Gebruiker:Gert51/Kladblok

Inleiding homomoord

Homomoord verwijst naar veel verschillende gevallen waarin de relatie homoseksualiteit en geweld gestalte krijgt. In een eerste geval gaat het om staatsgeweld waarbij homoseksuele gedragingen met staatswetten bestreden werden onder noemers als sodomie, onnatuurlijke ontucht, stomme zonde of liwat waarop zowel in joodse, christelijke als islamitische landen de (dood)straf stond en soms nog staat. In landen als Italië, Spanje, Frankrijk, Engeland, Nederland, Duitsland, Iran, Saoedi-Arabië, Jemen en soms in koloniën van die landen zoals India, Kenia, Uganda, Nigeria, Indonesië, Suriname was of is dat het geval of staan er intussen mildere straffen op. Tijdens het Duitse nazi-regime stierven honderden homo's in concentratiekampen. Oude woorden zijn vervangen door nieuwe met andere betekenissen. Sodomie was vaak een begrip dat meer dan alleen doelde op anale seks van mannen met elkaar maar ook op zulke handelingen met vrouwen en dieren. Homoseksualiteit is breder met meer handelingen en een vraag van identiteit en smaller zonder seks met dieren. Sinds de Verlichting verdween deze praktijk geleidelijk en was sodomie in steeds minder landen een doodzonde en halsmisdrijf of werd het milder bestraft.

Een andere manier waarop geweld tegen homo's gestalte kreeg was wat anderen homo's aandeden, de meest directe vorm van homomoord: dat ze niet alleen fysiek geweld pleegden tegen hen uit seksuele weerzin – het ‘poten rammen’ maar zelfs doodden. Dat gebeurde op cruiseplekken waar jongemannen op avontuur voor een verzetje en soms voor geldelijk gewin kwamen maar ook geheel onvoorbereid mannen ontmoetten die hen 'oneerbare voorstellen' deden waarop de jongere partners geen prijs stelden. Een variatie was dat oudere homomannen een of meer knapen mee naar huis namen vanaf een ontmoetingsplek waar zwerf- of hoerenjongens uithingen zoals bij stations of pisbakken, rond al dan niet op sekswerk gespecialiseerde nichtenkroegen zoals in de Amsterdamse Paardenstraat of op het Centraal Station en Rembrandtplein. Die gozers waren vaak geen homo of ongewis over hun seksuele voorkeur en zulke ontmoetingen liepen nogal eens fataal af. De politie dacht vaak aan een financieel motief zoals roof maar dat was vaak eerder een bijzaak voor de daders die meenamen wat bij de hand was. Vooral omdat het slachtoffer soms naakt werd aangetroffen en veel geweld was gebruikt duidt op mentale onzekerheid en seksueel ongemak bij de daders. In de jaren '80 waren in Amsterdam 20 homomoorden waarvan de meeste prostitutie gerelateerd waren en één vond bij een urinoir in het Vliegenbos, een cruiseplek,  plaats. Dat leidde tot een demonstratie van flikkers en het COC die per pontje naar Noord trok. Een andere demonstratie was van taxichauffeurs die met hun auto's het Museumplein blokkeerden nadat een homoseksuele (?) collega van hen vermoord was. Dat geeft een omkering van reacties aan: uit weerzin werden flikkers vermoord en die moorden maakten hen en anderen opstandig. Geen afkeer maar het opnemen voor homo’s. Executies, moorden, zelfmoorden, potenrammerij wekten zulke gevoelens op en mensen verzetten zich tegen zulk geweld. Voor homo’s en lesbo’s zoals Hössli en Hirschfeld in Sappho und Sokrates (1896) en vele anderen gaf het een stoot tot homo-emancipatie (zie Hofman 2012, Polchin 2019).

Hoewel het fatale geweld tegen homo’s nog steeds voorkomt, is het tevens een kwestie geworden van wat nichten en potten zichzelf aandoen: zelfmoord en zelfhaat. Dat geldt evenzeer voor de emancipatiebeweging. Om eenzelfde reden, namelijk maatschappelijke afwijzing, plegen niet alleen anderen moorden op flikkers, lesbiennes en transen maar doen ze het ook zelf. Suicide komt onder vele groepen voor zoals onder mensen ‘die moe van het leven zijn’ of die met zware tegenslag te kampen hebben, maar het komt percentueel relatief vaak voor onder genoemde personen. Hoewel het niet alleen moeilijk is te bepalen wat een zelfmoord is in een sfeer van onvrede met zichzelf en ook in termen van seksuele keuzes en gender voorkeuren (Rofes 1983). Zo was het onduidelijk of de dood van de Duitse homopsychiater Hans Giese een moord, een zelfmoord of een ongeluk op een klip in St. Paul-de Vence was waar hij met de toneelspeler Klaus Hartmann zijn 50ste verjaardag vierde (zie Hergemöller 1998: 278).

Geweld tegen homo's was niet alleen iets dat hetero(mannen) deden. Het gebeurde ook dat gehuwde vrouwen hun partners vermoordden die 'van de verkeerde' kant waren. Homoseksuele verplegers die zorgden voor oudere, rijkere dames doodden hen soms vanwege een als ondraaglijk of zinloos beschouwd lijden of om uitzicht op de erfenis na een huwelijk. Jaloezie was een motief onder geliefden bij nichten en potten die hun minnares/minnaar vermoorden of woede tegen partners die hen hadden besmet met Aids. Een ingewikkelder affaire was de Groningse HIV-zaak waar het om drogeren, verkrachten en besmetten van bezoekers van seksfeesten ging maar waar geen doden bij vielen (Wely 2010). De affaire van Rotenburg betrof een geval van een man die gekannibaliseerd wilde worden en daartoe met succes een oproep deed op een site van geïnteresseerde personen: vermoord en opgepeuzeld. Algemener is het geval van mannen die een knaap doodden, niet per se pedoseksuelen, maar mannen die bang zijn dat hun minderjarige partners na het seksuele contact hun mond voorbij praten en hen verraden zullen. Naast de 'gewone' moord zijn er seriële, soms ook door homo's gepleegd, van mannen die er een gewoonte van maken jongens en mannen (Haarmann, Corll, Gacy, Dahmer) of sekswerksters te vermoorden; seriemoordenaars. Wanneer meer gevallen van moord gepleegd werden door één dader kwamen er zeker in de VS de nodige psychiaters aan te pas om zulk gedrag te verklaren en motieven van plegers uit te leggen die in meer richtingen wezen.

