems oudt liedt-boeck (1640). Bron melodie: Souterliedekens (1540). | Ook gespeld als: 'Doen Hanselijn' | ||
Tonneke, tonneke bier, bier, bier / Ze rollen, ze rollen, ze rollen | Tonneke bier | 371 | ||||||
Uit uw hemel zonder grenzen / komt Gij tastend aan het licht | Uit uw hemel zonder grenzen | Huub Oosterhuis | Floris van der Putt | 76 | ||||
Van minnen ben ic dus ghewont: / gheef mi dijn hert: ic worde gesont | Van minnen ben ic dus ghewont | 90 | 94 | |||||
Van vrouden ons alle die kinderkens singen, / Des avondes doe si heimwert gingen | Van vrouden ons alle die kinderkens singen | 52 | 47 | 77 | Handschrift Berlijn (15e eeuw). Bron melodie: S. Theodotus, Het paradijs der lof-sangen (1627). | Kerstlied | ||
Van waar komt ons de koelen wijn / Hij komt van Keulen aan de Rijn | Van waar komt ons de koelen wijn | 158 | 308 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08), (hs. 18e eeuw) | ||||
Vier weverkens zag men ter botermarkt gaan, / En de boter die was er zoo diere | Vier weverkens | 38 | 44 | 256 | P. de Mont, Volksliederen, in: Volkskunde (1889) | |||
Vrolijk, herders, komt vrij binnen / Komt bezoekt met hert' en wens | Vrolijk, herders | 330 | ||||||
Waar dat men zich al keert of wendt, / End' waar men loopt of staat | Waar dat men zich al keert | Valerius | 22 | 24 | 43 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | ||
Waar gaan jy heen, gaan jy heen, Sannie Brandt? / Waar gaan jy heen, lieve Sannie? | Sannie Brandt | 352 | Zuid-Afrikaans | |||||
Waar staat jouw vaders huis en hof? / Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn | Waar staat jouw vaders huis en hof? | W.D. Hooft | 163 | 224 | 208 | P.C. Hooft, Gedichten en Haarlems oudt liedt-boeck (1716). Bron melodie: M. Franck, Newes teutsches Convivium (1621). | ||
Wanneer kom ons troudag, Gertji, Gertji? | Gertji | 360 | Zuid-Afrikaans | |||||
't Was op eenen Driekoningen avond, / 't Was op eenen Driekoningendag | ’t Was op eenen Driekoningen avond | 96 | 106 | Driekoningenlied | ||||
't Was op enen maandag, daarom ben ik zo blij | ’t Was op enen maandag | 126 | R. Ghesquiere, Meezennestje. | Zie ook: Het was op enen maandag | ||||
't Was op een Witten Donderdag, / Dat er wel Jezus zijn avondmaal dee | ’t Was op een Witten Donderdag | 88 | 338 | 118 | Nederlands Volkslied Archief | Witte Donderdag | ||
Wat doet gij al in't groene veld, / mooi Bernardijn, mooi Exafijn | Wat doet gij al in 't groene veld? | 206 | 235 | 282 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands (1856) | |||
Wat voor vijand durft ons naken, / Vier gebroeders op een peerd | De vier Aymonskinderen | 26 | 28 | 50 | Jubiléboek van de ommegang van 1825, Mechelen | De vier Heemskinderen | ||
Wat zetten z' Onzen Lieven Heer op zijn hoofd? / Kyrie eleison | Wat zetten z' Onzen Lieven Heer | 92 | 120 | J. Bols, Honderd oude Vlaamse liederen (1897) | ||||
Wat zullen onze patriotjes eten, als zij in 't leger zijn? | Wat zullen onze patriotjes eten | 346 | 46 | Lootens en Feys, Chants populaires flamands (1879) | ||||
Wech op! Wech op! dat herte mijn, / Dat heeft ghetreurt so langen tijt | Wech op! Wech op! | 146 | 194 | |||||
Wel Anne-Marieken, waar gaat gij naar toe | Wel Anne-Marieken | 184 | 218 | 237 | J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen (1848) | Zie ook: Anne Marie, waar ga je naar toe | ||
Wel, hoe is Otjes hart zoo groen | Een otter in het bolwerk | J.J. v.d. Vondel | 258 | |||||
Wie dat zich zelfs verheft temet, / Werd wel een arme sleter | Wie dat zich zelfs verheft | Valerius | 10 | 10 | ||||
