Gebruiker:Haaftjlv/Verlorentransport

Het Verloren Transport is de benaming geworden voor de tocht van de laatste van drie treinen, waarmee de Nazi-leiding van het concentratiekamp Bergen-Belsen – in de eindfase van WOII - onder druk van de nadering van Britse troepen - de evacuatie van aldaar geïnterneerde gevangenen tot uitvoering trachtte te brengen. Daartoe werden tussen 6 en 11 april 1945 in totaal rond 6.800, door de SS als Austauschjuden gekwalificeerde personen geselecteerd en op transport gesteld. Als eindbestemming van de drie treinen was het concentratiekamp Theresienstadt in het Duitse protectoraatBohemen voorzien.

Met de derde trein werden circa 2500 Joodse gevangenen, waarvan een derde (!) de Nederlandse nationaliteit bezat, vervoerd in verouderde personen- en goederenwagons. Na een macabere dwaaltocht van ruim tien dagen door nog niet bezette delen van Duitsland, strandde dit transport uiteindelijk in de nabijheid van de gemeente Tröbitz in Brandenburg.

Op 23 april 1945 werden de gevangenen die de tocht hadden overleefd, door oprukkende eenheden van het Rode Leger bevrijd en voor opvang, huisvesting en eerste medische zorg naar het circa 700 inwoners tellende dorp Tröbitz gedirigeerd. Ruim 200 inzittenden van de trein waren onderweg bezweken aan ondervoeding, uitputting envlektyfus en langs de spoorrails begraven. Met de trein arriveerde tegelijk een zware vlektyfusepidemie in Tröbitz, waaraan 320 mensen stierven, waaronder 26 inwoners van het dorp.

De eerste tijd na de Bevrijding bewerken

De laatste dode van het transport, de Nederlandse Klara Miller, werd op 21 juni 1945 op de in allerijl aangelegde Joodse begraafplaats begraven. Op 13 mei 1945 vertrok het Nederlandse paar Menachem en Miriam Pinkhof, dat het transport had overleefd, per fiets uit Tröbitz om terug te keren in hun vaderland. Nog voor dat zij op 9 juni de Nederlandse grens passeerden, overhandigden zij op 18 mei in het Saksische Delitzsch aan Amerikaanse militaire autoriteiten een memorandum voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag, waarin wordt bericht over de tocht van de derde trein en over de toestand van de overlevenden. Dank zij hen vernamen de Westerse geallieerden voor het eerst iets over het Verloren Transport uit Bergen-Belsen. Vervolgens namen Amerikaanse verbindingsofficieren contact op met de Russische Legereenheden om het waarheidsgehalte van het memorandum te controleren en de repatriëring op gang te brengen. Al reeds voor de afloop van de quarantaine van vier weken werd een begin gemaakt met het huiswaarts transporteren van de overlevenden.

Die Überlebenden des Transportes hatten auch nach der Befreiung weiter zu leiden. Die Schwerkranken verblieben zunächst im Zug, welcher am 24. April 1945 bis zur Block- stelle der Grube Hansa am Bahnkilometer 108,9 abermals umgesetzt wurde, da es von hier aus der kürzeste Weg zum Tröbitzer Nordfeld war, wo ein notdürftiges Lazarett eingerichtet wurde. Hier wurden noch einmal 26 inzwischen Verstorbene am Bahndamm beigesetzt. Die Bergarbeitergemeinde Tröbitz mit ihren damals etwa 700 Einwohnern, in welcher es bis dahin keine nennenswerte jüdische Bevölkerung gab, sah sich plötzlich rund 2000 ausgehungerten todkranken jüdischen Menschen gegenüber, denen schnell geholfen werden musste. Viele Tröbitzer leisteten Hilfe, und Angehörige der Roten Armee leiteten Maßnahmen ein, um die Not der Menschen zu lindern sowie ein Ausbreiten der bereits im Zug ausgebrochenen Flecktyphus-Epidemie zu verhindern und diese zum Stillstand zu bringen. Die sowjetische Besatzungsmacht richtete ihre Kommandantur in einem Gebäude in der Tröbitzer Hauptstraße ein. Diejenigen Überlebenden des Transports, die noch kräftig genug waren, bildeten eine Art Selbstverwaltung, welche die Verteilung der von den Russen gelieferten Lebensmittel und die Unterbringung in einem ehemaligen Barackenlager für Zwangsarbeiter, dem Nordfeld, sowie die Beerdigungen an verschied- denen Grabstätten organisierte. Das im Nordfeld eingerichtete Lazarett wurde von sowjetischen Ärzten geleitet. Jüdische Ärzte – bis dato selbst Gefangene – halfen bei der Pflege und Behandlung der Kranken. Einige erkrankten selbst und starben, wie die Namenstafeln auf dem jüdischen Friedhof in Tröbitz beweisen. Mädchen und Frauen aus dem Ort wurden als Pflegepersonal eingesetzt.

