Gebruiker:Meergem/kladblok/Wet op de orgaandonatie

De Wet op de orgaandonatie is een Nederlandse wet die sinds 1998 de orgaandonatie voor transplantatiedoeleinden regelt. Deze wet levert zekerheid en duidelijkheid voor iedereen die bij donatie betrokken is. Daarnaast garandeert de wet een eerlijke verdeling van organen.

Opzet bewerken

De wet op de orgaandonatie gaat er van uit dat een persoon géén donor is, tenzij hij bij leven zichzelf heeft aangegeven bij het donorregister.

  1. In dit verband wordt onder persoon verstaan een wilsbekwame persoon van 12 jaar en ouder.
  2. Heeft iemand bij leven toestemming gegeven voor donatie van weefsels of organen na zijn dood dan hebben nabestaanden geen vetorecht over dit besluit. Aan de nabestaanden hoeft dan ook geen toestemming te worden gevraagd (wel moeten deze worden geïnformeerd, zonder dat hierbij de donatieprocedure vertraagd wordt).
  3. Een persoon kan ook aangeven, dat zijn of haar nabestaanden (of een specifieke genoemde nabestaande) in geval van overlijden de beslissing over orgaandonatie mogen nemen.
    1. Worden geen specifieke personen genoemd dan is in de eerste plaats de partner bevoegd.
    2. Bij afwezigheid zijn dit de meerderjarige bloedverwanten tot en met de tweede graad (bijvoorbeeld kinderen, ouders).
    3. Zijn ook deze afwezig dan zijn aanverwanten in de tweede graad bevoegd.
    4. Er vindt geen orgaandonatie plaats indien er geen bevoegden aanwezig zijn of indien er geen overeenstemming bestaat tussen beslissingsbevoegden.
  4. Ook kan men een beslissing vastleggen in een eigen verklaring (donorcodicil). Als registratie in het donorregister verschilt met een donorcodicil dan is het meest recente document doorslaggevend.
  5. Ontbreekt elke vorm van registratie dan moeten de nabestaanden toestemming geven voor donatie

Uitwerking bewerken

In 1997 ontvingen alle Nederlanders van 18 jaar en ouder een brief waarin zij konden aangeven of zij wel of geen donor wilden worden. Er kon gekozen worden uit vier verschillende opties:

  1. . Het na overlijden voor transplantatie beschikbaar stellen van organen en weefsels
  2. . Het na overlijden niet voor transplantatie beschikbaar stellen van organen en weefsels
  3. . Het na overlijden aan de nabestaanden overlaten van bovenstaande beslissing
  4. . Het na overlijden aan een specifiek persoon overlaten van bovenstaande beslissing

Op deze brief heeft 37 procent van de geadresseerden gereageerd: 54 procent daarvan (2,5 miljoen mensen) zei 'ja', 34 procent (1,6 miljoen) zei 'nee' en de overigen (12 procent) lieten de beslissing over aan anderen.

Sinds 1999 krijgen alle jongeren die in het jaar ervoor achttien jaar zijn geworden een brief van het Donorregister met deze vraag. De gemeente verstrekt hiertoe de informatie uit de basisregistratie persoonsgegevens. Ook kan men bij gemeenten kostenloos donorformulieren aanvragen. In 2002 ontvingen 180.000 jongeren die in 2001 achttien zijn geworden deze brief. Van hen lieten zich 65.000 registreren. Ruim de helft van deze 65.000 achttienjarigen liet weten donor te willen worden. Artikel 10

Geen grote toename bewerken

De Wet op de orgaandonatie heeft nog niet geleid tot een grote toename van het aantal orgaandonoren: de wachtlijsten zijn de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. Dat komt onder meer omdat het effect van het gebruik van het Donorregister tegenvalt. Wel voldoet het aantal registraties in het Donorregister aan de verwachtingen en is het aantal weefseldonaties toegenomen sinds de Wet op de orgaandonatie.

Het aantal organen dat voor transplantatie beschikbaar komt, wordt vooral bepaald door het aantal overledenen dat medisch geschikt is als donor. Daarom zijn verschillende beleidsmaatregelen van VWS gericht op goede donorherkenning, zodat in de ziekenhuizen er geen donoren gemist worden. Voorlichting aan de bevolking is ook belangrijk; zonder mensen die willen doneren is er geen transplantatie mogelijk.

Beleidsmaatregelen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bewerken

  • In ziekenhuizen zijn speciale donatiefunctionarissen ingezet. Donatiefunctionarissen zorgen ervoor dat alle potentiële donoren in het ziekenhuis als donor worden herkend en verder geven zij voorlichting in het ziekenhuis over orgaandonatie. Daarnaast is in 2003 in de Rotterdamse regio met subsidie van VWS de pilot requestorfunctie gestart. Een requestor ondersteunt de arts bij het gesprek over donatie met de nabestaanden. De testperiode loopt gedurende het hele jaar 2004. De pilot is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van de donorwerving in de Nederlandse ziekenhuizen. Door middel van inzet van ‘requestors’ bij de nabestaanden hoopt men vaker toestemming voor donatie te krijgen.
  • VWS ondersteunt voorlichtingscampagnes over orgaandonatie.
  • VWS heeft een Wijziging van Wet voorbereid die begin 2004 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Doel hiervan is onder meer dat er geen potentiële donoren onopgemerkt blijven.

