De Hongaarse Opstand van 1956 was een spontaan ontstane nationale opstand tegen de communistische regering van Hongarije en haar door de Sovjet-Unie opgelegde beleid. De opstand begon op 23 oktober als een studentendemonstratie, die duizenden anderen aantrok, en liep door centraal Boedapest richting het parlementsgebouw. Een studentendelegatie die het radiogebouw binnenging om hun 16-puntenprogramma te laten uitzenden, werd vastgehouden. Toen de menigte buiten het gebouw een gijzeling begon te vermoeden, werden er door de ÁVO schoten afgevuurd. Het nieuws verspreidde zich snel door de stad en de opstand ontaardde in rellen.

Hongaarse Opstand
Onderdeel van de Koude Oorlog
Datum 23 oktober 1956 - 10 november 1956
Locatie Hongarije
Resultaat revolutie neergeslagen
Casus belli afslachting ongewapende betogers door de ÁVO
Strijdende partijen
Sovjet-Unie;
ÁVO (Hongaarse staatsveiligheidspolitie)
geïmproviseerde lokale Hongaarse milities
Leiders en commandanten
Ivan Konev meerdere onafhankelijke militieleiders
Troepensterkte
150.000 manschappen,
6.000 tanks
ongekend aantal militieleden en soldaten
Verliezen
722 doden,
1.251 gewonden[1]
2.500 doden
13.000 gewonden[2]

De rellen verspreidden zich snel doorheen Hongarije, waardoor de regering viel. Duizenden mensen vormden gewapende milities en vochten tegen de ÁVO en de Sovjettroepen. Pro-sovjet communisten en ÁVO-leden werden vaak gevangengenomen en geëxecuteerd, terwijl gevangenen werden vrijgelaten en bewapend. In verschillende steden en gemeenten deed de communistische partij afstand van de macht. De nieuwe regering ontmantelde formeel de ÁVO, verklaarde de intentie te hebben zich uit het Warschaupact terug te trekken en om nieuwe vrije verkiezingen in te voeren. Tegen het einde van oktober waren de gevechten over het algemeen bekoeld en begonnen de gemoederen zich te kalmeren.

Na de aankondiging van bereidheid te onderhandelen over de terugtrekking van de sovjettroepen, veranderde het Politburo van koers en begon de revolutie met geweld te drukken. Op 4 november arriveerden grote sovjettroepen Boedapest en vermoordden duizenden mensen. Georganiseerd verzet eindigde op 10 november, en massa-arrestaties werden verricht. Ongeveer 200.000 Hongaren vluchtten naar het buitenland. Tegen januari 1957 had de nieuwe sovjetgezinde regering alle publieke oppositie de keel gesnoerd. De acties versterkten het beeld van een onomkeerbaar en monolithisch communisme, verstevigden de sovjetmacht over Centraal-Europa maar vervreemdden westerse marxisten van het sovjetcommunisme.

Openbare discussies over de revolutie waren gedurende 30 jaar verboden, maar is sinds de jaren 1980 het onderwerp van intense studie en debat. Bij de inhuldiging van de Derde Hongaarse Republiek in 1989 werd 23 oktober tot nationale feestdag uitgeroepen.

Het voorspel bewerken

Na de Tweede Wereldoorlog bezette het sovjetleger Hongarije en verving stelselmatig de door vrije verkiezingen verkozen regering door de Hongaarse communistische partij. Een radicale nationalisatie van de economie volgens sovjetmodel zorgde voor economische stagnatie, een achteruitgang van de levensstandaard en een diepe crisis. Schrijvers en journalisten waren de eersten die de regering in het openbaar bekritiseerden door de publicatie van enkele artikels in 1955. Op 22 oktober 1956 stapten de studenten van de Technische Universiteit van Boedapest bij algemeen besluit uit de communistische DISZ en richtten de afgeschafte vrije studentenvereniging MEFESZ op nieuw op. Op dezelfde vergadering waar dit besluit genomen werd, werd tevens het 16-puntenplan opgesteld, wat het manifest van de revolutie zou worden. Er werd besloten daags erop een steunbetoging te houden voor de Polen, die zou uitmonden in de Opstand.

