Gebruiker:Evil berry/Station Centraal/Lijn 7/provincia

Een provincia (meervoud: provinciae) was de grootste territoriale en bestuurlijke eenheid in het Romeinse Rijk. Het betrof dan buitenlandse bezittingen buiten het Italiaans Schiereiland. Het Nederlandse woord provincie komt dus van de term die de Romeinen gebruikten.

Lijn 7:provincia > Gallia
provinciae na 120.

Provinciae werden normaal gezien bestuurd door politici uit de Romeinse Senaatsklasse. Deze gouverneurs waren meestal ex-praetors of ex-consuls die hun cursus honorum hadden afgerond. De provincia Alexandria et Aegyptus (Egypte) is de grote uitzondering op de regel: het werd geregeerd door een gouverneur van de ridderstand (de equites), zie verder.

Tijdens de Romeinse republiek kon iemand verkozen worden tot gouverneur van een provincia voor slechts één jaar, daarna kon die persoon 10 jaar lang dat ambt niet meer vervullen. Aan het begin van het jaar werden de posten in de provincia aan de toekomstige gouverneurs uitgedeeld, vaak door rechtstreekse benoeming. De meest prestigieuze en machtigste mannen uit de republiek, de voormalige consuls, kregen bijna altijd de grensprovincies toe bedeeld, liefst met zoveel mogelijk legioenen onder hun commando. De ex-consuls hadden die provincies graag want het verdedigen van grenzen betekende altijd oorlog en oorlog betekende verrijking, oorlogsbuit en slaven. De binnenlandse provincies werden dan onder de ex-praetors verdeeld, die daarmee genoegen moesten nemen. Hoed dan ook, oorlog of niet, provinciegouverneur zijn betekende altijd persoonlijke verrijking: het misbruik van belastingsgeld was enorm en er werd vanuit Rome weinig tegen opgetreden. Toch liepen er sommige tegen de lamp, meestal omdat ze zo ver gingen dat ze de provincie vaak op de rand van het failliet brachten. Een voorbeeld daarvan is Lucius Sergius Catilina, die in 66 v. Chr. te Rome berecht werd voor misbruik van belastingsgeld in Africa.

In het Keizerrijk veranderde de basis van het systeem: keizer Augustus eigende zichzelf het recht toe om de gouverneurs te kiezen, in plaats van dat de Senaat dat bleef doen: dit waren de Imperiale provincies, waar een gezant van de keizer de hoogste bestuurlijke en militaire macht had. De strategische provincie aan de grens werden dus allemaal Imperiale provincies. Om de Senaat toch nog gunstig te stemmen stond Augustus toe om de overige, minder belangrijke provincies Senatoriaal te houden (d.w.z. de Senaat bleef de gouverneur kiezen). Voor de rest bleef het principe redelijk intact: de corruptie bleef enorm, zonder al te veel berisping vanuit Rome.

Hoewel de keizer zijn gezanten zelf koos, betekende het rechtstreekse bestuur van zo iemand over meerdere grenslegioenen tegelijk een pijnlijke zaak voor de Romeinse keizers: meerdere keren konden gouverneurs van de provinciae rebelleren, doordat ze de rechtstreekse controle over die legioenen hadden. Het antwoord daarop was de splitsing van provinciae in tweeën, zodat één gouverneur maar over één (maximum twee) legioenen kon beslissen. Zo had de woelige provincia Germania Inferior in 14 n. Chr. vier legioenen, maar tegen 150 waren dat er nog maar twee.

Sicilia (op het eiland Sicilië) werd de eerste provincia in 241 v. Chr., nadat het stap voor stap werd ingenomen door de Republiek tijdens de Eerste Punische oorlog (264 – 241 v. Chr.).

Het aantal Romeinse provincies groeide gestaag aan. Met de verovering van Gallia door Gaius Iulius Caesar werd er een tegengewicht aan westerse provinciae gevormd, tegen de oosterse provinciae. Te grote provincies met te veel legioenen werden om de hierboven vermelde reden in tweeën gekapt: voorbeelden hiervan zijn Moesia en Pannonia die dan de provinciae Moesia superior, Moesia Inferior, Pannonia Superior en Pannonia Inferior werden. Bij de dood van Trajanus, in 117 n. Chr., waren er 45 provinciae. Dat aantal bleef lange tijd stabiel totdat Diocletianus rond 300 begon met een algemene splitsing, waardoor het aantal meer dan verdubbelde. Het grondgebied dat Moesia ooit besloeg, bestond nu uit 5 verschillende provincies.

Het aantal provinciae bleef lange tijd stabiel. Bij de dood van Trajanus (in 117) waren er 49. Bij zijn dood werden er twee (Mesopotamia en Armania) verlaten door Hadrianus, omdat hij deze provincies niet verdedigbaar achtte. Septimus Severus hechtte Mesopotamia terug bij het Rijk, maar toen was dat enkel een dunne streep land naast Syria en Cappadocia. Het aantal lag dus op 48, maar Diocletianus splitste overal in het rijk provinciae op, zodat in 395 er 120 waren, verdeeld in Diocesen en Prefecturen. Aan het hoofd van een Dioces stond een vicarius, die alleen maar aan de keizer verantwoording moest afleggen. Maar daardoor was het rijk er niet groter op geworden...