Gebruiker:Wikigroep1/Kladblok

Gedachtecontrole is de macht die men kan uitoefenen over zijn eigen gedachtes. Dit is een bewust proces om de gedachten die men onbewust kan hebben, te veranderen van aard. Een voorbeeld hiervan is een negatieve gedachte omzetten naar een positieve gedachte. Dit is een techniek in de psychologie om bepaalde ziektes of symptomen van ziektes (bijvoorbeeld depressie) tegen te gaan. Deze techniek wordt ook gebruikt om iemand uit een neerwaartse spiraal te halen, het genezingsproces te bevorderen en de kwaliteit van het leven te herstellen.

Strategieën

bewerken

Mensen denken op de manier waarop ze denken, omdat ze gedachtes persoonlijk maken. Als mensen falen in een bepaalde situatie, dan denken ze dat het falen aan hunzelf ligt in plaats van aan de situatie. Ook zien ze situaties als zowel intensief en permanent. Dit wil zeggen dat die persoon denkt dat het aan zijn gehele persoonlijkheid ligt in plaats van aan een eenmalige ‘fout’, wanneer iemand ergens in faalt. Dit alles zorgt ervoor dat mensen situaties erger maken in hun gedachten dan de situatie daadwerkelijk is.[1] Piekeren is hier ook een gevolg van. Er zijn twee typen gepieker: type I gepieker gaat over externe gebeurtenissen en type II bestaat uit het nadenken over innerlijke processen. Bij type I horen vragen zoals; wat als? Bij het tweede type gaat men zichzelf zorgen maken over zijn eigen gepieker, wat wil zeggen dat dit anders is dan het eerste type. Er zijn een aantal therapieën om deze vorm van denken tegen te gaan of te onderdrukken.[1]


Emotieregulatie

bewerken

Emotieregulatie zorgt ervoor dat mensen met hun emoties kunnen omgaan en deze kunnen uiten. Het bestaat uit een intern proces en een extern proces, waarbij men automatisch bewust wordt van zijn emoties en wetende dat men zelf verantwoordelijk is voor de intensiteit van emoties. Ook zorgen deze processen ervoor dat men emotionele reacties kan beoordelen, controleren en beëindigen. Deze processen helpen bij het vinden van een balans tussen de eigen emotionele beleving en de eisen van de sociale omgeving.[2]

De prefrontale cortex speelt een rol bij het reguleren van emoties. De prefrontale cortex bepaalt gedrag door na te gaan welke stimuli van belang zijn en hierop te reageren, en zorgt er voor dat bepaalde impulsen onderdrukt worden, als de stimulus niet relevant is.[3] Als iemand moeite heeft met het reguleren van emoties, dan kan dit verschillende oorzaken hebben. Zo kan het een symptoom zijn van een psychische stoornis, bijvoorbeeld een bipolaire stoornis.[2]

Gedachtecontrole is een manier om een emoties te reguleren. Bepaalde (negatieve) gedachten kunnen onderdrukt worden door de aandacht van specifieke gedachten en mentale beelden af te leiden met andere content om zo de emotionele staat aan te passen.[3]

Onderdrukking van gedachten

bewerken

Om een gedachte te onderdrukken moet men plannen om de gedachte, en alles wat met die gedachte te maken heeft, te onderdrukken, inclusief het plan om de gedachte te onderdrukken.

Het algemene onthouding-schending effect, waargenomen door Marlatt en Parks, suggereert dat onthouding een onzekere staat is, die geschonden kan worden en kan leiden tot verslavend gedrag door één niet schadelijk lijkende trigger van de onthouding. Dit betekent dat een eerste poging om gedachten te onderdrukken, gevolgd kan worden door een buitengewone hoofdbezigheid met het onderdrukte gedachtedomein. Gedachteonderdrukking komt vaak voor bij intrusie.[4]

Een beroemd experiment over gedachteonderdrukking van Wegner gaat over het onderdrukken van een gedachte over witte beren. Bij dit onderzoek werd een een paradoxaal effect van gedachteonderdrukking waargenomen: een optreding van het rebound effect. Gerichte afleiding tijdens onderdrukking zorgt voor een significante verzwakking van het rebound effect.[4]

