Gebruiker:Benedict Wydooghe/Wikipediaklas/Columbusparabel

Voor-paal, of de parabel van de Columbusrederij

Zie ook: Kwelder https://nl.wikipedia.org/wiki/Kunstmatige_intelligentie http://www.onderwijskrant.be/index.php?pagina=themanummers.inc

Als een paal boven water, daar stond ze. Al een eeuwigheid. Niemand kon precies vertellen hoe lang. De paal had het er doorgaans goed. In de zomer blonk ze uit, met haar zwart witte strepen in de zon. 's Winters stond ze beschut in de havengeul. Het seizoen maakte haar niets uit. Vooral de meeuwen vonden haar wel wijs om er een kakje te slijten of om er een achtergelaten boterham van een toerist op te peuzelen. De paal had er geen erg in, het hoorde bij haar job. De meeuwenstront nam ze erbij als een pendelaar het roet van de trein.


Even letterlijk als figuurlijk stond ze daar, tja, als een paal keek ze uit boven de riviermonding die haar beloop in de spiegelende zee liet begaan. De letterlijke en figuurlijke klemtoon was nodig in de tekst, want dit is een parabel, een genre dat jonge mensen niet kennen, een genre waarvan de meeste volwassenen niet van houden en waarop senioren nostalgisch op terug blikten. Hun overleden voorouders zouden zonder verpinken parabels vertellen, los uit de pols. Dat mensen anno 2030 niet meer van parabels hielden, had zo zijn redenen. De meesten associeerden die met bijbelse vertellingen die wel erg spiegelend werkten: over een verloren zoon, de oude man en de zee, dood in Venetië of de Ark van Noach. De klimaatverandering indachtig waren parabels geen genre... Nog thans pasten parabels wonderwel bij de tijdsgeest van 2022: parabels bereikten een groot publiek dankzij hun eenvoud en hun primitieve beeldspraak, hun bondigheid en hun beeldtaal. Dit waren geen tijden van nuance of van uitgebreide redeneringen of speeches zoals Hitler, Stalin, roemenie, cuba..ooit hun volk hadden voorgehouden. Parabels zijn favoriete verhalen voor het slapengaan en hielden het niveau aan van het publiek dat nood had aan een slaapliedje, ook van zij die niet konden lezen noch schrijven.

Als een paal boven water, daar stond ze dus. Al een 'eeuwigheid'. Het woord was inmiddels een anachronisme. In de toekomstige tijd waarover we spreken is de tijdsindeling niet langer als in seconden, minuten of uren uit te drukken. Van dagen, weken, maanden en jaren is al lang geen sprake meer. Wat de aardbewoners van de jaren 2020 nog beschouwden als het jaar 2543, was voor de tijdsgenoot volstrekt onbegrijpelijk en bijna mythologisch. (Even kijken of we hier niet van inspiratie kunnen vinden bij de uitvinding van de meter). De tijdsmeting verliep volgens maantellingen. Meetstations op de maan hadden niet-lineaire nuances aangebracht in de Egyptische, de Juliaanse en in de Gregoriaanse tijdsmeting en daarom sprak men sinds 2069 men over de Gagariniaanse/Armstroniaanse tijd.