Wie heeft, wie heeft gemaakt / Een rattestaart, een rattestaart | Wie heeft gemaakt | 371 | ||||||
Wie klopt er op mijn kamertje / 't Is Jannetje met zijn hamertje | Wie klopt er op mijn kamertje | 123 | ||||||
Wie was diegene, die die looverkens brak / Ende die ze aan zijn narrekappe stak | Wie was diegene, die die looverkens brak | 24 | 32 | 26 | Antwerps liedboek. Bron melodie: I. Fruytiers, Ecclesiasticus (1565) | |||
Wie wil er mee naar Wieringen varen, / 's Morgens vroeg al in den dauw | Wie wil er mee naar Wieringen varen | 162 | 185 | 227 | J. Kunst, Het levende lied van Nederland (1947) | |||
Wij boeren en boerinnen, / Wij werken dag en nacht | Wij boeren en boerinnen | 204 | 236 | |||||
Wij klommen op hooge bergen, / En wij keken ter zeewaart in | Wij klommen op hooge bergen | 124 | ||||||
Wij komen alle drie uit vreemde landen, / Uit orienten door een ster geleid | Wij komen alle drie uit vreemde landen | 80 | 86 | 108 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08) | Driekoningenlied | ||
Wij komen van Oosten, wij komen van ver / A la berline postiljon | A la berline postiljon | 82 | 88 | 112 | J. Bols, Honderd oude Vlaamse liederen (1897) | Driekoningenlied | ||
Wij willen van den kerels zingen / Zij zijn van kwader aard | Wij willen van den kerels zingen | 24 | Gruuthuse handschrift (ca. 1400) | |||||
Wij willen vanavond vrolijk zijn / En drinken den koelen rijnsen wijn | Wij willen vanavond vrolijk zijn | 124 | ||||||
Wij zijn al bijeen, / Al goe kadulletjes, Al goe kadullen | Wij zijn al bijeen | 198 | 232 | 283 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) en F. Delafaille, Geschiedenis van Mechelen (1900) | |||
Wij zijn gebroeders, zoals gij ziet / En wanneer zullen wij elkander nog eens zien | Wij zijn gebroeders | 372 | 326 | |||||
Wilhelmus van Nassouwe / Ben ick van Duijtschen bloet | Wilhelmus van Nassouwe | 6 | 6 | 19 | Een nieu geusen lieden boecxken (1581). Bron melodie: Deuchdelijcke Solutien (1574). | |||
Wilhelmus van Nassouwe / Ben ick van Duijtschen bloet | Wilhelmus van Nassouwe | 8 | 8 | 20 | Een nieu geusen lieden boecxken (1581). Bron melodie: A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626). | |||
Willen wij, willen wij / 't Haasken jagen door de hei | Willen wij 't haasken jagen? | 170 | 216 | 216 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08) | |||
Wilt heden nu treden voor God den Heere | Wilt heden nu treden | Valerius | 18 | 18 | 40 | A. Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck (1626) | ||
Zal ik nog lang in hete tranen / getuigen van mijn herts verdriet | Zal ik nog lang in hete tranen | 194 | F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied (1903-08), (hs. 17e eeuw). Bron melodie: D.R. Camphuysen, Stichtelyke rijmen (1647). | |||||
Zeg kwezelken, wilde gij dansen? / Ik zal u geven een ei | Zeg kwezelken, wilde gij dansen? | 188 | 225 | 276 | E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1856) | In 19e druk (1977) zonder 'Zeg' | ||
Zolang er mensen zijn op aarde / zolang de aarde vruchten geeft | Zolang er mensen zijn op aarde | Huub Oosterhuis | Tera de Marez Oyens | 69 |
Canons in Nederlands volkslied
bewerkenDe canons in Nederlands volkslied zijn, in de meeste uitgaven, opgenomen in een apart onderdeel achter in de bundel. Pollmann en Tiggers maken een duidelijk onderscheid tussen het traditionele volkslied en de canon. Als toelichting bij het onderdeel 'canons' schrijven zij: "Anders dan het volkslied is de canon een kunstprodukt van één maker, dat uitnodigt tot een meerstemmig muzikaal gezelschapsspel" (druk 1977).
