Gebruiker:Inktaap/Kladblok/Turnen


Materiaal

bewerken

Turnen is als toestelsport uitermate geschikt voor hulpmiddelen. Trainers en toestelproducenten verzinnen gezamenlijk van alles om de opbouw van de elementen nog gemakkelijker te laten verlopen. Hieronder wordt ingegaan op de hulpmiddelen en de mogelijkheden van een accommodatie.

Om het turnen gemakkelijker te maken kunnen allerlei hulpmiddelen gebruikt worden. Voor alle toestellen zijn er in de loop der jaren trainingshulpmiddelen uitgevonden. Hieronder staan enkele voorbeelden:

  • Straps/klosjes voor rekstok en ongelijke brug: dit zijn hulpmiddelen om een turner of turnster 'vast te maken' aan een rekstok. Zwaai elementen kunnen hiermee geoefend worden zonder het risico van 'losschieten'.
  • Handstandhulpmiddelen: Een klos is één houten legger (stok) tussen twee blokken vlak boven de grond. Het controleren van een handstand is door de handplaatsing op klossen makkelijker dan op de vloer. Ook werkt de handstand hierop toe naar de handstand op ongelijke brug (dames), gelijke brug, voltige en rek (heren). Om de handstand uiteindelijk nog stabieler te maken zijn hulpmiddelen als handstandbollen, -schalen en -schommels uitgevonden. Ook elastieken worden veel gebruikt. Turn(st)ers veren tussen de handstand en de elastieken heen en weer. Onder andere het uit een beweging of zwaai komen tot een stille handstand wordt hiermee getraind.
  • De paddenstoel is een nieuw toestel in de vorm van een paddenstoel waarop het makkelijker is een kringflank te leren, omdat turners hun benen aan de zijkant vele malen minder hoog hoeven op te zwaaien. Ook de ronde vorm, bolling en breedte zijn voor de handenplaatsing gemakkelijker dan het voltigepaard zelf.
    Als overgang tussen de paddenstoel en het voltigepaard is de voltigebank ontwikkeld. Dit is een toestel dat breder is dan het voltigepaard (45 cm in plaats van 35 cm), schuin gezet kan worden en toch net als het paard langwerpig is, waardoor de benen hoger opgezwaaid moeten worden, maar ook magyars (wandelen van de ene naar de andere kant) mogelijk zijn.
    Zowel de paddenstoel als de voltigebank kan ook nog voorzien worden van beugels, waardoor de situatie steeds verder toewerkt naar het uiteindelijke voltigepaard.
    Behalve deze zelfstandige toestellen bestaat ook de emmer als hulpmiddel. Dit is letterlijk een emmer, vastgemaakt aan een touw of de ringen, waar de turner zijn voeten in kan leggen. Hij kan dan trainen aan de beweging van de kringflank maar hoeft nog niet zelf zijn voeten omhoog en in de zwaai te houden.
  • Een valkuil is het bekendste voorbeeld. Deze kuil is gevuld met schuimrubber blokken die de val vaak breken als het misgaat.


Leeftijdscategorieën

bewerken

Voor wedstrijdturnen zijn leeftijdscategorieën ingesteld. De leeftijdscategorie wordt aangegeven door een letter die het niveau/categorie aangeeft en een cijfer dat de leeftijd aangeeft. Doorgaans schuift men na twee jaar door naar de volgende en tevens wat moeilijkere leeftijdscategorie. Het top- en dus wereldniveau is de "A"-lijn. De gewone topsport is de "B"-lijn. De gewone wedstrijdsport is de "C"-lijn. In zowel de B- als de C-lijn komt men uit op de Nederlandse Kampioenschappen. Het volgende niveau is meer een recreatieniveau. Hierbij doet men alleen mee aan regionale wedstrijden. Het cijfer uit de leeftijdscategorie verwijst naar het geboortejaar van de deelnemer. Is deze bijvoorbeeld in 1981 of 1982 geboren dan zit hij in leeftijdscategorie 1. En is hij in 1983 of 1984 geboren dan zit hij in leeftijdscategorie 2. Wie twee jaar in leeftijdscategorie 1C heeft geturnd gaat niet direct naar de B-lijn; die persoon moet eerst 2 jaar achtereen 1e of 2e zijn geworden op de Nederlandse Kampioenschappen.

Bij de dames wordt een ander systeem gehanteerd. Voor de leeftijdsgroepen is de leeftijd die de deelneemster op 31 december van het betreffende seizoen heeft bereikt bepalend. Dus als de turnster in het jaar waarop de wedstrijden gehouden worden 16 jaar wordt, maar het nog niet is op de wedstrijden zelf, wordt zij toch ingedeeld bij de Senioren.

Naast leeftijdsklassen kunnen er ook verschillende niveaus worden onderscheiden. Met ingang van het seizoen (2005-2006) is in Nederland het Nationaal Turn Systeem (NTS) ingevoerd, waarin 17 verschillende niveaus worden onderscheiden. In de jaren daarvoor werd er onderscheid gemaakt tussen topsport - het hoogste niveau -, de Nationale Wedstrijd Sport (NWS) en het uit 12 niveaus bestaande Landelijk Oefenstof Systeem (LOS) waar alle leeftijdsgroepen aan konden deelnemen. Vanaf 2009 is er een nieuw wedstrijdsysteem, het NTS. Hierbij is eredivisie het hoogste niveau waarop deelgenomen kan worden en de 7e divisie het laagste niveau. Er worden landelijke wedstrijden geturnd van de ere- tot de 3e divisie. Daaronder turnt men de wedstrijden in de eigen regio.