Gebruiker:Northerner/Kladblok/Kladblok één

Belphegor oder Die wahrscheinlichste Geschichte unter der Sonne is een filosofische avonturenroman van Johann Karl Wezel in twee delen, gepubliceerd in mei 1776. Het werk beschrijft de belevenissen van drie personen die een jarenlange omzwerving over de hele wereld maken. Hoofdpersoon is de idealistische mensenvriend Belphegor, die na een ongelukkige liefde Duitsland verlaat en allerlei bizarre avonturen beleeft met zijn vriend Medardus, een optimistische weduwnaar die in een soort predestinatie gelooft, en de cynische Fromal, die een goed hart heeft maar de geneugten des levens dikwijls boven het belang van de mensheid stelt. De roman vertoont de diverse levensbeschouwelijke invloeden die Wezel had ondergaan, waaronder die van John Locke en Julien Offray de La Mettrie, alsook de satirische tendensen van Jonathan Swift.

Wezel woonde in Leipzig toen hij Belphegor publiceerde en was bevriend met Christian Fürchtegott Gellert en Christoph Martin Wieland; zijn roman leidde echter tot enige vervreemding van Wieland. Hij correspondeerde tevens met Karl Wilhelm Ramler. Later dat jaar werd hij in Berlijn huisleraar bij Ernst Friedemann von Münchhausen, de Pruisische Minister van Justitie.

Eerste boek bewerken

Belphegor zit onder een boom uit te huilen; Akante, die zijn liefde niet beantwoordt, heeft hem een trap in de heup gegeven. Zijn oude vriend Fromal geeft hem geld en raadt hem aan, het dorp te verlaten. Op zijn tocht naar andere oorden wordt hij in elkaar geslagen en beroofd. Belphegor is dermate goedhartig dat hij eenieder verdedigt die zijns inziens onrecht wordt aangedaan. Hij wordt bijna doodgeslagen en belandt in het ziekenhuis, alwaar een van zijn medepatiënten uit nijd zijn wonden openbijt. Algauw komt hij in een eerste conflict tussen twee koninkrijkjes terecht. Hij redt een man uit de handen van een struikroversbende en wordt samen met hem stalknecht. Langzamerhand wordt de andere jaloers op Belphegors voorrechtspositie en vertelt de boer dat hij hem met diens dochter betrapte. De boer slaat Belphegor met een hooivork gaten in de zij en het hoofd en breekt zijn been, waarna hij hem het huis uit zet. Belphegor wordt door een soldaat opgepakt en in een tuchthuis in Lettomanië gegooid, alwaar hij in een opstand van rebellen verstrikt geraakt, die de aristocratie willen vernietigen. De aanval op het kasteel van de landeigenaar mislukt en de opstandelingen worden terechtgesteld. Daar Belphegor geen Lettomaniër is, wordt hij aan een iets hogere strik dan de anderen gehangen, en wanneer een storm losbarst (in combinatie met een aardbeving), wordt hij op de grond gebliksemd. Hij vlucht de hele nacht door en treft in de ochtendschemering een oude pastorij aan.

Tweede boek bewerken

Medardus is de bewoner van het huis. Hij ontvangt Belphegor en vertelt hem zijn verhaal: hij is een gewezen jezuïet, die protestant geworden is. Ook hij heeft Akante gekend en bracht om harentwille een tijd in een klooster door. De prostituees in het klooster waren echter vriendelijker jegens hem dan jegens de andere geestelijken, hetgeen wrevel opwekte. Hij vluchtte toen hij van een plan vernam om hem ’s nachts te verminken. Medardus’ vrouw is gestorven en hij is zinnens morgen zijn geboortestreek te verlaten, de wijde wereld in. Daarnaast heeft hij ook Fromal gekend: die was een concurrent van hem toen ze beiden predikanten waren en heeft gepoogd zijn reputatie aan te tasten. Medardus spreekt Belphegor met Brüderchen aan en zijn antwoord op alles is: „wie weet waar het goed voor is?” Hij drinkt constant cider. ’s Anderendaags vertrekken Medardus en Belphegor; ze leggen iedere dag enkele mijlen af en in een dorp stuiten ze op een notabele die een Jood mishandelt. Allen in het dorp haten de dwingeland; Belphegor wil de confrontatie aangaan, maar Medardus praat het hem uit het hoofd.

Aan een riviertje vinden ze Akante terug, die Belphegor verzekert dat ze in opdracht van Fromal handelde toen ze hem een trap gaf; Fromal vermoordde haar minnaar. Belphegor vertikt het te geloven dat zijn beste vriend tot zulke gruweldaden in staat is, en Akante doet het relaas van haar omzwervingen door Italië in het gezelschap van een jongeman en hoe ze in Vaticaanstad in de entourage van Paus Alexander VI belandde, wat chronologisch onmogelijk is (Wezel verklaart in een voetnoot dat Akante nu eenmaal slecht in geschiedenis is). Volgens Akante liet Alexander VI al zijn kardinalen uit de weg ruimen en wilde hij met haar als minnares een nooit gezien wereldrijk veroveren. Ze beweert dat ze in opdracht van de paus talloze kardinalen heeft vermoord. Hun plan om Azië te veroveren muslukte door de dood van de paus, en Akante vluchtte uit Rome. In Napels werd ze door de meute lam geslagen, en vervolgens werd ze de maîtresse van de markies van Salocca. die er een harem op nahield. Daar ze veel mooier was dan de andere vrouwen aldaar, slepen die haar neus af; sedertdien draagt ze een neusprothese. De vrouwen hakten haar tevens een hand af en sneden een van haar oren eraf. Na een omzwerving door San Marino en Zwitserland is ze weer in Duitsland aangekomen en vraagt Belphegor om vergiffenis. Hij vergeeft haar, maar weigert te geloven dat Fromal een boosaardig mens is.

Derde boek bewerken

Belphegor, Akante en Medardus lopen over het land en zien een leger naderbij komen. Ze willen vluchten, maar worden eensklaps door een waterhoos meegesleurd. Akante is verdwenen; Belphegor en Medardus worden wakker in Walachije. Ze komen bij een hut aan, maar noch Belphegor noch Medardus spreekt Turks (ze gaan ervan uit dat ze zich in het Ottomaanse Rijk bevinden). Uiteindelijk ontdekken ze dat de vrouw in de hut een Franse is, die Frankrijk is ontvlucht nadat ze in een intrige verwikkeld was geraakt.