Hieronder volgt een overzicht van de canons die zijn opgenomen in de drie drukken van 1941, 1956 en 1977 van Nederlands volkslied.
Beginregel | Titel | Auteur | Componist | bladzijde | Bron | Bijz. | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1941 (1e druk) |
1956 (10e druk) |
1977 (19e druk) | ||||||
Agnus Dei, agnus Dei, qui tollis peccata mundi | Agnus Dei | Josquin Desprez | 319 | 338 | Latijn (Lam Gods) | |||
Ah, ben je daar, ah ben je daar | Ah, ben je daar | M. Hauptmann | 302 | 296 | ||||
All in to service, let us sing merily | All in to service | 364 | Engels | |||||
Alleluja, alleluja, alleluja / Alleluja, alleluja | Alleluja | Claude le Jeune | 87 | |||||
Alleluja, alleluja / Alleluja, alleluja / Amen, alleluja | Alleluja | Mozart | 322 | |||||
Alleluja, Alleluja, / Amen, Amen | Alleluia | 262 | 109 | 343 | ||||
Als de kat van huis is dansen de muizen | Als de kat van huis is | Chr. Lahusen | 373 | |||||
Altijd vroolijk, zing een lied, geen verdriet | Altijd vroolijk | P.M. Eberwein | 306 | 294 | ||||
Beatus qui soli Deo confidit et laborat | Beatus qui soli | J.P. Sweelinck | 400 | Latijn (Gelukzalig hij die op God allen vertrouwt) | ||||
Bewaart, Heer, Holland / En zegent Leiden | Bewaart, Heer, Holland | Cornelis Schuyt | 263 | 312 | ||||
Bona dies omnes cantores | Bona dies | M. Praetorius | 419 | |||||
Bona nox / Bist a rechter Ochs | W.A. Mozart | 308 | 289 | 403 | ||||
Brio! De brêge sit ticht en it skip moat der troch | Brio! Brio! | M. Folkertsma | 281 | 253 | ||||
Caffee, trink nicht so viel Caffee | Caffeeel | K.G. Hering | 371 | Duits | ||||
Cantate Domino, cantate / Et Cantate Domino | Cantate Domino | Martini | 21 | |||||
Cantate Domino canticum canticum novum | Cantate Domino canticum novum | Hayes | 323 | |||||
Célébrons sans cesse de Dieu les bontes | Célébrons sans cesse | O. Lassus | 392 | Frans | ||||
Chairs to mend, old chairs to mend | Chairs to mend | Ph. Hayes | 367 | Engels | ||||
Chantez en exultation au Dieu | Chantez en exultation | Cl. le Jeune | 385 | Frans | ||||
Come follow me, wither shall I follow thee | Come follow me | J. Hilton | 365 | Engels | ||||
Dankt nu, dankt God den Heer / Want Hij is genadig | Dankt nu God den Heer | 340 | 405 | |||||
Da pacem, Domine in diebus nostris | Da pacem, Domine | M. Franck | 400 | Latijn (Geef vrede Heer, in onze dagen) | ||||
Dat schoonste kind is ons geboren | Dat schoonste kind | F. de Nijs | 352 | |||||
De groote Sultan heeft gefuifd / Hij heeft gedronken, hij heeft gekluifd | De groote Sultan heeft gefuifd | Kuhlau | 292 | 304 | ||||
De heidenen lachen, de jood en de christen | De heidenen lachen | Kuhlau | 286 | |||||
De jonge lente in't verschiet / De vogel zingt zijn lied | De jonge lente | Ph. Hayes | 287 | 127 | ||||
De lente komt, de lente komt, / Al slapen nog de velden | De lente komt | 311 | ||||||
De nachtegaal met zoeten toon, in berg en daal zing hij zeer schoon | De nachtegaal met zoeten toon | 362 | ||||||
De priem, de secunde, de terts, de kwart, de kwint, de sext, de septiem, het octaaf | De priem, de secunde | Mandyczewski | 304 | 282 | Muziekonderwijs | |||
