Gebruiker:JoopWammes/kladblok2

Dordrecht was één van de belangrijke suikersteden van Nederland. Er waren meerdere suikerrietraffinaderijen in de stad. Het Zeelustpand was tussen 1733 en 1832 voor de suikerrietraffinage in gebruik. Het pand bestaat nog steeds, al heeft het andere gebruiksfuncties gekregen.

JoopWammes/kladblok2
Zeelust/De Suikerfabriek 1733
Locatie
Locatie Hoge Nieuwstraat 117/119/121, Dordrecht (centrum)
Status en tijdlijn
Oorspr. functie Suikerrietraffinage (1733-1832) en pakhuis/vrij entrepot (1832-1962)
Verbouwing ca. 1801
Restauratie 1973-1974 (tevens verbouwing kantoren en appartementen)
Erkenning
Monumentstatus Rijksmonument
Monumentnummer 13471
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde

Naam bewerken

Het pand had gedurende de suikerraffinageperiode geen naam. Na 1832 kreeg het de naam ‘Zeelust’ en recentelijk is het gebouw weer naar de oorspronkelijke bestemming vernoemd: ‘De Suikerfabriek 1733’.

De oprichting en de oprichters bewerken

In 1732 en 1733 werden woonhuizen gesloopt om tussen de Hoge Nieuwstraat 117-119-121 (voorzijde) en de Binnen Walevest 98 (achterzijde) een gebouw van vijf verdiepingen neer te zetten voor de raffinage van suikerriet. De slooppanden werden eenvoudig verkregen, doordat ze in bezit waren van schoolmeester Jan Versteeg, die samen met suikerbakkersknecht Jan Lockerman opgehangen werden vanwege criminele activiteiten. Beide kanten van het opgerichte gebouw lagen aan water, zodat aan- en afvoer van grondstoffen en producten mogelijk was. Het gebouw was één van de grootste gebouwen in Dordrecht. De oprichters waren Johannes Balthus, Abraham Selis en Coenraad Morks. De firma kreeg de naam ‘Balthus en Co.’

Vennoten Balthus en Co. bewerken

Opvallend is dat de raffinadeurs van vaak van Duits en Luthers afkomst waren. Er waren drie eigendomslijnen:

  • Eigendom via de lijn van de Lutherse oprichter Johannes Balthus (1699-1743): Hij was zoon van een suikerbakker. Hij trouwde met de dochter van Barent Broeckhuijsen (suikerrietraffinadeur). Na het overlijden van Balthus ontstond een complexe eigenaarsverhouding. De helft van het eigendom van Balthus’ deel werd geërfd door zijn twee zussen (Anna en Hendrina). Zij werden naast Morks en Selis ook compagnon. Het andere deel van Balthus’ eigendomsoverdracht ging naar Jan Backus, die kennelijk al voor het overlijden zich ingekocht had. Na het overlijden van de twee zussen van Jan Balthus waren er geen vennoten van die familie meer betrokken, al bleef de firma de naam Balthus en Co. voeren.
  • Eigendom via de lijn van Coenraad Morks: Coenraad Morks (geboren ca. 1695- ca. 1764)) was afkomstig uit Kamen (Nordrhein-Westfalen). Hij trouwde in Dordrecht met Elisabeth Smalt (geboren in Hamm in Nord-Rhein Westfalen). Zijn zoon (Dirk Willem) trad in de voetsporen van zijn vader. Na het overlijden van Dirk Willem Morks werd zijn eigendom verkocht. Nieuwe eigenaren waren achtereenvolgens Thomas van Olivier (later doorverkocht aan Leonard Armiger Pijl) en Christiaan Hendrik Vrijmoed.
  • Eigendom via de lijn Abraham Selis (geboren 1707): De weduwe verkocht haar eigendom.

Verkoop aan Petrus Diederich Backer bewerken

De weduwe van Abrham Selis, Leonard Armiger Pijl en Christiaan Vrijmoed verkochten in 1793 de suikkerraffinage aan de Lutherse Petrus Diederich Backer (1733-1816). Deze eigenaar liet de gevel van het 18e-eeuwse gebouw rond 1801 aan de voorzijde verbouwen tot wat het nu nog steeds is.

Verval bewerken

Vanuit plantages werd het halffabricaat van suikerriet geleverd aan de suikerraffinaderijen in Dordrecht. Door het de zeevaartrestrictie van het continentaal stelsel van Napoleon, stagneerde de aanvoer van de suikerrietplantages. Backer kwam in 1816 in liquiditeitsproblemen.

Einde raffinagefunctie bewerken

Na het faillissement van Backer werden de suikeractiviteiten in 1832 definitief beëindigd. Het pand werd een pakhuis van 1832-1901 en van 1901 tot 1967 een vrij entrepot. Na restauratie in 1973-1974 werden er kantoren en bedrijven in gevestigd. Momenteel heet het complex ‘Suikerfabriek 1733’, hierbij verwijzend naar de oorspronkelijke functie. Het lot van de raffinaderij is exemplarisch voor de geleidelijke neergang van de suikerrietverwerking in Dordrecht. In 1870 sloot als laatste de ‘Amsterdam’ van raffinaderij van Leendert Dupper Wzn.. De ‘beetsuiker’ (uit suikerbiet), werd vanaf 1861 geproduceerd in de Beetsuikerfabriek Dordrecht. Hierdoor was het verwerken van suikerriet niet meer concurrerend.

Verder Lezen bewerken

  • Sigmond, K. en de Meer, Sj.; Jaarboek 2012, Een Zoete Belofte (Suikernijverheid in Dordrecht (17e-19e eeuw); Historische Vereniging Oud-Dordrecht; 2013; p. 140-146.
  • Blokland, H.W.G.; 300 jaar Handel in Suiker te Dordrecht 1695-1905; www.blokland.dordtenazoeker.nl/home_4.htm