Gebruiker:Chescargot/Bijdrage aan Jantje Beton

Achtergrond van de nationale buitenspeeldag

bewerken

De zorgen over het vrij kunnen buitenspelen van kinderen kwam sinds eind jaren zestig van de vorige eeuw op de agenda, omdat het land toen volgebouwd werd met beton voor massale woningbouw, waardoor de speelruimte van kinderen in gedrang kwam. Dat was de aanleiding voor de oprichting van stichting Jantje Beton, die het belang van het buitenspelende kind zou verdedigen. Er is sindsdien inderdaad meer aandacht voor speelplekken voor kinderen gekomen, getuige hun tijdige integratie in de planningsfase van nieuwbouwprojecten en besluitprocessen waarbij (toekomstige) bewoners betrokken worden.

Toch is het gemiddeld aantal uren dat een kind besteedt aan buitenspelen sindsdien gestaag gedaald. Het zwaartepunt van factoren die bijdragen aan deze scherpe daling is echter verschoven van onevenwichtige bouwprocessen naar de verandering van het maatschappelijk karakter: grotere groepen mensen die op een kluitje wonen, digitalisering, en individualisering. De oorzaak van het minder buitenspelen is dus niet meer zozeer dat er geen fysieke mogelijkheden zouden zijn, maar dat er sociale hindernissen zijn. Het gaat nu om het stimuleren van kinderen die uit eigen regie ervoor kiezen om buiten te spelen, en niet slechts binnen de kaders van een schoolplein of sportvereniging buiten de deur te komen.[1]

De nationale buitenspeeldag die dit problematiek sinds de eerste viering in 1986 aanstipt, is actueler dan ooit geworden, omdat het Nederlandse kind van nu relatief weinig en steeds minder buitenspeelt.

De kinderen van de jaren zestig en zeventig uit de vorige eeuw, dat zijn de grootouders, respectievelijk ouders van nu, speelden nooit zo weinig buiten als het kind van nu: terwijl toen 69% (ruime tweederde) van de huidige grootouders, en 65% (kleine tweederde) van de ouders in hun jeugd meer buiten dan binnen speelden, speelt heden slechts 10% (een op de tien) van de kinderen vaker buiten dan binnen. 53% (de helft) van de kinderen geeft aan vaker binnen te spelen, hoewel 28% (een op de drie) aangeeft minder vaak buiten te spelen dan hij/zij dat zou willen. 15% (een op de zeven) van de kinderen speelt nooit buiten. De meeste ouders signaleren verder dat hun kinderen gemiddeld minder dan 8,4 uur per week buitenspelen.[2][3]

Oorzaken van het minder buitenspelen

bewerken

Al de kinderen gevraagd wordt waarom ze niet of weinig buitenspelen, worden argumenten als ‘saaiheid van de speelplekken’ en ‘liever binnen willen blijven om te spelen’ genoemd. Bij binnen spelen zijn TV kijken en gamen populair. Buiten zou dat fietsen, klimmen en klauteren zijn. Een op de zeven kinderen geeft aan te druk te zijn met school en hobby’s om buiten te spelen.[2]

Het geeft een eerste indruk van de ingewortelde sociale patronen. Als de maatschappelijke veranderingen onder een vergrootglas gelegd worden, worden de volgende factoren zichtbaar:

  • Voorbeeldgedrag ouders: De reden die het meest wordt genoemd is dat naarmate ouders van betere komaf is minder vrije tijd buiten doorbrengt en vaker achter een scherm zitten. En dat gedrag wordt gekopieerd door het kind: vooral hoogopgeleide ouders in de Randstad hebben grote moeite om hun kinderen naar buiten te krijgen. Ouders moeten de tijd nemen hun kinderen aan te moedigen, een voorbeeld te wezen, of met het kind samen naar buiten te gaan. In plaats daarvan is het tendens dat de ouder van betere komaf beschermender, en omdat zij zelf mogelijk weinig buitenspeelden toen ze jong waren, zien ze niet het belang van het aanmoedigen van hun eigen kind.[4][3][1]
  • Digitalisering: De integratie van de digitale wereld (mobiele telefoons, laptops, computerspelletjes etc) in het familieleven leidt ertoe dat het kind minder in de zandbak, op de schommel of in het klimrek te vinden is: het wordt van jongs af aan met digitale middelen zoetgehouden.[1] De helft van de ouders zegt dat hun kinderen liever gamen en sociale media gebruiken dan buitenspelen. Het is echter een oud gegeven dat de mens liever lui dan moe is, en dat de ouders zich niet zomaar in de grillen van het kind moeten meegaan. Een ruime driekwart van de ouders probeert dan ook het balans tussen de digitale en buitenwereld met regels onder controle te houden.[4]
  • Individualisering: Van de kinderen die altijd binnen zijn, zegt 42 % vaak met één of meerdere ouders te spelen. Ook zijn ze veel alleen (63 %). Slechts een derde speelt met een vriendje of vriendinnetje.[3] Ook hier is een correlatie met de komaf van ouders te zien.
  • Minder veiligheid op de straat (reëel of ervaren): ouders zijn veel beschermender dan voorheen en laten daardoor minder snel toe de kinderen buiten laten spelen. Argumenten zijn verkeersveiligheid, en gebrek aan sociale controle in de volle wijken. Deels zijn de opgelegde restricties terug te voeren naar het feit dat ze zelf te druk zijn met werk of andere bezigheden en dus geen oogje in het zeil kunnen houden.[5][4][6]
  • Democratische opvoeding: Daarnaast hanteren sommige ouders een meer "democratische" stijl van opvoeden en laten ze kinderen zelf kiezen wat ze willen doen. Als ze dan liever gaan gamen, gaan de ouders daar niet tegenin.[4] Een vergelijkbaar effect wordt bereikt met een laisse-faire opvoeding, dat zowieso veel overlappen vertoont met voorgaande democratische opvoeding.
  • "Geen tijd" door zelfopgelegde druk. Kinderen zouden zichzelf druk opleggen ten aanzien van bijvoorbeeld huiswerk dat af moet, mogelijk naar voorbeeld van drukke ouders, en waarvoor het buitenspelen dan geofferd wordt.[5] Of ze gaan naar de buitenschoolse opvang, zitten op een sport of doen aan muziek[3]

