Klokbekercultuur

De klokbekercultuur (Frans: Culture Campaniforme; Duits: Glockenbecher-Kultur; Engels: Bell Beaker culture) is een archeologische cultuur uit de Kopertijd (het late Neolithicum), daterend tussen ongeveer 2500 tot 2000 voor Christus. Ze is vernoemd naar het aardewerk waarin een flauwe S-vorm vaag aan een omgekeerde kerkklok doet denken, en wordt in heel West-Europa aangetroffen. De term werd voor het eerst door Italiaanse en Tsjechische archeologen gebruikt, maar is voornamelijk door het werk van de Mainzer archeoloog Paul Reinecke gevormd.

Verspreidingsgebied in Europa zoals bekend sinds 2015
Vondsten van de klokbekercultuur
Een schaal uit Ciempozuelos, gevonden in 1894
Verspreiding in Europa met de kennis zoals die in 2006 bekend was, het verspreidingsgebied bleek na de archeongenetische onderzoeksdoorbraak (veel) groter te zijn.

Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan en de oorsprong van klokbekers. Volgens het "Nederlandse model" uit de 20e eeuw waren de bekers een aanpassing van de eveneens s-vormige standvoetbeker uit het late Neolithicum A (2850-2450 v.Chr.), met de onderzoeksmethoden uit die tijd was er onbekendheid met de informatie die sinds de archeogenetische doorbraak in onderzoek kon worden verkregen.

Hierbij neemt naar verhouding de versiering over het oppervlak van de s-vormige beker toe totdat in de Klokbekerperiode de gehele beker versierd is.[1][2] Deze standvoetbekers waren een lokale variëteit van aardewerk dat deel uitmaakte van de touwbekercultuur, vroeger ook wel het strijdhamervolk genoemd maar tegenwoordig voornamelijk bekend als Enkelgrafcultuur. In Nederland en Noordwest-Duitsland gaat de laatste fase van de klokbekercultuur, rond 2000 voor Christus, over in de wikkeldraadbekercultuur van de vroege Bronstijd.

In gebieden waar de Standvoetbekercultuur niet voorkomt bestaan andere theorieën over het ontstaan van de Klokbekercultuur, voornamelijk samenhangend met migraties (waarvoor deze onderzoekers bewijs proberen te vinden in de studie van fossiel DNA en de stikstof- en zuurstofisotopen van menselijk botmateriaal).

De Klokbekercultuur , ook bekend als het Klokbekercomplex, het Klokbekerfenomeen of de Klokbekerbeschaving, is een archeologische cultuur genoemd naar de keramische beker in de vorm van een omgekeerde klok/met een flauw S-profiel dat vanaf de transitieperiode naar de Europese bronstijd werd gebruikt. Het ontstond rond 2800 voor Christus in de Taag-delta en duurde in Groot -Brittannië tot 1800 voor Christus [3][4] maar in continentaal Europa slechts tot 2300 voor Christus, toen het werd opgevolgd door de Úněticecultuur. De cultuur was wijd verspreid over West-Europa, was aanwezig in veel regio's van het Iberisch Schiereiland en strekte zich oostwaarts uit tot aan de Donau-vlakte en noordwaarts naar de eilanden van Groot-Brittannië en Ierland , en was ook aanwezig op de eilanden Sardinië en Sicilië en enkele kleine kustgebieden in Noordwest-Afrika en het zuiden van Scandinavië . Het Klokbeker-fenomeen vertoont substantiële regionale variatie, en uit een studie [5] uit 2018 bleek dat het verband hield met genetisch diverse populaties.

De Klokbekercultuur werd gedeeltelijk voorafgegaan door en was gelijktijdig met de Touwbekercultuur, en wordt in noord- en centraal Europa voorafgegaan door de Trechterbekercultuur. De naam Glockenbecher werd bedacht vanwege de kenmerkende stijl van de bekers door Paul Reinecke in 1900. De Engelse vertaling van de term Bell Beaker werd geïntroduceerd door John Abercromby in 1904. [6] [4]

In de vroege fase kan de klokbekercultuur worden gezien als de westerse tijdgenoot van de Touwbekercultuur van Midden-Europa. Vanaf ongeveer 2400 voor Christus breidde de Klokbekercultuur zich uit naar het oosten, tot binnen de Touwbekerhorizon. [7] [5] In delen van Midden- en Oost-Europa, zo ver naar het oosten als Polen , vindt een reeks plaats van Touwbeker naar Klokbeker.

Deze periode kenmerkt zich door meer cultureel contact in Atlantisch en West-Europa na een langdurige periode van relatieve isolatie tijdens het Neolithicum .

