Kabinetorgel
Een kabinetorgel is een klein pijporgel dat zich in een kast bevindt die met deurtjes gesloten kan worden.
Kabinetorgels hebben meestal maar één manuaal en ze bezitten geen pedalen: de organist gebruikt zijn voeten om de blaasbalg aan te drijven.
Van de 17e tot de 19e eeuw was dit type orgel in gebruik als huisorgel, terwijl ze ook als tweede orgel in een kerk werden geplaatst.[2] In rijke herenhuizen werden ze gebouwd als decoratieve meubelkasten en pronkstukken. In Nederland beleefden ze een bloeiperiode van 1770 tot 1820.[3]
Door de afsluitbare vleugeldeuren is het kabinetorgel in gesloten toestand niet goed herkenbaar als orgel.
Zie ookBewerken
Bronnen, noten en/of referenties
|