De priem, de secunde, de terts, de kwart, de kwint, de sext, de septiem, het octaaf (omgekeerd) | De priem, de secunde | 305 | 283 | |||||
Die voor de waarheid strijdt / Zal overwinnen t' zijner tijd | Die voor de waarheid strijdt | Haydn | 11 | |||||
Dieuwer is verliefd, te met / Op zukken reinen vrijer | Dieuwer is verliefd | 285 | ||||||
Din, din, din dy kwam fen Brugge | Din din | P. Folkertsma | 286 | 251 | 412 | |||
Do, do, l'enfant dormira tantôt | Do, do, l'enfant dormira | 420 | Frans | |||||
Do do sol la mi fa sol! / O wat vervelend! O wat vervelend | O wat vervelend | L. Cherubini | 297 | 133 | ||||
Dona nobis pacem pacem / Dona nobis pacem | 269 | 77 | Latijn (Geef ons vrede) | |||||
Drie gans im haberstroh | Drie gans im haberstroh | 363 | Duits | |||||
Drie ganzen in't haverstroo / Zitten daar en snaat'ren zoo | Drie ganzen in't haverstroo | 280 | 281 | 407 | ||||
Een enkel duivelsch wijf | Een enkel duivelsch wijf | J. Haydn | 276 | 307 | ||||
Een kleine engel is uit het kerkeraam gevlogen | Een kleine engel | H. van Koert | 349 | |||||
Een vrolijk nieuwe lied, 't is beter iet dan niet | Een vrolijk nieuwe lied | 386 | ||||||
Een vrolijck salich nieuwe liedt, / Alder werelt openbare | Een vrolijck salich nieuwe liedt | 266 | 320 | |||||
Eere zij God in den hooge! / Vrede op aarde, op aarde | Eere zij God | Gebhardi | 265 | 73 | Kerstlied | |||
Ego sum pauper: nihil haveo et nihil dabo | Ego sum pauper | 375 | Latijn (Ik ben arm: ik heb niets en kan dus niets geven) | |||||
El geen gedacht / Bij dag en nacht / Dan u, mijn lief, allene | El geen gedacht | Mozart | 374 | |||||
Ere zij God in den hoge | Kreeft-canon | Haydn | 318 | Canon kan van achteren naar voren worden gezongen. | ||||
Es ist ein Ros' entsprungen aus einer Wurzel zart | Es ist ein Ros' entsprungen | M. Vulpius | 394 | Duits | ||||
Falala, naar de bossen | Falala, naar de bossen | W. Byrd | 355 | |||||
Fides est animae vita / Sicut anima est vita corporis | Fides est animae vita | A. Gumpelzhaimer | 329 | 393 | Latijn (Het geloof is het leven der ziel) | |||
Frisia non cantat? Wie dat zegt die liegt dat | Frisia non cantat | Chr. Lahusen | 375 | Latijn en Nederlands (Nederlanders zingen niet?) | ||||
Geef mij, minlijk beelde zoet / Nu geheel uw hart en zin en moed | Geef mij, minlijk beelde | Hayes | 353 | |||||
Genoden roept t'saam overluid / Geluk, o bruidegom en bruid | Genoden roept t'saam | 363 | ||||||
Go to Joan Glover and tell her I love her | Go to Joan Glover | 402 | Engels | |||||
Goeden dag, alle goede vrienden | Goeden dag | M. Praetorius | 419 | Op de melodie van Bona dies | ||||
'k Groet u, stralende zunnelicht | ’k Groet u | Mozart | 95 | |||||
Great Tom is cast and Christ Church bells ring | Great Tom is cast | W. Laws | 356 | Engels | ||||
Groote klokken zeggen tiktak, tiktak | Groote klokken zeggen tiktak | K. Karow | 283 | 300 | Muziekonderwijs | |||
Ha, ha, ha, ha, ha, ha, ha, ha, ha / Ha, dat jonge zingen doet den mensch weer deugd | Lachcanon | Cherubini | 295 | 222 | ||||