De paal staarde uit over de laatste kilometer van de gekanaliseerde Barentszgeul. De rivier – een spiegel in de zomer, groen in de herfst en bruin ’s winters - genoemd naar de zeevaarder en de cartograaf die op zijn reizen om de Noordoostelijke Doorvaart te vinden, de kust van Nova Zembla verkende en Spitsbergen ontdekte, vormde al ontelbare vele manen lang het decor waarin de paal haar bestaan kende. De hoogtechnologische palen Bij laagwater zagen De Palen die bij hun ontwerp moeiteloos de Turingtest hadden doorstaan hoe oude scheepswrakken in het slikken en schorrengebied verschenen. Ettelijke manen geleden hadden de honderdduizenden water- en waadvogels vaarwel gezegd tegen hun gebruikelijk rust- en fourageerplaats. De scheepsrompen waren gebleven. Ze lagen erbij als karkassen van opengescheurde dieren en het goudbruine skelet nam een grijze modderkleur aan. In de textuur herinnerde niets nog aan de bemanning die hier met de natuurelementen had gevochten, kort voor de duizendjarige vloed. Niets herinnerde nog aan de strijd die de bemanning na een moedig pompen of verzuipen had verloren. Ze verzopen. De boot was een wrak geworden en peilde niet meer. Het wrak had het absolute nulpunt bereikt en verloor alle relevantie behalve als nulpunt, een nulpunt in de marge waar massa’s synoniemen voor bestonden: proletariërs en plebejers, canaille, rapaille, schorremorrie en gepeupel. Uitvaagsel, klootjesvolk. Misschien was ‘bezinksel’ nog wel de beste metafoor, bedacht Paal nummer VII. Net zoals alle andere Palen keek Paal nummer VII neer op het wrakhout dat hooguit nog de vorm van een romp vertoonde, bij elkaar gespijkerd door de half verroeste klinknagels. Paal VII keek neer op het scheepswrak als was het een resultaat van een falen: enkel en alleen de constructie van de boot of haar onbekwame bemanning waren verantwoordelijk voor de averij en de uiteindelijke scheepsramp waarbij de boot tot zinken kwam. Dat de radicale weersomstandigheden en de klimaatsverandering de ondergang van het schil mee hadden bespoedigd, kon de paal niet tot enige empathie brengen: dit viel te berekenen. Schepen met algoritmes faalden niet, net zoals Paal nummer VII. Bemanningen die hun eindtermen (kennis van het weer) behaalden en de competenties (navigatiecapaciteiten en nautische skills) ontwikkelden falen niet, net als Paal nummer VII nooit faalde. Zij en haal collega’s hielden nu toch ook al enkele manen stand, en dat bij nacht en ontij. Krabachtige beesten ontfermden zich nu over het wrak. Het verdiende niet beter, dacht de paal. In oude tijden, manen geleden, gaf de rederij de palen ruime autonomie. Ze functioneerden uit en door zichzelf. Dit betekende dat de paal zelf haar reden van bestaan bedacht en autonoom het peil bepaalde. De rederij hield vanop een afstand een oog in het zeil, maar veel instructie kregen de palen niet. Iedere paal zong zoals ze gebekt was. Veel rederijen groeven hun afgedankte scheepskanonnen in om hen als bolder nuttige te maken. Aan die kort gespierde meerpaal legden schepen zich vast. Hoge forse palen maten de waterstand en … Aan die paaldiversiteit kwam een einde. Met de duizendjarige vloed in het vooruitzicht, stelden de rederij en het waterparlement paal en perk aan de paaldiversiteit. Fase I Een eerste maatregel verplichtte de paal om de twaalf manen tot een evaluatie. Een team paaldeskundigen zou de paal en haar peilingen onder het vergrootglas leggen, kritisch als een kapitein die op zijn zeekaart kijkt. Hoe het team paaldeskundigen was samengesteld was doorgaans een raadsel. Vast stond dat de paaldeskundigen vaak zelf als paal hadden gefunctioneerd en dankzij hun expertise waren gepromoveerd. Boze stemmen zagen het niet zo en hadden het over pispalen en wegpromoveren. Het bleef een raadsel of de deskundigen de klappen van de paal kenden en de palen bijstonden in hun opdrachten of dat de deskundigen er gewoon een genoegen in schepten om de palen aan erudiete vragen te onderwerpen aangaande haar relevantie, haar plaats in de Baretszgeul, haar signaalfunctie en haar peilvaardigheid. Te afwijkende peilingen of palen die de doorstroom van het water hinderden leidde in deze vroege fase niet tot het vervangen of het verplaatsen van de paal. De actie van de rederij beperkte zich tot een algemeen misprijzen en geroddel. Dat de paal dit deed ter goeder trouw en om ‘het niveau’ te doen stijgen vonden noch de rederij, noch de paaldeskundigen noch het waterparlement een argument. Dit viel buiten de paalbevoegdheden. Het stijgen of het dalen van het niveau behoorde tot het takenpakket van de verlaten of de sluizen. Als de palen zich hier nu gingen mee bemoeien zou dit tot chaos en anarchie in het waterwezen leiden. Het zou het imago van de rederij besmeuren, enzovoort. De paal mocht zich natuurlijk wel over het waterpeil en het niveau informeren, maar het niveau manipuleren? Dit viel niet te tolereren.


De Barentsz-rederij wist wat ze wou. Dat volstond. In tegenstelling tot haar klanten en haar werknemers kende de rederij haar objectieven. Behalve haar, hoefde niemand die te kennen.

Tegenspraak en debat gedoogde ze maar luisteren deed ze niet. Ze miskende het wezen van de inspraak.

Dat schrijft voor dat de nieuwe aanpak van de paal erin zal bestaan zich minder in te laten met het aanbieden van de noodzakelijke kennis over het zeewezen en meer met het begeleiden van de vaart. Het accent komt te liggen op de zelfontdekkende en zelfsturend leren, want het is een feit dat kennis met de klimaatswijziging vlug veroudert.