Naoorlogse bezetting bewerken

Na WOII belandde Hongarije in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie en werd bezet door het Rode Leger. In 1949 ondertekende Hongarije een Comeconverdrag van wederzijdse steun, die de Sovjet-Unie het recht toekende op permanente militaire aanwezigheid, waardoor de politieke invloed verzekerd werd.

Hongarije zette de naoorlogse periode in als een vrije democratie met meerpartijenstelsel en de verkiezingen van 1945 brachten een coalitieregering onder leiding van eerste minister Zoltán Tildy aan de macht. De Hongaarse communistische partij, gesteund door de Sovjet-Unie, haalde bij deze verkiezingen slechts 17% van de stemmen maar verkreeg dankzij de “salamitactiek” gaandeweg steeds meer invloed in de verkozen regering.

In 1945 verplichtte de sovjetgeneraal Kliment Voroshilov de Hongaarse regering om het ministerie van Binnenlandse Zaken over te dragen aan de communistische partij. De nieuwe communistische minister van Binnenlandse Zaken, László Rajk, richtte de Hongaarse staatsveiligheidspolitie op (Államvédelmi Hatóság, later bekend als ÁVO), die door intimidaties, valse beschuldigingen, opsluiting en marteling de politieke oppositie wist monddood te maken. De korte periode van een democratisch meerpartijenstelsel werd beëindigd met de fusie van de Hongaarse communistische partij en de sociaal-democratische partij tot de Hongaarse Arbeiderspartij. De Volksrepubliek Hongarije werd afgekondigd.

Politieke onderdrukking en economische achteruitgang bewerken

Hongarije werd een communistisch vazalstaat van de Sovjet-Unie onder het streng en autoritaire leiderschap van Mátyás Rákosi. Politieke dissidenten werden als titoïsten of als spionnen van het Westen gebrandmerkt en tot bekentenissen gedwongen in showprocessen. Duizenden mensen werden door de staatsveiligheid (ÁVO) aangehouden, gemarteld, geëxecuteerd of opgesloten in concentratiekampen. Zo verging het ook László Rajk, de oprichter van de ÁVO.

De regering-Rákosi politiseerde het Hongaarse onderwijs om zo een volgzame intellectuele klasse te doen ontstaan. De studie van het Russisch en communistisch politiek onderwijs werden verplicht gemaakt in scholen en universiteiten over het hele land. Religieuze scholen werden genationaliseerd en kerkleiders vervangen door regeringsgezinden. In 1949 werd de leider van de Hongaarse Katholieke Kerk, kardinaal József Mindszenty, gearresteerd en veroordeeld tot levenslang wegens landsverraad. De regering-Rákosi was een van de meest repressieve van Europa.

De naoorlogse Hongaarse economie ging gebukt onder allerlei uitdagingen. De herstelbetalingen $300 miljoen Amerikaanse dollar gingen naar de Sovjet-Unie, Tsjechoslowakije, en Joegoslavië en dienden om de sovjetgarnizoenen te ondersteunen. De Hongaarse Nationale Bank schatte in 1946 dat de herstelbetalingen tussen de 19 en de 22 percent van het jaarlijks nationaal inkomen lagen. Daarenboven mocht Hongarije wegens zijn deelname in de Comecon geen handeldrijven met het Westen en werd het uitgesloten van hulp uit het Marshallplan. De nationale munteenheid, de forint, kende een grote depreciatie op in 1946, wat leidde tot de hoogste hyperinflatie ooit opgetekend. In 1952 was de koopkracht gedaald tot slechts tweederde van het niveau van 1938, terwijl dit in 1949 nog 90% was. De industriële output was in 1953 gekrompen tot slechts eenderde van het vooroorlogse niveau. De lonen en prijzen werden gemanipuleerd, de buitenlandse schuld groeide snel aan en er ontstonden voedseltekorten onder bevolking.