Hansje heeft een jasje aan, / En dat is hem te klein | Hansje heeft een jasje aan | 296 | 302 | |||||
Heer blijf bij ons, want het is tegen den avond | Heer blijf bij ons | J. van Biezen | 380 | |||||
Heer, geef mijn ogen Uw stralend licht | Heer, geef mijn ogen | Palestrina | 105 | |||||
Heer, geef ons kracht / Sta ons bij | Heer, geef ons kracht | Chr. Praetorius | 264a | 65 | ||||
Heer, in Uwen toorn bestraf mij niet / Wilt in Uw gramschap mij niet treffen | Heer, in Uwen toorn | Caldara | 314 | |||||
Heil en zegen in je leven / Leef gelukkig met elkaar | Heil en zegen | A. Salieri | 278 | |||||
Hemel en aarde kunnen vergaan / Vroolijke musici, vroolijke musici | Hemel en aarde | 272 | 257 | 376 | Op dezelfde melodie als: Heut' kommt der Hans nach Haus | |||
Het is slechts langs de rechten baan, / Waarlangs men zonder stille staan | Het is slechts langs de rechte baan | 273 | 203 | |||||
Heut' ist ein Fest bei den Fröschen am See | Heut' ist ein Fest | 411 | Duits | |||||
Heut' kommt der Hans nach Haus, freut sich die Lies' | Heut' kommt der Hans | 376 | Duits | |||||
Hey ho, to the greenwood now let us go, sing heave and ho | Hey ho, to the greenwood | W. Byrd | 355 | Engels | ||||
Hine ma tov | Hine ma tov | 345 | Hebreeuws (Zie hoe goed). Psalm 133:1. | |||||
Hm, hm, hm, hm, hm, hm, alleen wat gebrom | Alleen wat gebrom | Harrington | 313 | 291 | ||||
Hoe Henk ook schaatst, hij wordt niet nummer 1 | Hoe Henk ook schaatst | W. Laws | 356 | Op de melodie van: Great Tom is cast | ||||
Hola, niemand in huis, t' eten of te drinken | Hola, niemand in huis | 364 | ||||||
Hoor nu toch eens dat gekakel van Dientje, Marie en Brigitte | Hoor nu toch eens | 171 | ||||||
Hup een! hup twee! Laat ons dansen, laat ons zingen en springen | Hup een, hup twee | L. Cherubini | 277 | 199 | ||||
IJdelheid der ijdelheden, / Alles is ijdelheid, ijdelheid | IJdelheid der ijdelheden | Sweelinck | 280 | 195 | Prediker 1:1 | |||
Ik ben klein, mijn hart is rein / Daar zal niemand mijn gast zijn | Ik ben klein | Spengel | 335 | |||||
Ik ging er eens spanceren al door die groene wei | Ik ging er eens spanceren | Hauptmann | 125 | |||||
Ik meen het, ik met het / Ja, ja, ja, ja, ik meen het | Ik meen het | Beethoven | 288 | |||||
Ik vraag je, ik vraag je: zing mij de C-toonladder voor | Ik vraag je | Ludwig van Beethoven | 288 | 237 | ||||
Illumina oculos meos | Illumina oculos meos | G.P. da Palestrina | 354 | Latijn (Verlicht mijn ogen) | ||||
Ingratitudo sequitur laborem nostrum | Ingratitudo | J. Steffens | 361 | Latijn (Met ondank wordt ons werk beloond) | ||||
't Is stille, still' allengskens, / 't Is avond weer aan 't worden | ’t Is stille allengskens | Caldara | 279 | 309 | ||||
Jacob heeft een ladder, daar klimt hij langs omhoog | Jacob heeft een ladder | H. van Koert | 350 | |||||
Jubilate Deo, omnis terra | Jubilate Deo | 359 | Latijn (Juich voor God, heel de aarde) | |||||
Koekoek roept de koekoek, roept de koekoek in het bos | Koekoek roept de koekoek | F. de Nijs | 381 | |||||
Kom mee naar buiten allemaal / Dan zoeken wij de wielewaal | Kom mee naar buiten | Andries Hartsuiker | 284 | 308 | 344 | |||
