Gebruiker:M0/Jan Karel van Goltstein

Ruwe teksten

bewerken

Jan Karel Baron Van Goltstein den 30sten Mei 1794 te Arnhem geboren, en aldaar bij de gereformeerde gemeente gedoopt den 8sten Juni daaraanvolgende, was de vierde zoon van Evert Jan Benjamin Baron Van Goltstein uit diens huwelijk met Frederika Everdina Anna Baronesse Van Der Capellen. Zijn vader, gedoopt te Arnhem den 24sten Juni 1751, is o.a. geweest Drost te Hedel, Burgemeester en Drost te Wageningen en gedeputeerde, gecommitteerd ter Generaliteits-Rekenkamer en in den Raad van State. Deze was in het jaar der geboorte van zijn zoon Jan Karel, toen ten gevolge van het indringen der Fransche legers in Nederland, de omwenteling tot stand kwam, genoodzaakt met zijn gezin dit land te verlaten en in Oost-Friesland eene schuilplaats te zoeken; na zijn terugkeer in het Vaderland heeft hij zich te Utrecht gevestigd, alwaar hij den 3den December 1816 is overleden; zijne weduwe overleefde hem tot 13 Augustus 18471. Van Goltstein was uit een oud en aanzienlijk geslacht uit het Land van Gulick afkomstig; de eerste tot deze familie behoorende, die zich in Gelderland vestigde, was Johan Van Goltstein Heer tot Middeldorp en Nederempt, gehuwd met Henrica Van Egmond, dochter van Henrik Van Egmond en Agnes Creyink gen. Baak; genoemde Johan Van Goltstein wiens voorouders vóór 1500 in de Ridderschap van het Land van Gulick waren beschreven geweest, was Banierdrager onder Karel II, hertog van Gelderland, wien hij in dit gewest was gevolgd en als veldoverste zoowel als in burgerlijke betrekkingen ‘treffelijke diensten’ bewezen heeft2; hij was stadhouder te Dokkum en te Deutekom, Burgemeester te Zutphen, Burggraaf te Nijmegen; hij droeg in 1534 zijn huis te Zutphen aan Hertog Karel Van Gelder op; hij en zijne echtgenoote stierven aldaar in 1544, beide zijn er in de Groote Kerk begraven.

De kleinzoon van Johan Van Goltstein, eveneens Johan geheeten, Landrentmeester van Gelderland, heeft zich bijzonder beijverd om de stichting der Geldersche Hoogeschool te bevorderen. De achterkleinzoon van dezen, Evert Johan Benjamin, grootvader van Jan Karel Van Goltstein, geboren te Zutphen den 11den April 1664 en aldaar overleden den 18den Maart 1744, is geweest Land-Commandeur der Duitsche Orde, Burgemeester van Zutphen en Curator van de Geldersche Hoogeschool; laatstgenoemde was zoon van Philip Van Goltstein, Heer tot den Dam, Raad en Rekenmeester in het Hertogdom Gelderland en het graafschap Zutphen; hij huwde in 1660 Maria de Rechignevoisin, dochter van Charles de Rechignevoisin en Magdalena Van Der Myle tot Bleskensgrave, dochter van Cornelis Van Der Myle, den bekenden schoonzoon van Johan Van Olderbarnevelt, door zijn huwelijk met diens dochter Maria1.

Stamde Jan Karel Van Goltstein van moederszijde af uit het geslacht Van Der Capellen, deze was niet zijne eenige verwantschap tot die familie; een zijner voorvaders toch, Reinier Van Goltstein tot Doorn, achterkleinzoon van Johan Van Goltstein in 1635 geëligeerde Raad der stad Utrecht, aldaar in 1641 overleden, was in 1627 gehuwd met Geertruid Van Der Capellen, overleden in 1654, dochter van Gerlach Van Der Capellen en Judith baronesse Ripperda.

Van de eerste levensjaren van Van Goltstein is zeer weinig bekend; zooals uit het Album van inschrijving der leerlingen aan de Latijnsche School te Utrecht blijkt, is hij den 12den Januari 1805 als leerling aan deze inrichting van onderwijs destijds de Hieronymusschool genaamd geplaatst, en verbleef er tot in 1809, toen hij tot de Hoogeschool werd bevorderd. Heeft hij als leerling op deze school uitgemunt, uit de retroacta van het gymnasium is het niet op te maken, daar geene aanteekeningen daarvan werden gehouden. Zeker is het echter dat hij aldaar het onderwijs van den toenmaligen Praeceptor Ger. Dornseiffen2, den Corrector H. Karsten en den Rector S. Nijhoff3 heeft genoten, en veilig mag men aannemen, dat het onderwijs van deze mannen, wier namen als leeraren in de geschiedenis en de oude talen een goeden klank hebben nagelaten, een krachtigen invloed heeft uitgeoefend op de vorming van den leerling, en inzonderheid zal hebben bijgedragen om den lust tot studie in hem te ontwikkelen, die hem zou voorbereiden om in maatschappelijke betrekkingen uit te blinken. Onder zijne medeleerlingen op de Hieronymusschool wordt o.a. de naam gevonden van Philip Eckhardt ‘Londinensis’. Heeft Van Goltstein later vooral zich toegelegd op de kennis zoowel van de Engelsche taal als van de Engelsche staatsinstellingen, wellicht is de omgang met den uit Londen afkomstigen medeleerling daartoe de naaste aanleiding geweest. Aan welke instellingen van onderwijs of bij welke leermeesters Van Goltstein zich de kennis der nieuwe talen heeft eigen gemaakt is onbekend. Daar hij reeds op jeugdigen leeftijd de oude talen is gaan beoefenen, heeft hij voorzeker eerst na zijn kortstondig verblijf aan de Hoogeschool, zich op die talen meer in 't bijzonder toegelegd.

Op den 11den Augustus 1809 werd Van Goltstein als student in de rechten aan de Hoogeschool te Utrecht ingeschreven; zooals hij zelf in zijne korte aanteekening vermeldt, wijdde hij een jaar toe aan de beoefening van letteren en wiskunde onder de hoogleeraren Van Heusde en Van Beeck Calkoen, en voegde daarbij tevens de beoefening der rechtsgeleerdheid, waarna hij op den 22sten October 1811 tot doctor in de beide rechten is bevorderd, ‘daartoe opgeleid door de hoogleeraren H. Arntzenius en De Rhoer’, gelijk het diploma vermeldt, na afgelegd examen en verklaring van de L. 7 Cod. de Petit. her. en L. 4 Dig. In quibus causis Pignus etc.

Den 26sten November deszelfden jaars legde hij bij het toenmalig Keizerlijk Gerechtshof te 's Gravenhage den eed als advocaat af en vestigde zich als zoodanig te Utrecht. Besloot Mr. J.M. De Kempenaar in 1816 zich te Arnhem als advocaat te vestigen, omdat dáár op dat oogenblik


Bronnen

bewerken