Gebruiker:EvO22/Kladblok

Thema's en motieven bewerken

Antiburgerlijkheid bewerken

Aan het begin van het boek is Pallieter zo blij dat de winter is afgelopen en de lente is begonnen, dat hij naakt gaat zwemmen in de rivier de Nete. De koude, sombere winter is een ''symbool van het kleurloze burgermansbestaan''[1], waar Pallieter met zijn duik in de Nete afscheid van neemt. Ook Pallieters naaktheid is een ''beproefd motief om verzet aan te tekenen tegen de huichelachtigheid en morele bekrompenheid van de bourgeoisie''[1]. Pallieter schaamt zich nergens voor, heeft geen tafelmanieren en spreekt een dialect. Deze eigenschappen maken van hem de ''antipode van de bourgeois''[2] Ook draagt Pallieter geen horloge, maar gebruikt de zon om de tijd te bepalen. Dit feit is ''extra betekenisvol''[3]. Het horloge was immers ''destijds het statussymbool van de zich naar de moderne, mechanische tijd schikkende burger''[3].

Vitalisme bewerken

Pallieters onburgerlijkheid ''spreekt (...) voorts uit een voor die tijd verrassend openhartig vitalisme''[3]. Pallieter is een echte ''levensgenieter en natuuraanbidder''[4]. Zijn dagen brengt hij voornamelijk door in de natuur. Hoe veel hij van de natuur houdt, wordt duidelijk door de manier waarop hij beschrijft wat hij daar allemaal ziet, hoort en ruikt. Het boek zit dan ook vol met stijlfiguren als synesthesiëen, hyperbolen en pleonasmen.[5] Ook het feit dat hij een boom koopt om die anders gekapt wordt, onderstreept zijn liefde voor de natuur. Daarbij geniet Pallieter van lekker eten en drinken. Vooral in het hoofdstuk ''De feest'' wordt er volop gegeten en gedronken. Zo staan er ''een dichte root van dikbestofte wijnflesschen'' en ''twee groote tonnen bier'' op tafel.[6] Het gezelschap aan tafel begint met soep, waarna onder andere aardappelen, kalfsgebraad, een speenvarken en ''honderd meters worst'' worden opgediend.[7] Ook houdt Pallieter van vrouwen, meer specifiek het vrouwenlichaam. Na een regenbui bewondert hij het lichaam van Marieke, door haar doorweekte kleren heen. Als hij al met Marieke is, slaapt hij achter haar rug om met een boerin die hij toevallig tegenkomt, want ''onvoorziene liefde smokt het best.''[8] Al deze dingen maken van Pallieter een ''symbool voor al wie van het leven houdt''[9]. Toch is er niet alleen maar natuur, dans, zang, eten en vrouwen. Pallieter houdt ook van momenten van stilte, waarin hij zelfs ''het gelukkigst''[9] is.

Moderniteit bewerken

Rutten en Weisgerber zien Pallieter als een ''geïdealiseerde boerenfiguur''[10], die niet nadenkt over moderne problemen. Pallieters levensvreugde komt voor een deel voort uit zijn liefde voor lekker eten en mooie vrouwen, maar vooral uit zijn ''simpele ziel die nergens tegenspraak of tegenstand ontmoet''[10]. Door deze levensvisie is hij geen personage dat voortkomt uit een ''modern werkelijkheidsbesef''[10]. Als Pallieter hoort dat er dwars door zijn geliefde vallei een spoorlijn wordt aangelegd, dat de rivier de Nete wordt rechtgetrokken en dat er een fort en een kerkhof worden aangelegd, is de lol er voor hem af: ''Maar in zoo'n land blijf'k ni wone! dan trekken w'er uit!''[11].

Volgens Absilis is Pallieter juist wel een modern personage. Vanaf het begin van de roman is er al sprake van een ''persoonlijke wedergeboorte''[1] als Pallieter naakt gaat zwemmen in de rivier de Nete. In het vliegtuighoofdstuk blijkt dat Pallieter de moderne techniek juist niet verwerpt. Hij wil koste wat het kost mee de lucht in en beleeft daar een soort ''openbaring''[12]. Als Pallieter op het einde met zijn familie de wijde wereld in trekt, is dat een teken van ''ontworteling''.[13] Het vertrek van Pallieter is niet alleen gemotiveerd door de aanleg van de spoorlijn. Al op zijn huwelijksdag, als Pallieter een stel vogels ziet vliegen, wil hij de wijde wereld intrekken. Absillis typeert Pallieter dan ook als een ''moderne Adam''[14], omdat hij in tegenstelling tot de Bijbelse Adam zelf beslist zijn paradijs te verlaten. Er zit wel een bepaald soort verzet ''tegen de dwingende functionele en rationele logica van de moderniteit'' in Pallieter, maar Timmermans ''plaatst hier een alternatieve moderniteit tegenover'', die ''ruimte biedt voor de nieuwe techniek en haar mystieke potentieel''.[15]''

Structuur bewerken

Het boek bestaat uit 28 hoofdstukken en telt ongeveer 262 pagina''s. Het boek beschrijft ongeveer 13 of 14 maanden uit het leven van Pallieter.[16] Pallieter heeft geen echt plot, maar wordt gestructureerd door de loop van de seizoenen. Het boek krijgt ook structuur door verschillende feesten en belangrijke momenten op de liturgische kalender.[17]

Het boek kan grofweg als volgt worden ingedeeld:

H1 t/m H9: Lente

H10 t/m H17: Zomer

H18 t/m H19: Herfst

H20 t/m H23: Winter

H24 t/m H28: Lente

Het ''verhaal'' wordt verteld in de onvoltooid verleden tijd[17] door ''een min of meer auctoriële vertelinstantie''. De lezer beleeft alles door de ogen van Pallieter, en ziet en voelt zo alles wat Pallieter ook ziet en voelt.

  1. a b c Absillis 2016, p.244
  2. Absillis 2016, p.245
  3. a b c Absillis 2016, p.246
  4. Bel 2015, p.619
  5. Janssens 1989a, p.6
  6. Timmermans 1916, p.58
  7. Timmermans 1916, p.60
  8. Timmermans 1916, p.80
  9. a b Vanclooster 2006, p.10-11
  10. a b c Rutten & Weisgerber 1988, p.445
  11. Timmermans 1916, p.176
  12. Absillis 2016, p.255
  13. Absillis 2016, p.241
  14. Absillis 2016, p.242
  15. Absillis 2016, p.262
  16. Janssens 1989a, p.2
  17. a b Janssens 1989a, p.3