Kom mee, naar de bruisende, frissche zee, komt allen mee | Kom mee naar de zee | William Byrd | 307 | |||||
Kom toch en volg mij na / En zing met mij de canon dra | Kom toch en volg mij na | 285 | 211 | |||||
Kom, wil mij volgen | Kom, wil mij volgen | J. Hilton | 365 | |||||
Komt en laat ons dansen, springen / Komt en laat ons vrolijk zijn | Komt en laat ons dansen | 282 | 219 | 384 | ||||
Komt nu en zingt | Komt nu en zingt | M. Praetorius | 357 | |||||
Laat alom musiceren met stem en instrument | Laat alom musiceren | Cl. le Jeune | 417 | |||||
Laat ons zingen | Laat ons zingen | A. Caldara | 370 | |||||
Lachend kommt der Sommer übers Feld | Lachend kommt der Sommer | C. Bresgen | 377 | Duits | ||||
Lachend, lachend, lachend, lachend tooit de lente bosch en veld | Lachend tooit de lente | Jo Kalmijn-Spierenburg | 299 | 297 | ||||
Laudate Dominum de coelis | Laudate Dominum | 360 | Latijn (Looft de Heer der hemelen) | |||||
Lente is weer in het land, koekoek zingt koekoe | Lente is weer in het land | 414 | Op de melodie van Sumer is icumen in | |||||
Loman, Loman / Wees toch geen lauw man | Loman, Loman | Beethoven | 39 | |||||
Looft Gods macht | Looft Gods macht | W.A. Mozart | 423 | |||||
Luister hoe de merel zingt, merel zingt | Luister hoe de merel zingt | F. de Nijs | 382 | |||||
Martin, lieber Herre, nun lass uns fröhlich sein | Martin, lieber Herre | 353 | Duits | |||||
Mijn leven lang wil ik al uwe werken prijzen | Mijn leven lang | M. Praetorius | 418 | Op de melodie van Non moriar | ||||
Miserere mei / Domine | J.P. Sweelinck | 270 | 316 | 396 | Latijn (Ontferm u over mij, Heer) | |||
Mit günstlichem Herzen wünsch ich dir | Mit günstlichem Herzen | O. von Wolkenstein | 336 | Duits | ||||
Mocht ik met een lied uw herte winnen | Mocht ik met een lied | Mozart | 309 | 117 | ||||
Neen, muziek van Cherubini is me veel te veel chromatisch | Anti-Cherubinisme | Kuhlau | 310 | 292 | ||||
Neen, neen, ik zeg niets, / ik zeg het je toch niet | Neen, neen, ik zeg niets | Martini | 300 | 284 | ||||
Nog vele jaren, ja, dat wensen wij | Nog vele jaren | M. Hauptmann | 406 | |||||
Non moriar sed vivam et narrabo opera Domini | Non moriar | M. Praetorius | 418 | Latijn (Ik zal niet sterven, maar leven) | ||||
Non nobis, Domine, sed nomini tuo da gloriam | Non nobis, Domine | W. Byrd | 337 | 424 | Latijn (Niet aan ons, Heer, maar aan Uw naam alle eer) | |||
Nu, nu, nu, nu, nu schall und sich zu | Nu, nu, nu, nu | M. Praetorius | 357 | Duits | ||||
Nu zijt willekome, Here Christ | Nu zijt willekome | W. Rein | 408 | Kerstlied | ||||
O moeder, de vink is dood / Had je de vink te drinken gegeven | O moeder, de vink is dood | 421 | ||||||
O Nederland, weest nu verblijd / Verheugt u nu in deze tijd | O Nederland, weest nu verblijd | 315 | ||||||
O schone dag, als klam en kil de morgen grauwt | O schone dag | 342 | ||||||
O wilde en onvervalste pracht / Der blommen langs de watergracht | O wilde en onvervalste pracht | Sartorius | 313 | |||||
Ons is een Kind geboren / Kyrieleison | Ons is een Kind geboren | 59 | ||||||