Onderdrukking van een specifieke gedachte laat meer activiteit zien in de anterior cingulate, dan tijdens vrij denken. Bij het onderdrukken van alle gedachten zijn meerdere breingebieden actiever, waaronder de cortex cingularis anterior en de insula.[5]

Chronische gedachteonderdrukking
bewerken

Het chronisch onderdrukken van gedachten houdt in dat men bewust of onbewust gedurende een langere periode zijn gedachten onderdrukt. Wanneer chronische gedachteonderdrukking wordt gerapporteerd, wordt dit vaak in verband gebracht met obsessief denken en met negatieve gedachtepatronen, zoals depressie (klinisch) of angststoornissen.[6] Zo blijkt uit het onderzoek naar chronische gedachteonderdrukking van Wegner & Zanakos, dat deelnemers die wensen niet depressief te zijn, juist depressief zijn.[6] Volgens de onderzoekers komt dit nauwkeurig overeen met de ideeën die Sigmund Freud had omtrent de gevolgen van het proberen om niet te denken.[7]

Therapieën

bewerken

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de therapie die wordt gebruikt bij piekeren type 1 en piekeren type 2. Voor type 1 wordt gebruik gemaakt van de cognitieve gedragstherapie. Tijdens deze therapie is de cliënt bezig met zijn negatieve manier van waarnemen te erkennen en om te zetten in een realistische manier van denken. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van ontspanningstechnieken en medicatietechnieken, zodat de cliënt zich beter kan ontspannen. Naast de therapie kan er medicatie worden voorgeschreven tegen depressie, zoals antidepressiva.[8]

Voor type 2 wordt er gebruik gemaakt van de metacognitieve therapie. Hierbij moet men de juiste gedachtes verkrijgen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve piekercognities.

Positieve piekercognities
bewerken

Bij positieve piekercognities wordt over zaken gepiekerd om ervoor te zorgen dat deze niet overkomen, maar dit is onjuist. Problemen of zaken zullen niet zomaar verdwijnen. Men moet zelf actie ondernemen om het probleem op te lossen, want het piekeren maakt de angst groter en laat het probleem niet verdwijnen.

Negatieve piekercognities
bewerken

Door negatieve piekercognities kan iemand onrustig worden en wordt het dagelijkse leven verstoord. Met de therapie wil men het piekeren zoveel mogelijk proberen te vermijden en mits het toch gebeurt, is het de bedoeling dat men ervan leert en het in de volgende gelijksoortige situaties niet meer doet.[9]

Referenties

bewerken
  1. a b Heiden van der, C. (2009). Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst (1e ed.). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.
  2. a b Matthias Berking (2017). Emotieregulatie: Training voor psychotherapeuten, klinisch psychologen en psychiaters. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 7–17. ISBN 9789036814119.
  3. a b Jo Peeters, Ontwikkeling van emotieregulatie en de rol hierin van de prefrontale cortex. Universiteit Gent.
  4. a b Wegner, D.M., Schneider, D.J., Carter, S.R., e.a. (1987). Paradoxical effects of thought suppression. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 5-13.
  5. Wyland, C.L.; Kelley, W.M.; Macrae CN.; Gordon, HL.; Heatherton, T.F. (2002). Neural correlates of thought suppression. Neuropsychologia, 41, 1863-1867.
  6. a b Wegner, D. M., & Zanakos, S. (1994). Chronic Thought Suppression. Journal of Personality, 62(4), 615–640. doi:10.1111/j.1467-6494.1994.tb00311.x
  7. Freud, S. (1957). Repression. In J. Strachey (Ed. and Trans.), The standard edition of the complete psychological works of Sigmund Freud (Vol. 14, pp. 146-158). London: Hogarth. (Original work published 1915)
  8. Folder piekerstoornis. (z.d.). Geraadpleegd van https://adfstichting.nl/wp-content/uploads/2017/12/Folder_Piekerstoornis.pdf
  9. Haringsma, R. (z.d.). Metagocnitieve therapie. Geraadpleegd van https://www.depsycholoog.nl/metacgt/