Gebruiker:Haaftjlv/JoopAbbink

Joop Abbink, Neede, 1 oktober 1916 – Wageningen, 9 november 2013, was een vooraanstaand Nederlands verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Als partizaan van het eerste uur werd hij de gewestelijk leider van de LO/LKP, regio Apeldoorn. Hij nam deel aan tal van gewapende verzetsacties, waaronder een tweetal huzarenstukken, te weten: 1. de geslaagde Overval op de Koepelgevangenis te Arnhem (11 mei 1944), waarbij voorman Frits de Zwerver werd bevrijd; en 2. de Overval op het Huis van Bewaring te Arnhem (11 juni 1944), de grootste en meest succesvolle bevrijdingsactie van (56) politieke gevangenen tijdens de bezetting.

Wapendroppings

bewerken

Vanaf einde zomer 1944 was hij betrokken bij talrijke wapendroppings in de bossen rond Apeldoorn (o.a. op het z.g. "terrein van 36 bunder" bij Vierhouten) en bij het saboteren van Duitse wapentransporten per spoor. Op 2 oktober 1944 schoot de Sicherheitsdienst in het Apeldoornsche Bos, nu Schuylenburg, zes Apeldoornse verzetsmensen van de Vrije groep Narda en twee gevangen geallieerde piloten dood. Hun lichamen werden op diverse plaatsen in de stad neergegooid, met een bordje 'terrorist' om de nek. Diezelfde dag werden elfduizend mannen bij een razzia opgepakt om voor de Duitse bezetters aan het herstel van de IJssellinie te werken. Deze wrede represailles van de bezetter maakten dat voor Abbink en zijn strijdmakkers in de stad de grond te heet onder hun voeten werd. Een oud houten landhuisje van verwanten, diep in de bossen werd daarom de uitvalsbasis voor hun sabotageacties en de nachtelijke droppings. Abbink's zwangere vrouw pendelde dagelijks op en neer per fiets om de huishouding en de boodschappen te doen. Na de Slag om Arnhem nam het aantal droppings gestaag toe, en daarmee ook de belasting van de KP - Veluwe. Zo zag Abbink zich genoodzaakt vanwege de arbeidsintensieve camouflage en het gevaarlijke transport van de wapencontainers, een gewestelijk sabotagecommando te formeren.

Gevangenschap in Koning Willem III Kazerne te Apeldoorn

bewerken

Tijdens een grootscheepse Duitse razzia in de bossen nabij Paleis Het Loo op 10 oktober 1944 werd Abbink samen met tal van andere verzetsmensen en bosarbeiders gearresteerd. Ter nauwer nood zag hij nog kans zich ongemerkt van een dolk en een gevulde pistoolhouder te ontdoen. Niettemin werd hij ingedeeld bij de groep gevangenen, die – in afwachting van verhoor - werd opgesloten in het cellencomplex van de Koning Willem III kazerne te Apeldoorn. Volgens zijn vervalste persoonsbewijs was zijn naam Eykenaar, afkomstig van een gedeserteerde hopman van de geüniformeerde Nederlandse Arbeidsdienst (NAD). Via een klusjesman van de kazerne slaagde zijn vrouw erin briefjes met hem uit te wisselen en hem van extra etenswaren te voorzien. Eind oktober onderging hij enkele verhoren door de Sicherheitsdienst. Het sluitende alibi op zijn eigen naam, dat hij tijdens zijn verblijf in de cel had verzonnen, kwam hem nu uitstekend van pas. Evenals zijn onverwijlde bekentenis dat het bij zijn persoonsbewijs om een vervalsing ging, plus een plausibele verklaring waarom hij zich daarvan had bediend. Met een gedeserteerde NAD-man zou de SD geen genade hebben gekend. Dit alles, gevoegd bij zijn quasi schuchtere opstelling tijdens het verhoor zelf, bracht zijn ondervragers tot de slotsom dat zij over onvoldoende harde feiten beschikten om een doodvonnis over hem te vellen. Hij werd doorgestuurd naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (PDA).

Kamp Amersfoort

bewerken

De bus waarin Abbink met lotgenoten wordt overgebracht naar Kamp Amersfoort, wordt onderweg beschoten door een geallieerd jachtvliegtuig, doch wonder boven wonder bereiken de gevangenen ongedeerd hun bestemming. Drie maanden lang leert hij er te leven met de rituelen van het kampleven, zoals het dragen van kampplunje, kaal geschoren worden, langdurig op appel staan, en collectieve straffen als andere gevangenen ontsnappen, en is hij ook getuige van de sadistische martelingen en vernederingen van medegevangenen door de geesteszieke kampbeul Joseph Kotälla. Zelf slaagt hij er in die kwellingen te ontlopen, vooral dankzij de door hem ontwikkelde vaardigheid om zo min mogelijk op te vallen.

Kamp Neuengamme en

bewerken

Op 2 februari 1945 wordt hij plotseling met vele anderen op transport gesteld naar Duitsland, waar hij belandt in het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Hier dienen zich de eerste fysieke klachten aan: gebrekkige eetlust en een wond aan zijn lies. De medische behandeling is abominabel dan wel afwezig. Als in april de geruchten aanzwellen dat de geallieerden oprukken naar Bremen wordt de toestand steeds chaotischer. De kampleiding besluit de gevangenen van allerlei nationaliteiten in veewagons over het spoor af te voeren. Er volgt een onbeschrijfelijke


Sandbostel

bewerken

Het transport in veewagons duurt dagen en nachten. De ontberingen zijn nauwelijks te beschrijven: geen eten of drinken, geen frisse lucht, mensen die uit een blikje urine drinken, mensen die vechten, die vallend of zelfs staand sterven. Wanneer de trein stil staat, worden de doden naar buiten gesleept, anderen doen dan hun behoefte. Abbink slikt slechts van zijn voorraadje suikerklontjes. Met de grootste moeite weet hij te voorkomen dat een groep Russen hem die afhandig maakt. Uiteindelijk komt het transport tot stilstand op het stationnetje van Bremervörde en blijkt de bestemming het voormalige krijgsgevangenkamp Sandbostel een vervallen barakkencomplex, smerig remervordeen gehavend, zonder vensterglas. Geen voedsel, geen beddengoed, lange smalle zinken wasbakken, met lekkende waterleidingen. De aarde is éên kleffe modderpoel. Abbinks conditie gaat zienderogen achteruit. Hij legt een plankje op twee stenen als kussen en valt in slaap op de kale vloer. Bij wakker worden blijkt hij beroofd van zijn laatste suikerklontjes. Het vechten om het schaarse voedsel wordt een strijd tussen gevangene en gevangene. Barre koude blaast over Abbink’s onbedekte lichaam, maar hij denk niet aan doodgaan.! “De S.S. is gevlucht, er is geen bewaking meer. De geallieerden moeten nu gauw hier zijn.











Voor zijn inspanningen ontving hij in 1953 het Bronzen Kruis. Hij werd ook onderscheiden met de Yad Yashem medaille voor hulp aan joodse medeburgers

De hoofdrolspelers Acht jaar lang was Joop Abbink ziek en werd niet geacht te kunnen werken. Hij was voor honderd procent invalide verklaard, maar dankzij KLM-directeur Albert Plesman kreeg hij toch een baan bij de KLM. Hij verhuisde met zijn gezin (hij was in 1943 getrouwd) naar Amstelveen, werkte daar met vallen en opstaan tien jaar en vestigde zich toen in Wageningen. Joop Abbink kreeg in 1953 het Bronzen Kruis vanwege zijn verdiensten in het verzet en werd.