Ontwaak, ontwaak, de roep van de haan | Ontwaak, de roep van de haan | J.J. Wachsmann | 282 | 129 | 341 | |||
Op, slapers, wordt toch wakker! / De koekoek roept in 't bosch | Wordt wakker | J.G. Ferrari | 281 | 197 | 347 | |||
Over het water stormen de eenden | Over het water | H. van Koert | 351 | |||||
Pacem in terris, pacem in terris | Pacem in terris | H. Lau | 413 | Latijn (Vrede op aarde) | ||||
Pater noster, qui es in coelis | Pater noster | 91 | 339 | Latijn (Onze Vader) | ||||
Pinta trahit pintam et sic per pintas | Pinta trahit pintam | 420 | Latijn (Van de ene pint komt de andere) | |||||
Prijst toch den dag, / Als kil de morgennevel grauwt | Prijst toch | 286 | ||||||
Psallite Deo nostro / Psallite, Psallite | Psallite Deo nostro | Martini | 27 | |||||
Rijmen gaat zoo goed! / Weet je, hoe het moet | Rijmen | Mandyczewski | 290 | 299 | ||||
Sanctus / Sanctus | C. non Papa | 262 | 99 | 416 | Latijn | |||
Signor Abate! io sono, io sono, io sono, ammalato | L. van Beethoven | 312 | 290 | 372 | Italiaans, Latijn en Duits (Eerwaarde, ik ben ziek) | |||
Sine Cerere et Baccho friget Venus | Sine Cerere et Baccho | J.P. Sweelinck | 395 | Latijn (Waar Ceres en Bacchus -brood en wijn- ontbreken, verkilt Venus -liefde-) | ||||
Sine musica nulla vita | Sine musica nulla vita | K. Marx | 409 | Latijn (Zonder muziek is er niet te leven) | ||||
Sinte Cecilia vloog naar Amerika | Sinte Cecilia | H. van Koert | 378 | |||||
Sir Walter enjoying his Damsel one night | Sir Walter | H. Purcell | 368 | Engels | ||||
Sta op, mijn liefste, sta op mijn liefste en kom | Sta op, mijn liefste | 121 | ||||||
Stoelen te matten, oude stoelen te matten / Biezen of rieten | Stoelen te matten | Ph. Hayes | 303 | 295 | 367 | |||
Sù cantemo lalala, cosi l'ore ne passerà | Sù cantemo | A. Caldara | 370 | Italiaans (Vooruit, laten wij zingen, zo zullen de uren snel voorbijgaan) | ||||
Sumer is icumen in, lhude sing cucu | Sumer is icumen in | 414 | Middelengels | |||||
Surrexit Christus hodie / Alleluja, alleluja | Surrexit Christus | Sartorius | 97 | 358 | Latijn (Christus is vandaag opgestaan). In 19e druk (1977) met muziek van A. Gumpelzhaimer. | |||
Suze Naanje, ik waige die / Wasttoe wat grooter din sluig ik die | Suze Naanje | 275 | 311 | 343 | ||||
Ta ta ta ta ta ta ta, / beste, goeie Mälzel | Metronoom | Ludwig van Beethoven | 294 | 303 | ||||
Tanz, Kindlein, tanz / Die Schuhe sinds noch ganz | Tanz, Kindlein, tanz | H. Bornefeld | 348 | Duits | ||||
Three blind mice, Dame Julian | Three blind mice | 369 | Engels | |||||
Tod ist ein langer Schlaf, Schlaf is ein kurzer Tod | Tod ist ein langer Schlaf | J. Haydn | 404 | Duits | ||||
Ubi sunt gaudia / Waar de engelen zingen nova cantica | Ubi sunt gaudia | Ph. Hayes | 61 | 422 | Latijn en Nederlands (Waar heerst de vreugde) | |||
Uit angst en nood stijgt mijn gebed | Uit angst en nood | M. Agricola | 340 | |||||
Under this stone lies Gabriel John | Under this stone | H. Purcell | 366 | Engels | ||||
Vanitas vanitatum et omnia vanitas | Vanitas vanitatum | J.P. Sweelinck | 398 | Latijn (IJl en ijdel, alles is ijdel) | ||||
