[...]De ontwikkeling van de wetenschap heeft geleid tot weerlegging van vele geloofsvoorstellingen en tot strengere maatstaven voor geldige kennis dan die van een millennium geleden. Dit gegeven vormt een uitdaging voor geloof en theologie. Hoe kan de gelovige reageren? Er zijn vier mogelijke strategiën.
  1. De gelovige/theoloog kan doen of zijn neus bloedt en vasthouden aan de bijbel of aan een andere openbaring zonder rekening te houden met de laatste vijf eeuwen wetenschap en filosofie. Dit was de strategie van Karl Barth en is nog steeds het pad van de islam. De prijs die de gelovige voor deze koers betaalt is hoog; hij isoleert zich van de moderne cultuur en maakt elk gesprek met andersdenkenden onmogelijk. Een dergelijk fundamentalistische strategie is een vorm van intellectuele struisvogelpolitiek;
  2. De gelovige/theoloog kan proberen elk conflict tussen geloof en wetenschap a priori uit te sluiten door de these van buitenrationaliteit van religie (TBR) te aanvaarden. Zoals hierboven betoogt, impliceert de TBR het onweerlegbaarheidsvereiste, dat op zijn beurt tot semantisch atheïsme leidt. De TBR bleek een zichzelf weerleggende stelling te zijn, zodat deze strategie uitloopt op theologische zelfmoord;
  3. In de derde plaats zou men theologie in de zin van godswetenschap kunnen zien als een theoretisch-wetenschappelijke hypothese ter verklaring van de feitelijke geloofsovertuigingen van mensen, die door de emperische godsdienstwetenschappen worden beschreven. Maar het blijkt dat deze beter verklaard kunnen worden door atheïstische, bonafide wetenschappelijke hypothesen. Degene die de derde strategie verkiest, is als een gehandicapte die zich opgeeft voor een marathon: hij gaat een wedstrijd aan met de wetenschap dat hij die wel moet verliezen;
  4. Ten slotte kan de gelovige/theoloog ontkennen dat zijn religie enige cognitieve of dogmatische inhoud heeft. Hij kan de overgeleverde godsdienstige teksten geheel symbolisch uitleggen en ze opvatten als morele aansporing. De 'verticale' dimensie van zijn geloof verdwijnt nu in de 'horizontale'. Het probleem van deze strategie is dat de gelovige ophoudt gelovig te zijn. Wie niet letterlijk gelooft in het bestaan van een god, heeft religie in feite opgegeven, zelfs al wil hij dat niet bekennen. Ook dit is een vorm van religieuze suïcide. Bovendien, wat moeten we met God als symbool van de liefde, wanneer die God zijn eigen zoon laat kruisigen? De idee van de liefde is te mooi om haar te bezoedelen met het bloed van een mensenoffer.

Herman Philipse, Atheïstisch manifest en De onredelijkheid van religie, Bert Bakker, Amsterdam, 2005, ISBN 9035126548, p. 73, 74