Gebruiker:Perudotes/Vormverzuim

Een vormfout of vormverzuim is een juridisch begrip voor de schending van een procesrechtelijk voorschrift of vormvereiste.

In Nederland bewerken

In Nederland kan de rechter rechtsgevolgen verbinden aan vormfouten gemaakt door een der procespartijen of, in het geval van de appel- of cassatierechter, door de rechter. De Hoge Raad is bevoegd om bij verzuim van vormen de uitspraak van de lagere rechter te casseren. Verzuim van vormen is ook een grond voor toepassing van het buitengewone rechtsmiddel cassatie in het belang der wet.

In het strafrecht bewerken

Vormvoorschriften vormen een waarborg dat de rechter tot een juiste beslissing komt. Derhalve doet het er bij een vormverzuim in beginsel niet toe of de rechter het vormvoorschrift verkeerd heeft uitgelegd of tot een onjuiste beslissing is gekomen. Het enkele niet naleven van een vormvoorschrift levert het gevaar op dat een onjuiste beslissing wordt genomen.[1] Om die reden is de rechter bevoegd om een rechtsgevolg te verbinden aan het verzuim van vormen.

Toetsing door de Hoge Raad bewerken

Op grond van artikel 79 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) vormt het niet naleven van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen een grond voor de Hoge Raad om een uitspraak van een lagere rechter te vernietigen. Omdat het gevaar van een onjuiste beslissing niet voor elk vormvoorschrift even groot is, Van Dorst noemt het voorbeeld van het naleven door de rechter van de juiste volgorde van het getuigenverhoor (artikel 289, vierde lid Wetboek van Strafvordering), is de taak van de cassatierechter beperkt tot vormverzuimen die nietigheid tot gevolg hebben.[2]

Aanvankelijk betekende dit dat de Hoge Raad slechts die verzuimen casseerde die de wet uitdrukkelijk met nietigheid bedreigt. Men spreekt in dit geval ook wel van 'formele nietigheid'. In zijn jurisprudentie heeft de Hoge Raad door de jaren heen diverse wettelijke vormvoorschriften zodanig uitgelegd dat verzuim daarvan ook tot nietigheid moest leiden. Dit heet de zogenoemde 'substantiële nietigheid'. In sommige gevallen oordeelde de Hoge Raad dat een verzuim niet tot nietigheid hoeft te leiden, terwijl het beschermde voorschrift wel tot het stelsel van formele of substantiële nietigheden behoorde. In dit geval is er sprake van 'relativering der nietigheid'. Het door de Hoge Raad geschapen stelsel van formele en substantiële nietigheden is in 1963 door de wetgever van een wettelijke basis voorzien.[3] Met de inwerkingtreding van de Wet vormverzuimen in 1996,[4] heeft de wetgever vervolgens veel formele nietigheden afgeschaft. Door deze wijziging kreeg de zittingsrechter zelf de bevoegdheid om in veel gevallen te bepalen wel rechtsgevolg verbonden moest worden aan een vormverzuim.[5]

In artikel 431 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) heeft de wetgever bepaalt dat de cassatierechter een uitspraak alleen kan vernietigen wegens verzuim van vormen als deze hebben plaatsgevonden in het vonnis of arrest zelf (bijvoorbeeld een motiveringsgebrek) of als het verzuim plaatsvond tijdens het rechtsgeding. Het rechtsgeding vangt aan vanaf het moment dat de dagvaarding is uitgebracht. Door deze bepaling vallen verzuimen die voor aanvang van de terechtzitting plaatsvinden buiten het toetsingsbereik van de Hoge Raad. Ook verzuimen die na sluiting van het geding plaatsvinden vallen buiten het toetsingsbereik in cassatie.[6]

Vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek bewerken

  1. Van Dorst 2018, p. 155.
  2. Van Dorst 2018, p. 155.
  3. Van Dorst 2018, p. 156; zie: Wet van 20 juni 1963, Stb. 272.
  4. Zie: Wet van 14 september 1995, Stb. 441.
  5. Van Dorst 2018, p. 159.
  6. Van Dorst 2018, p. 158-159.