In zijn volwassen fase wordt de Klokbekercultuur niet alleen gezien als een verzameling karakteristieke artefacttypen, maar als een complex cultureel fenomeen met metaalbewerking in koper en goud , uitwisselingsnetwerken over lange afstanden, boogschieten , specifieke soorten versieringen en (vermoedelijk) gedeelde ideologische, culturele en religieuze ideeën, evenals sociale stratificatie en de opkomst van regionale elites. [8] [9] [6] [7] Binnen de wijdverbreide late bekercultuur blijft een breed scala aan regionale diversiteit bestaan, met name wat betreft lokale begrafenisstijlen (inclusief gevallen van crematie in plaats van begrafenis), woonstijlen, economisch profiel en lokale keramische waren ( Begleitkeramik). Desalniettemin vertegenwoordigt de volwassen fase van de Klokbekercultuur volgens Lemercier (2018) "de verschijning van een soort klokbekerbeschaving van continentale schaal". [10] [8]

InterpretatieBewerken

De interpretatie van de vondsten heeft veel aanleiding tot controverse gegeven. De Australische archeoloog Vere Gordon Childe zag in de vondsten uitingen van een oorlogszuchtig volk dat zich plunderend over Europa verspreidde, maar deze hypothese verklaart de vondsten van "gemengde" graven niet en is later verworpen, toen ook nederzettingen en een agrarisch bestaan werden aangetoond. Een andere hypothese uit deze vroegste tijd was dat dit volk zich in Zuidoost-Europa heeft ontwikkeld na contacten met de Andronovocultuur, een nomadisch steppevolk. Een statistische analyse uit 2001 van grote hoeveelheden C14-dateringen suggereert dat de oudste klokbekers gevonden werden bij grote fortificaties aan de Portugese kust die dateren uit de Kopertijd. Op basis van de ontwikkeling van het aardewerk worden echter Nederland en Westfalen gezien als oorsprongsgebied van de klokbekercultuur. Deze interpretatie gaat ervan uit dat de klokbekercultuur als cultuurcomplex is ontstaan uit de touwbekercultuur en dat deze zich door culturele diffusie heeft verspreid. De recentste conclusie is dat op basis van C14-dateringen het niet te zeggen is waar de Klokbekercultuur ontstond, vanwege een plateau in de calibratiecurve. Wel is het duidelijk dat de materiële cultuur en de objecten zich gedurende een zeer korte periode over grote delen van Europa hebben verspreid. Mogelijk zijn er zelfs meerdere oorsprongsgebieden voor de diverse elementen van de Klokbekercultuur.

Oorsprong en verspreidingBewerken

De overgang blijkt niet alleen uit vondsten van keramiek, ook de wijze van begraven verandert. In plaats van collectief begraaft men nu de doden individueel, soms met een grafheuvel, soms ook in een ondiepe kuil. De oudste vondsten worden in Noordwest-Europa gedaan, maar tegen het eind van deze cultuurperiode zijn ook vondsten uit Zuid- en Zuidoost-Europa bekend, waar de klokbekercultuur zich met culturen uit de vroege bronstijd schijnt te hebben vermengd.

Gezien de verspreiding in Europa en de vele associaties met artefacten uit "andere" culturen ligt de conclusie voor de hand dat het hier eerder om een cultuurcomplex gaat, dat wil zeggen een geheel van culturele uitingen, dan om een etnische groep.

Of de klokbekercultuur zich heeft verspreid door volksmigratie of door kennisoverdracht is binnen de wetenschap voer voor discussie. Recent DNA-onderzoek wijst uit dat de cultuur in sommige gebieden door massale migratie werd verspreid (minimaal 70% percent van het DNA is afkomstig van immigranten uit het oosten), maar dat tussen het Iberisch schiereiland en de rest van Europa in die tijd weinig migratie is geweest en de cultuur zich daar door kennisoverdracht heeft verspreid.[11]

BegrafenisgewoontenBewerken

De graven worden veelal aangetroffen in een noord-zuid of noordwest-zuidoost oriëntering, met het hoofd in zuidelijke richting in oostelijke richting kijkend. Deze houding zou in verband kunnen staan met een religieus wereldbeeld waarin de Zon of andere hemellichamen een rol speelden, maar deze hypothese is niet algemeen aanvaard. De graven zijn in typische gevallen ongeveer een meter diep en vaak voorzien van grafgiften in de vorm van aardewerk en gereedschappen. Het type hurkgraf komt voor bij de klokbekercultuur.

Klokbekercultuurgraven worden vaak bij of samen met vondsten van andere (oudere) culturen zoals de bandkeramische cultuur en de touwbekercultuur gevonden, wat op een zekere continuïteit wijst.

In 2012 werd bekendgemaakt dat in 2007 een graf met kenmerken van de klokbekercultuur is aangetroffen tijdens de aanleg van de Hanzelijn.[12]

Karsten Wentink deed onderzoek naar de rol van grafgiften en legt een relatie tussen de oriëntatie van grafheuvels uit de klokbekercultuur en de zonsopkomst gedurende het jaar, zoals met de twee horizonnen op de Hemelschijf van Nebra afgebeeld is (deze schijf komt overigens uit een latere periode dan de grafheuvels zelf).[13]

LevenswijzeBewerken

Terwijl er over de begrafenisriten van de klokbekercultuur relatief veel bekend is, is over hun levenswijze vrij weinig bekend. Dit heeft tot de stelling geleid dat het voornamelijk een (semi)nomadisch herdersvolk was zonder vaste woonplaats. Uit de vondsten van stenen polsbeschermers kan men afleiden dat ze goede boogschutters waren en uit de vele vondsten van geïmporteerde waar blijkt dat ze op grote schaal handel dreven. Tevens was de klokbekercultuur de eerste in Noordwest-Europa die van koperen wapens gebruikmaakte.

Zie de categorie Klokbekercultuur van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.