„Das ‚Krankenhaus‘ war unglaublich schmutzig und verwahrlost. Die geschwächten Leute lagen auf dem Fußboden eines großen Raumes, und niemand wusste, woher man Matratzen oder Betten nehmen sollte.“ – Renata Laqueur

Es folgte eine angsterfüllte Zeit, denn die Typhus-Epidemie beherrschte den Ort. Bis sie zum Stillstand kam, starben innerhalb von acht Wochen 320 Männer, Frauen und Kinder. Unter ihnen befanden sich auch 26 Tröbitzer, die sich angesteckt hatten. Die letzte Tote des Transportes, die Niederländerin Klara Miller, wurde am 21. Juni 1945 auf dem jüdischen Friedhof beerdigt. Menachem und Miriam Pinkhof, die den Transport überlebt hatten, fuhren am 13. Mai 1945 mit Fahrrädern in Tröbitz los, um in ihre niederländische Heimat zurückzukehren. Noch bevor sie am 9. Juni 1945 die niederländische Grenze passierten, übergaben sie am 18. Mai 1945 im sächsischen Delitzsch den Amerikanern ein Memorandum für das Außenministerium in Den Haag, in dem sie über den dritten Zug und den Zustand der Geretteten berichteten. Durch sie erfuhren die westlichen Alliierten von dem verlorenen Transport aus Bergen-Belsen. Daraufhin nahmen amerikanische Verbindungsoffiziere Kontakt zu sowjetischen Armeestellen auf und fuhren nach Tröbitz, um den Wahrheitsgehalt zu prüfen und die Repatriierung einzuleiten. Bereits vor Ablauf der vierwöchigen Quarantäne begann am 16. Juni 1945 die Rückführung der Überlebenden. Bis Ende August 1945 hatten dann, bis auf eine Familie, alle den Ort wieder verlassen.

Bekende Nederlanders bewerken

Een derde van de inzittenden van het Verloren Transport had de Nederlandse nationaliteit. Onder hen bevonden zich enkele die na de oorlog Bekende Nederlanders werden.

  • Abel Herzberg, 1893 - 1989, (jurist, publicist). Hij schreef vele boeken over de oorlog, waaronder het dagboek Tweestromenland, Amor Fati, Drie rode rozen, Om een lepel soep,Kroniek der jodenvervolging, Brieven aan mijn kleinzoon en Herodes).
  • Ischa Meijer, 1943-1995,(journalist, interviewer, toneelschrijver, acteur).
  • Jona Oberski, geb. 1938, (kernfysicus) Hij schreef het boek 'Kinderjaren', waarin ook Tröbitz aan bod komt.
  • Renate Laqueur, 1919 - 2011, (taal- en literatuurwetenschapper. Zij schreef het boek Dagboek uit Bergen-Belsen.
  • Louis Tas, 1920 - 2011, (psychiater). Hij hield een dagboek bij, dat later is uitgegeven onder de titel Loden Vogel.
  • Hans Krieg (1899 - 1961) koordirigent

Herdenking bewerken

Nog ieder jaar herdenken de inwoners van Tröbitz op 23 april de slachtoffers.


Externe Links bewerken