Veel patronen zijn dus terug te voeren naar de familieachtergrond: het opleidingsniveau, inkomen en sociale status van de ouders correleren met de problemen: naarmate financiën minder een belemmering zijn spelen de digitale gemakken een grotere rol in het familieleven; met een hogere opleiding groeien de verwachtingen; werkende ouders zijn minder thuis; en kunnen dus geen tijd met de kinderen spenderen; en hebben zowieso minder kinderen, waardoor de enkeling aan de ene kant geen speelmaatje heeft en aan de andere kant gepamperd. Tot slot geldt in het algemeen dat ouders een belangrijke voorbeeldfunctie hebben.[3]

De meeste kinderen die buiten spelen, doen dat in eigen tuin of op de stoep met vriendjes en vriendinnetjes in de buurt. Het onderzoek toont echter dat meer dan de helft van deze kinderen "vaak alleen" speelt. De populariteit van het trapolinespelen zou dit mogelijk verklaren,[4] maar de invloed van hoger opgeleide ouders is dus een overtuigender argument.[3] Als gevolg hiervan sterven straten in sommige wijken uit en de vicieuce circel is compleet: “Het probleem versterkt zichzelf. Als kinderen minder buiten komen, trekken ze ook geen andere kinderen aan die komen spelen. Het is namelijk heel simpel: samen spelen is veel leuker. Ik ken geen kind dat graag een uur alleen op de schommel zit,” aldus de directeur van Jantje Beton.[1]

Belang van buitenspelen

bewerken

Het veelvuldig binnenzitten en gebrek aan beweging draagt bij aan dat meer kinderen obesitas hebben. De digitalisering leidt ertoe dat zoveel naar schermen gekeken wordt dat er oogproblemen ontstaan. Het kind leeft in prestatiemaatschappij, wat stres met zich meebrengt. Buitenspelen is tegen deze verschijnselen een goede buffer.[7][3]

Buitenspelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen, omdat het hun helpt in de ontwikkeling van hun motoriek en intellectuele ontwikkeling. Ze worden creatiever en ze leren zelf problemen op te lossen. Buitenspelen is ook gezond: kinderen kampen minder met overgewicht en door meer beweging krijgen ze later ook weer minder hartproblemen. Het is het een belangrijk stukje karakterontwikkeling: kinderen worden avontuurlijker, ze leren met tegenslag om te gaan, bouwen zelfvertrouwen op, en hun sociale vaardigheden worden versterkt. Al met al, buitenspelen draagt bij aan het kinds gevoel van geluk en welbevinden.[4][7][3][1]

Op basis van bovenbeschreven problematiek heeft de Stichting Jantje Beton de volgende adviezen om kinderen meer buiten te laten spelen:[1]

  • Maak afspraken: 1 uur binnen is 1 uur buiten, binnen ben ik de baas en buiten ben jij de baas
  • Geef het goede voorbeeld en speel mee, later kun je je kind dan meer loslaten
  • Zorg voor een appgroep met ouders in de wijk en spreek af zodat kinderen samen kunnen spelen
  • Zie verveling niet als een probleem dat je oplost met een scherm, opper dan juist de speeltuin buiten als alternatief.
  • Ga samen met je kind op zoek naar leuke speelplekken in de wijk
  • Geen leuke speelplek? Stap naar de gemeente, of kijk of Jantje Beton (financieel) kan helpen

“Opvoeden is investeren als ouder. Maak daarom goede afspraken met je kind, en let er op dat je zelf niet eindeloos bezig bent met een scherm. Ouders zijn namelijk het belangrijkste rolmodel voor een kind.”[8]