Herziening 2004 bewerken

In december 2004 blijkt dat het kabinet het huidige systeem van donorregistratie wil behouden. Een alternatieve vorm is de actieve donorregistratie.

Bij actieve donorregistratie krijgt iedereen die niet als donor geregistreerd staat, meerdere oproepen in de brievenbus om zich alsnog te laten registreren. Reageert iemand niet hierop, dan krijgt hij een brief met de mededeling dat hij als donor staat geregistreerd. Hij krijgt dan zes weken de tijd om dit alsnog ongedaan te maken. Ondanks dat 70% van de Nederlanders voor ADR Active Donor Registratie is dit voorlopig van de baan. Wel onderzoekt het kabinet een variant genaamd ATS.

Met deze beslissing van de ministerraad is dit alternatief van de baan. Het kabinet verwacht dat het beter benutten van de mogelijkheden van het huidige toestemmingssysteem de wachtlijst voor een donororgaan kan terugdringen. Eind 2006 [1] wachten ruim 1400 mensen in Nederland op een donororgaan.

Een van de maatregelen die het kabinet heeft genomen is een proef met 'requestors' in verschillende ziekenhuizen. Deze mensen voeren gesprekken met nabestaanden en proberen zo in meer situaties dan nu toestemming voor donatie te krijgen.

Een ander idee is om het donorformulier vaker onder de aandacht te brengen, bijvoorbeeld bij de afgifte van paspoorten. Door verschillende strategieën tegelijk in te zetten hoopt het kabinet het aantal nabestaanden dat instemt met donatie met tien procent te laten groeien.

Hersendood-protocol bewerken

Organen worden pas uit een donor verwijderd, wanneer met zekerheid is vastgesteld dat de donor is overleden. Maar wanneer de hersendood is ingetreden, houden de rest van de organen er ook na korte tijd mee op. Zo "sterven" de nieren binnen ongeveer een half uur. Alleen de huid houdt het wat langer vol, deze "overlijdt" pas na een aantal uren. Een donor die buiten het ziekenhuis overlijdt, zal doorgaans weinig kans maken om veel van zijn organen na zijn dood af te kunnen staan.

Voor een donor die in het ziekenhuis overlijdt, ligt het anders. Het tijdstip van het constateren van de hersendood wordt dan genomen als tijdstip van overlijden. Het hersendode lichaam kan vervolgens kunstmatig in leven worden gehouden, door een machine die ervoor zorgt dat het hart nog klopt en de longen nog ademen, zodat de organen in het lichaam geconserveerd blijven. Omdat het lichaam "op het oog" echter nog in leven lijkt, is er strenge regelgeving die bepaalt of de donor werkelijk is overleden. De regelgeving wordt omvat door het hersendoodprotocol.

Dit hersendoodprotocol omvat een veelheid aan diagnostische maatregelen, die moeten leiden tot het vaststellen of elke hersenfunctie ontbreekt bij de toekomstige donor, en deze dus hersendood is. Alleen de volgens de normen van het hersendoodprotocol dood verklaarde patiënten komen in aanmerking om hun organen daadwerkelijk te doneren. In de praktijk stuit echter de strikte uitvoering van bovengenoemde wettelijk vereiste diagnostische maatregelen op praktische en organisatorische bezwaren.

Overwegingen bij het al dan niet worden van donor bewerken

Wie worstelt met het wel of niet worden van donor, doet dit vaak vanuit de overweging dat de hersendood een "kunstmatig geconstrueerd doodsmoment" is[2], of vanuit religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging.

Binnen de orthodox-gereformeerde en reformatorische hoek wordt het zijn van donor in Nederland over het algemeen als iets goeds gezien, omdat het recht doet aan het Bijbelse gebod “heb je naaste lief als jezelf”. Ook de politieke partijen ChristenUnie en SGP staan positief tegenover het donorschap. Wel worden er grenzen aangegeven: de vormen van transplantatie waarbij de persoonlijkheid van de mens betrokken is, zoals transplantatie van organen waarin zich voortplantingscellen bevinden, of – mocht dat ooit mogelijk worden – hersentransplantatie [3][4]. Ondanks deze aanmoedigingen zijn er ook individuele gereformeerden die zo hun bedenkingen hebben bij orgaandonatie [5].

In 2006 werd er door het Contactorgaan Moslims en Overheid een symposium georganiseerd, 'Islam en orgaandonatie in Nederland', waarin met religieuze leiders en vooraanstaande moslimgeleerden een verklaring werd opgesteld hoe er omgegaan diende te worden met orgaandonatie. De kern van deze verklaring luidt dat er, indien wordt voldaan aan een aantal eisen, vanuit de islam geen belemmeringen bestaan voor orgaandonatie[6].

  Zie ook Wet betreffende het wegnemen en transplanteren van organen, het Belgisch equivalent aan de wet op de orgaandonatie

Zie ook bewerken

Externe links bewerken

[[Categorie:Nederlandse wet|Orgaandonatie]]