Gebruiker:Perudotes/Overleveringswet/Verstekvonnis

Overlevering wordt niet toegestaan indien het Europees aanhoudingsbevel strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig de procedurevoorschriften van uitvaardigende lidstaat:

a.de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
b.de verdachte op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
c.de verdachte nadat het vonnis aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis:
1°.uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij het vonnis niet betwist; of
2°.niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
d.het vonnis niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:
1°.hem na zijn overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
2°.hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.

Artikel 12 OLW bevat een weigeringsgrond voor het geval het vonnis in de uitvaardigende lidstaat bij verstek is gewezen. Omdat de uitoefening van deze exceptie leidde tot veel problemen is in 2009 het Kaderbesluit EAB op dit punt aangepast.[1] Op 1 augustus 2011 is de Overleveringswet aan deze wijziging aangepast. Kaderbesluit noch wet gebruiken de term 'verzet' omdat dit begrip in de lidstaten op uiteenlopende manieren en voor verscheidene procedures wordt gebruikt. In plaats daarvan wordt de overlevering geweigerd indien het aanhoudingsbevel "strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid".[n 1] De wet biedt echter vier, op het Kaderbesluit gebaseerde, uitzonderingen.[2][n 2]

Allereerst wordt de overlevering niet geweigerd indien de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard of op een andere manier op de hoogte is gebracht van tijd en plaats van de (inhoudelijke) zitting. Daarnaast kan worden overgeleverd indien hij op de hoogte was van de zitting en een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren. Ook als de opgeëiste persoon op de hoogte is gebracht van het verstekvonnis en de mogelijkheid tot verzet, en vervolgens berust in de veroordeling, wordt de overlevering niet geweigerd. Tot slot kan de overlevering doorgang vinden indien hij na overlevering alsnog de mogelijkheid heeft om tegen het verstekvonnis in verzet te gaan. In al deze gevallen wordt aangenomen dat overlevering geen afbreuk doet aan het recht op een effectieve verdediging. In de eerste twee gevallen omdat kennelijk bewust is afgezien van aanwezigheid op het proces en in het derde geval omdat kennelijk berust wordt in het vonnis. De uitzonderingen zijn limitatief. Als niet aan de uitzonderingen voldaan wordt, moet de overlevering dus geweigerd worden.[3]

Om de toetsing van deze weigeringsgrond mogelijk te maken moet de uitvaardigende lidstaat moet op het Europees aanhoudingsbevel aangeven of de opgeëiste persoon bij zijn terechtzitting aanwezig is geweest. Indien hij niet ter terechtzitting verschenen is moet aangegeven worden of een van de vier uitzonderingen zich voordoet en op welke wijze aan de betreffende voorwaarde is voldaan. De rechter doet geen eigen onderzoek naar de juistheid van deze gegevens, ook niet als de opgeëiste persoon stelt dat zij onjuist zijn. Op basis van het vertrouwensbeginsel moet de overleveringsrechter ervan uitgaan dat de aangekruiste gegevens juist zijn, tenzij "serieuze kanttekeningen" bij de juistheid kunnen worden geplaatst.[4] Indien de informatie door de uitvaardigende lidstaat onjuist of onvolledig wordt aangeleverd (bijvoorbeeld door een onjuiste omzetting van het Kaderbesluit of het gebruik van onjuiste formulieren) mag de overlevering niet zomaar worden geweigerd; in beginsel moet eerst om aanvullende informatie worden gevraagd.[5]

  1. Niet elk vonnis telt mee voor de toepassing van deze weigeringsgrond. Alleen het vonnis dat "heeft geleid tot de beslissing waarbij definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en zijn veroordeling tot een straf" (HvJ EU 10 augustus 2017, C-2017/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas), r.o. 98) of "een latere procedure […] waarin de beslissing is gegeven waarbij de hoogte van de aanvankelijk opgelegde straf onherroepelijk is gewijzigd" (HvJ EU 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (Zdziaszek), r.o. 96).
  2. Het Hof van Justitie biedt bovendien de mogelijkheid om "rekening te houden met andere omstandigheden" zodat de opgeëiste persoon, ook indien geen van de vier uitzonderingen zich voordoet, toch overgeleverd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld indien sprake is van een "kennelijk gebrek aan zorgvuldigheid van de betrokkene, met name wanneer blijkt dat hij heeft getracht te ontkomen aan de betekening van de aan hem gerichte informatie." Zie: HvJ EU 24 mei 2016, C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346 (Dworzecki), r.o. 50-51.
  1. Zie: Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces.
  2. Glerum, 'Commentaar op OLW', in: T&C Internationaal Strafrecht 2019, onder 2 en 4; Glerum & Rozemond, in: Handboek Internationaal Strafrecht 2015, p. 323-324.
  3. Glerum & Rozemond, in: Handboek Internationaal Strafrecht 2015, p. 324.
  4. Vgl. Rb. 25 januari 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3593, r.o. 3.1; Rb. 28 augustus 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2015, r.o. 3.1.
  5. Glerum, 'Commentaar op OLW', in: T&C Internationaal Strafrecht 2019, onder 3 en 4; Glerum & Rozemond, in: Handboek Internationaal Strafrecht 2015, p. 325-326.