Geweld tegen homo’s en tegenwoordig vast tegen alle LHBTQI personen komt zeker voor in gevangenissen van bewakers tegen gedetineerden en van die laatsten onder elkaar. Seks is een middel om gevangenen rustig te houden in de nor en die is meestal ongelijk in termen van fysieke kracht, van de soort handelingen, leeftijd, schoonheid, van gebruikte middelen zoals geld, wapens en drugs; de man en de punk (jong, mooi, onderdanig, passief). Homoseksueel gedrag is endemisch in veel gevangenissen zoals in de Verenigde Staten (Kunzel 2008) en de voormalige Sovjet-Unie of in psychiatrische instellingen waar seksuele devianten werden opgesloten om hen te ‘genezen’ (Miller 2002)

Geweld van mannen tegen mannen in fantasie of in een situatie waar alle partners ermee instemmen en er vaak plezier aan beleven heet sadomasochisme (waar zelfhaat in kan zitten). In de homowereld zien mensen die voorbij man en vrouw, homo en hetero gaan zichzelf als queer. Ze doorbreken geslachtelijke gender normen en seksuele standaarden maar niet die van vrede en oorlog, plezier en pijn, pacifisme en geweld of sadisme en masochisme en houden zich niet aan de  seksuele maatstaf ‘make love not war’ terwijl geweld een regel van het leven is, of het nu om homomoord gaat of opvoeding van gender, geweld en seks of etniciteit binnen het gezin. En net als man- en vrouwelijkheid, huidhonger en masturbatie kan geweld geil zijn.

De homowereld is getekend door een esthetiek van geweld: er vinden niet alleen moorden plaats maar er bestaat een erkenning van wreedheid in erotiek. Bij de markies de Sade, Jacob Israël de Haan, Gerard Reve, Jac. van Hattem, Willem Bijsterbosch, Paul Bowles, William Burroughs, James Purdy, Dennis Cooper, Pierre Paolo Pasolini, Yukio Mishima, Isidore Ducasse Comte de Lautréamont, Antonin Artaud, Georges Bataille, Pierre Klossowski, René Crevel, Jean Genet, Michel Tournier, Hervé Guibert, Pierre Guyotat, Tony Duvert, Arnolt Bronnen, Klaus Mann, Rainer Maria Fassbinder, Hans Eppendorfer, Josef Winkler, Peter Schult en vele anderen, ze zijn aan de s/m-kant even overvloedig als aan homo- en pedokant.

Er zijn theorieën over seksueel geweld & lust zoals van Sade en Maffesoli en over sadomasochisme die duidelijk maken dat leven geen liefde en schoonheid is maar ook weerzin, wreedheid en dood. We verkeerden in een bijzonder gelukkige situatie dat er althans in het grootste deel van Europa 75 jaar weinig oorlog was of zoals nu met corona iets als de pest. Maar ook in die vredelievende jaren kwamen homomoord en andere vormen van afkeer en geweld vaker voor dan we ons realiseren.

Homomoord maakt duidelijk 1. dat homoseksualiteit nog helemaal niet gelijk staat met normale seksualiteit en dat afkeer van queers actief voortbestaat 2. dat de aandacht van justitie en politie voor zulke misdrijven stokt door gebrek aan kennis en inzet en bij mijn weten zijn er geen relevante databestanden bij de autoriteiten 3. dat de negatieve houding een positieve inhoudt, van verachting naar bevrijding maar ook naar een daarmee leren leven en soms ervan genieten 4. en het is de bedoeling om de slachtoffers te gedenken.

Selecte literatuur:

William F. Edmiston, Sade: queer theorist, Oxford: Voltaire Foundation, 2013.

Gert Hekma, Violence, in: Encyclopedia of Homosexuality, ed. by Wayne R. Dynes, NY/London: Garland, 1990, pp. 1373-5.

Hergemöller, Bernd-Ulrich, mann für man. Biographisches Lexikon zur Geschichte von Freundesliebe und mann-männlicher Sexualität im deutschen Sprachraum. Hamburg: MännerschwarmSkript, 1998.

Paul Hofman, De roze moorden. Misdaad in de gayscene, Amsterdam: Just, 2012.

Regina Kunzel, Criminal Intimacy. Prison and the uneven history of modern American sexuality, Chicago/London: University of Chicago Press, 2008.

Michel Maffesoli, Essais sur la violence banale et profonde, Parijs: Méridiens, 1984.

Neil Miller, Sex-Crime Panic. A journey to the paranoid heart of the 1950s, Los Angeles, 2002.

James Polchin, Indecent Advances. A hidden history of true crime and prejudice before Stonewall, London: Icon Books, 2019.

Eric E. Rofes, ‘I Thought People Like That Killed Themselves’. Lesbians, gay men and suicide, San Francisco: Grey Fox, 1983.

Anthony M. Scacco (ed), Male Rape. A casebook of sexual agressions, NY: AMS Press, 1982.

Mick van Wely, Verdoofd, verkracht en besmet. De Groningse HIV-affaire, Hilversum Just, 2010.