Frans Jozef van Bragança

Portugees militair (1879-1919)

Frans Jozef Gerardus Maria van Bragança (Merano, 7 september 1879Ischia, 15 juni 1919) was een Portugese prins uit het huis Bragança.

Frans Jozef van Bragança
Francisco José de Bragança
Frans Jozef van Bragança
Algemene informatie
Land Koninkrijk Portugal, Portugal
Geboortedatum 7 september 1879
Geboorteplaats Meran
Overlijdensdatum 15 juni 1919
Overlijdensplaats Ischia
Werk
Beroep militair
Familie
Vader Miguel de Bragança
Moeder Elisabeth Marie von Thurn und Taxis
Broers en zussen Michael Maximiliaan van Bragança, Maria Teresa de Bragança, Princess Isabel Maria of Braganza, Infanta Maria Benedita of Portugal, Mafalda de Bragança, Princess Maria Anna of Braganza, Maria Antonia de Bragança, Infanta Filipa of Portugal, Duarte Nuno van Bragança, Infanta Maria Adelaide of Portugal
Persoonlijk
Talen Duits, Frans
Moedertaal Duits
De informatie in deze infobox is afkomstig van Wikidata.
U kunt die informatie hier bewerken.

Hij was de tweede zoon van Michaël van Bragança de Miguelistische troonpretendent en Elisabeth Marie von Thurn und Taxis. Hij was genoemd naar zijn peetoom, keizer Frans Jozef I van Oostenrijk. Frans Jozefs grootvader, Michaël I was in 1834 met zijn nazaten uit Portugal verbannen en nu leefde deze tak van de Bragança's grotendeels in Oostenrijk, waar Frans Jozefs vader een hoge rang had in het leger. In navolging van zijn vader trad ook Frans Jozef toe tot het Oostenrijkse leger. Aanvankelijk kwam hij bij de huzaren, maar nadat hij zich daar ongedisciplineerd had gedragen, kreeg hij een standje van de Oostenrijkse keizer en werd vervolgens overgeplaatst naar de dragonders, waar hij belast werd met de grenspatrouille aan de Oostenrijks-Russische grens.

In augustus 1902 raakte Frans Jozef betrokken bij een zedenschandaal. In de marge van de kroning van de Britse koning Eduard VII, zou hij zich vergrepen hebben aan een vijftienjarige jongen. Hierbij zouden ook nog twee andere mannen betrokken zijn geweest. Een getuige verklaarde door een gat in de slaapkamerdeur van een woonhuis in Lambeth gekeken te hebben en op die wijze zou hij de prins hebben gezien in seksueel verkeer met de jongen. Uit onderzoek in de betreffende woning bleek dat door het bewuste gat in de deur slechts enkele centimeters van het bed te zien waren geweest, zodat de getuige nooit de door hem beschreven handelingen kon hebben waargenomen. Hierop werd de prins vrijgesproken. Niettemin moest hij zijn betrekking in het Oostenrijkse leger opgeven. Zijn bezittingen werden ondergebracht in een fonds, dat werd beheerd door zijn zwager, Karel Lodewijk von Thurn und Taxis.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog trad hij opnieuw in dienst bij de Oostenrijkse huzaren. Hij werd krijgsgevangene gemaakt en vervoerd naar het Italiaanse eiland Ischia. Daar overleed hij in 1919 aan hartfalen.