Gebruiker:Druifkes/kladblok1

=Hervatting van de oorlog

Frederik Hendriks vroegste successen bewerken

 
Frederik Hendrik en Ernst Casimir bij het Beleg van 's-Hertogenbosch, 1628.

Spanje ging over op een defensieve landoorlog en de Duitse keizer kreeg te maken met een Deense inval. Dat bood een mogelijkheid voor de Republiek in het offensief te gaan. Het was mede mogelijk door het subsidieverdrag dat de Republiek gesloten had met Frankrijk in 1624 en het verdrag van Southampton met Engeland wat hen betrok bij de oorlog met Spanje. Frederik Hendrik en zijn neef Ernst Casimir, die in 1620 zijn overleden broer Willem Lodewijk was opgevolgd, besloten in 1626 tot de verovering van Oldenzaal zodat Twente niet meer gebrandschat kon worden. In het opvolgende jaar werd Groenlo veroverd. Spanje kon dat jaar niet meer aan haar betalingsverplichtingen voldoen en raakte bankroet.

Spinola vertrok in 1628 naar Madrid om te pleiten voor meer geld om het offensief voort te zetten of voor een vrede met Republiek nu de situatie nog redelijk gunstig was. Filips IV en Olivares wezen beide opties af en wilden wachten tot ook de keizer de Republiek zou aanvallen zodat de onderhandelingspositie van Spanje sterker zou zijn. Zover kwam het echter niet. Keizerlijke troepen onder Tilly, bezetten Oost-Friesland aan de grens met de Republiek, nadat ze de Deense koning Christiaan IV hadden verdreven. Het leidde niet tot een keizerlijke inval door veranderende prioriteiten en financiële problemen.

Na het vertrek van Spinola waren er problemen in het opperbevel van het Spaanse leger over de opvolging en miste het leger effectiviteit door geldgebrek. Spanje was in 1628 verzeild geraakt met Frankrijk in de Mantuaanse Successieoorlog in Noord-Italië waarvoor manschappen en geld vrijgemaakt moest worden. Tot overmaat van ramp veroverde de kaper Piet Hein in de Baai van Matanzas in naam van de Republiek een Spaanse Zilvervloot. De verovering zorgde in de Republiek voor geld en enthousiasme voor een grote onderneming. Die grote onderneming werd 's-Hertogenbosch in 1629. In een poging de Staatse troepen weg te lokken van 's-Hertogenbosch kreeg de Spaanse koning hulp van de keizer die een leger ter beschikking stelde onder leiding van Ernesto Montecuccoli. Het koninklijke en keizerlijke leger stak de IJssel over en viel de Veluwe binnen waarna Amersfoort werd ingenomen. De inval zorgde voor paniek onder de bevolking maar het beleg werd niet opgeheven. In plaats daarvan werd in allerijl het Staatse leger uitgebreid zodat garnizoenen van bedreigde steden versterkt konden worden. Uiteindelijk werd de Republiek bevrijd uit deze netelige positie door de plotselinge inname van Wesel waarna het koninklijke en keizerlijke leger zich terugtrok. 's-Hertogenbosch kwam niet veel later in Staatse handen. In het zuiden waren grote zorgen over de kracht van de Republiek en de zwakte van het Spaanse leger. Hendrik van den Bergh was Spinola opgevolgd als opperbevelhebber maar zijn positie was zwak door zijn bloedbank met Frederik Hendrik van Oranje. Na de inname van 's-Hertogenbosch werd hij vervangen als maestro de campo general door een collectief van personen; Van den Bergh werd generaal van de cavalerie. Leek Spanje in 1625 na Breda nog oppermachtig, in 1629 waren de rollen omgedraaid.

Een jaar later werd van beide kanten niets ondernomen. Eind 1630 werd de crisis in het opperbevel van het Spaanse leger van Vlaanderen beslecht met de komst van de markies van Santa Cruz. Hij zou de militaire rechterhand worden van de jongere en militair onervaren broer van koning Filips IV, de kardinaal-Infante die naar de Nederlanden kwam om zijn tante de aartshertogin Isabella als kapitein-generaal bij te staan.

In 1631 verzamelde de Republiek een groot veldleger voor een invasie in Vlaanderen. Deze werd echter teruggetrokken door een tegenactie van de Zuidelijke Nederlanden. Brussel had zelf een verrassingsaanval voorbereid. Een vloot in samenwerking met een veldleger viel de Republiek binnen. De inval resulteerde in de Slag op het Slaak die met veel moeite gewonnen werd door de Staatsen.

Frederik Hendrik en de Staten-Generaal wilden in 1632 wederom tot een grote aanval overgaan. In eerste instantie was het plan gericht op Antwerpen. Dit veranderde echter door plotselinge ontwikkelingen. Hendrik van den Bergh was zo ontevreden over het Spaanse gezag dat hij wilde overlopen naar de Republiek. Als stadhouder van Opper-Gelre kon hij voor een soepele doortocht langs de Maas zorgen. Daarnaast was het Spaanse Leger van Vlaanderen verzwakt doordat troepen naar de Nederpalts in Duitsland waren gezonden om de keizer te helpen tegen de Zweedse koning Gustaaf Adolf. Oranjes veldtocht langs de Maas die volgde resulteerde in de inname van de steden Roermond en Venlo. Het teruggetrokken koninklijk leger uit de Palts en een keizerlijk leger onder leiding van Pappenheim dat te hulp schoot konden niet voorkomen dat ook Maastricht werd ingenomen.