Vanitas vanitatum | Vanitas vanitatum | J.P. Sweelinck | 399 | Variant van melodie | ||||
Verheugt u, o Sion, verheugt u, o Sion | Verheugt u | 331 | ||||||
Viva, viva la musica / Viva, viva la musica | Viva la musica | M. Praetorius | 217 | 356 | Italiaans | |||
Viva viva la musica | J. Schouten | 287 | 410 | Italiaans | ||||
Vriend ... is een brave man, / Die leert ons alles wat hij kan | Vriend ... is een brave man | A. Mendelssohn | 298 | 298 | ||||
Vroolijk springen wij, hahaha | Vroolijk springen wij | A. Caldara | 289 | 213 | ||||
Waar ik ga, waar ik sta / komt de echo achterna | Waar ik ga | Br. Leontinus | 347 | |||||
Waarom moet de haan, / Altijd vroeg opstaan | Waarom moet de haan | Tiggers | 291 | 306 | ||||
Wacht auf, wacht auf, es krähte der Hahn | Wacht auf, es krähte der Hahn | 341 | Duits | |||||
Wat wordt die wereld van ons allen op den duur | Wat wordt die wereld | J.J. Wachsmann | 341 | |||||
Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valt | Wie meent te staan | A. Gumpelzhaimer | 393 | Op de melodie van Fides est animae vita | ||||
Wie weet waar Willem woont? Wie weet waar Willem Wouters woont | Wie weet waar Willem woont | F. de Nijs | 383 | |||||
Wi-Jhuda leolam te shev | Wi-Jhuda leolam | 346 | Hebreeuws (Maar Juda blijft altijd bewoond). Joël 4:20. | |||||
't Wil zomer zijn / De winter heeft getraagd te lange stonden | ’t Wil zomer zijn | 293 | ||||||
Wo der perlende Wein im Glase blinkt | Wo der perlende Wein | W.A. Mozart | 423 | Duits | ||||
Zalig hij, die slechts op God vertrouwt en die blijft werken | Zalig hij | Sweelinck | 265 | 57 | ||||
Zeg, luister toch! laat ieder zwijgen / Ik wil nu juist mijn naam gaan schrijven | Zeg, luister toch | Joseph Haydn | 301 | 301 | ||||
Zie de lente, lente komt in 't land | Zie de lente | Br. Leontinus | 379 | |||||
Ziet, Ik ben bij u tot aan het einde der dagen | Ziet, Ik ben bij u | Bernhard | 327 | Mattheus 28 | ||||
Zingt een loflied God den Heer / En wilt Hem prijzen | Zingt een loflied | Praetorius | 264 | 103 | ||||
Zomer is 't in bosch en velden, koekoek roept in 't hout | Zomer is 't in bosch en velden | 274 | 310 | |||||
Zonder Ceres en zonder Bacchus / kan Venus zelfs niet leven | Zonder Ceres en zonder Bacchus | Sweelinck | 273 | 201 |
Zie ook
bewerken- ↑ In het liedonderzoek is het gebruikelijk het lied aan te duiden met het incipit (de eerste twee beginregels). Dit heeft drie redenen. Liedjes uit de orale traditie hebben geen vaste titel; de titel kan hierdoor in elk liedboekje verschillen. Veel titels zijn niet onderscheidend: er zijn vele liedjes met titels als 'Meilied', 'Het vogeltje', 'Avondliedje', 'Herfstliedje' of 'Een nieuw sinterklaaslied'. En ten derde maakt de titel geen onderdeel uit van het lied; het incipit identificeert het lied, voor iedereen die het kent, met inbegrip van de melodie.
Bijvoorbeeld: de titel Een oud kerstliedeken is niet onderscheidend; het incipit 'De herdertjes lagen bij nachte' identificeert één specifiek lied. - ↑ Online bron PollmannTiggers1941: Alle liederen uit PollmannTiggers1941, Nederlandse Liederenbank, Meertens Instituut. Gearchiveerd op 23 maart 2024.