Gebruiker:Happytravels/Kladblok2

kladblok

Tchang Tchong-jen (Shanghai, 15 september 1907 - Nogent, 8 oktober 1998) was een Chinese beeldhouwer en schilder. In 1989 kreeg hij de Franse nationaliteit. Hij is vooral bekend als degene die door Hergé geportretteerd werd als de stripfiguur Tchang uit de albums De Blauwe Lotus en Kuifje in Tixbet uit de avonturenreeks van Kuifje.

Biografie

bewerken

Jeugdjaren

bewerken

Tchang werd geboren als de zoon van een beeldhouwer en houtbewerker in een buitenwijk van Shanghai, Xujiahui (toen geschreven als Zi-ka-Wei of Ziccawei), een rooms-katholieke enclave. Zijn vaders voornaam was Shaofu. Zijn moeder heette Yin Lianzei (Jonge Lotus), een borduurster. Zij was nog erg jong toen zij in het huwelijk trad, dat door beide vaders gearrangeerd werd. Tchangs paternale grootvader was een arts. Aangezien Tchangs moeder in eerste instantie niet zwanger leek te kunnen worden, adopteerden zijn ouders in 1905 het jongetje Tchong-jia (Uitstekend). Tchang Tchong-jen werd volgens de Chinese kalender geboren op de achttiende dag van de achtste maand. Zijn voornaam Tchong-jen is Mandarijn voor Vol Menselijkheid. Zijn vader kocht na zijn geboorte met zijn spaargeld een slagerswinkel en een kleinhandel in granen en liet het beheer over aan familieleden. Toen Tchang 4,5 jaar oud was, stierf zijn moeder aan tuberculose. Zijn grootoom Ma Xiangbo (ook Ma Hsiang-pei) (1840-1939) bekommerde zich over hem en stimuleerde hem te studeren. Deze gaf hem later ook zijn eerste lessen in kalligrafie. Al op jonge leeftijd vond Tchang het leuk om te tekenen. Op de lagere school, geleid door jezuïeten, was hij daarin de beste. Guan Yu, de god van de oorlog, was zijn favoriete onderwerp. Bij gebrek aan speelkameraadjes en speelgoed begon hij klei te boetseren. Later ging hij tekenlessen volgen en kwam hij in contact met prentkaarten van onder andere de Pietà van Michelangelo, Het angelus van Jean-François Millet, de madonna's van Rafael en de fresco's van Giotto. Op het college van de jezuïeten leerde hij de Franse taal en bij een uitgeverij deed hij kennis op over fotogravures en zetten.

Eind 1928 kreeg hij een betrekking als manusje-van-alles bij Tuhua Shinpao, een tijdschrift voor hedendaagse kunst. Hij was er onder meer werkzaam als opmaker, typograaf en graficus. Al snel werd hij er adjunct-directeur. Om bij te verdienen gaf hij in zijn vrije tijd tekenles aan kinderen. Een van de ouders wees hem op de mogelijkheid om met een beurs in Europa te gaan studeren. Tchang voelde daar wel voor en hij besloot naar Brussel af te reizen. Deze stad was hem geadviseerd boven Parijs omdat Frankrijk duurder was in levensonderhoud, maar vooral omdat de Franse hoofdstad frivoler was en de verlokkingen hem zouden kunnen afhouden van zijn studie. Op 18 september 1931 vertrok hij per boot naar Marseille. Het was de eerste keer dat hij buiten Shanghai kwam.

België

bewerken

Half oktober dat jaar ging Tschang wonen aan de Rafaelstraat in Antwerpen. Hij meldde zich aan bij de Brusselse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en slaagde er voor het toelatingsexamen tot kunstschilder.[1] Eind 1932 werd hij op dezelfde academie toegelaten tot de opleiding voor beeldhouwer. Égide Rombaux was daar zijn docent, later onder meer ook Victor Rousseau. Buiten de academie ontmoette hij pater Pierre Célestin Lou, alias Lou Tseng-Tsiang, die zijn grootoom Ma Xianbo geadviseerd had om te bezoeken. In februari 1934 werd hij de zegsman en secretaris van de Vereniging van Chinese studenten in België. Léon Gosset was er aalmoezenier. Gosset was een van de lezers van het Franstalige dagblad Le Vingtième Siècle/, waarin Hergé zijn strip Tintin publiceerde. Toen de krant aankondigde dat Tintin in een nieuwe strip op avontuur ging naar China, klom Gosset in de pen. Hij schreef aan Hergé: "Vermijd toch een karikatuur te maken van de Chinezen" en stelde hem voor zich te laten informeren door jonge Chinezen die in België woonden. Er volgde een persoonlijk gesprek tussen Gosset en Hergé in Leuven, waarbij Hergé meteen al kennismaakte met twee in België wonende Chinezen, maar hij kreeg van Gosset ook het adres van een derde Chinees die door Gosset warm werd aanbevolen, Tschang. Op 30 maart schreef Hergé hem een brief en op 1 mei spraken ze voor het eerst af in de woning van Hergé aan de Knapenstraat. Tchang ging Hergé niet alleen bijstaan met hem te informeren over allerlei aspecten van de Chinese cultuur, maar bood ook aan om met de tekeningen zelf te helpen, zodat er een verhaal kon ontstaan met Chinezen die spraken en woonden als Chinezen.[2] Hergé ging daar maar al te graag op in.