De mysterieuze mijn

stripalbum van Paul Geerts

De mysterieuze mijn is het tweehonderdvijfde stripverhaal uit de reeks van Suske en Wiske. Het is geschreven en goeddeels getekend door Paul Geerts.

De mysterieuze mijn
Stripreeks Suske en Wiske
Volgnummer 205, VK 226
Scenario Paul Geerts
Tekeningen Paul Geerts
Lijst van verhalen van Suske en Wiske
Portaal  Portaalicoon   Strip

Het werd gepubliceerd in De Standaard en Het Nieuwsblad van 11 juli 1990 tot en met 31 oktober 1990. De eerste albumuitgave in de Vierkleurenreeks was in december 1990, met albumnummer 226. Het is tevens uitgebracht op compact disc.

Een deel van dit verhaal speelt zich af in een mijn waar mensen vroeger ter dood werden gebracht. Daarnaast wordt er verwezen naar de naweeën begin 18e eeuw van de heksenvervolging die eeuwenlang plaatsvond in veel delen van Europa.

Locaties

bewerken

Personages

bewerken

Het verhaal

bewerken
Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

De hond Tobias loopt door het bos en denkt aan zijn uit elkaar gevallen gezin.[1] Zijn woonplek (het "hondenparadijs") is verwoest door de aanleg van een snelweg.

Lambik, Suske en Wiske raken intussen met hun auto van de weg in Limburg. Ze horen van iemand dat ze kunnen overnachten in een verlaten hoeve. Hier woonde in de 18e eeuw een vrouw genaamd Leyn Wecks. De man zegt echter ook dat hij zelf nooit naar deze hoeve toe zou willen.

In de hoeve komen de vrienden Tobias tegen. Suske leest dat Leyn in 1725 werd beschuldigd van brandstichting en zwarte magie. Ze ontsnapte en woonde een tijdlang in de hoeve waar de vrienden nu zijn. Later verdween ze in de put. Wiske hoort hierna een stem uit de put komen. Tobias wordt ’s nachts buiten bewusteloos aangetroffen. Lambik besluit hierop de wacht te houden. Als hij wakker wordt, blijkt hij door de geesten van eeuwen geleden gestorven mensen te zijn omsingeld. Leyn is hier ook bij. Zij vertelt dat terdoodveroordeelden vrijwillig met een fakkel de mijnen in konden; als er mijngas aanwezig was waren ze ten dode opgeschreven, en als dat niet aanwezig was waren ze weer vrij. Leyn heeft nu de geesten van degenen die wel zijn omgekomen onder haar hoede genomen.

Lambik ziet even later dat de hoeve in brand staat; dit moet ook het werk zijn van Leyn. Suske en Wiske zijn nergens te bekennen. Tante Sidonia is intussen ongerust en rijdt de volgende dag ook naar de hoeve. Daar ziet ze de auto van Lambik in een sloot, en even later de uitgebrande hoeve. Uiteindelijk blijken Suske, Wiske en Tobias allen ongedeerd te zijn. Tante Sidonia vindt het onbegrijpelijk dat Lambik het ondanks alles voor Leyn opneemt.

In het bos ziet Tobias Leyn weer. Tobias wordt met Schanulleke geraakt door tovervloeistof, waardoor beiden kunnen spreken. Ze redden het boompje Pijntje dat stukgehakt dreigt te worden door Leyn. De vrienden horen nu ook over de geesten, maar Lambik neemt het nog steeds op voor Leyn. Hij gaat met Suske en Wiske de put in om te bewijzen dat ze te goeder trouw is. Als ze bijna te pletter vallen, worden ze gered door een mysterieus wit licht, waarvan ze op dat moment niet weten wat het is. Lambik gaat alleen verder en komt bij de kamer van Leyn, waar hij dronken wordt gevoerd. Leyn laat hem ook een kaart van de mijnen zien, en kondigt aan een feestje te gaan organiseren voor de mijnwerkers.

Suske en Wiske komen bij het eind van de gang en gaan terug. Ze komen bij de lege kamer van Leyn, waar ze de kaart met aanduidingen van mijngas vinden. Lambik wordt bij varkensblazen gebracht. Hij gaat de geesten te lijf die de hoeve in brand staken, met als gevolg dat de met mijngas gevulde varkensblazen ontploffen. Meteen daarna klinkt de sirene van de mijn. Sidonia rent erheen, maar de hulpploeg wil haar niet helpen. Schanulleke, Tobias en Pijntje kleden zich als mensen en gaan de mijn in met de hulpploeg. Leyn toont hierna haar ware, monsterlijke gezicht aan Lambik. Haar echte motief wordt nu duidelijk: ze wil wraak nemen voor haar onterechte veroordeling als heks. Lambik wordt vastgebonden aan de varkensblazen.

De reddingsploeg redt de mijnwerkers. Dan horen ze van Tobias dat er nog slachtoffers verder op in de gang aanwezig zijn. Leyn wil de liften saboteren, maar tante Sidonia ziet haar. Als tante Sidonia Leyn wil aanvallen, wordt ze zelf door de geesten gevangengenomen. Het lukt haar niettemin om Jerom op te bellen. Suske en Wiske worden door het vreemde witte licht gered als de zuurstof dreigt op te raken en het plafond bijna instort. Ze worden door Tobias, Schanulleke en Pijntje gevonden en kunnen ontkomen.

De mijnwerkers horen over Leyn Wecks en zien dan dat de liften zijn gesaboteerd. Leyn wil de varkensblazen laten ontploffen. Als ze bij de put komt, blijkt deze ingestort te zijn. Leyn rent weer naar de mijn. Daar is ook Jerom inmiddels aangekomen, maar het lukt hem niet om Leyn en de geesten tegen te houden. Leyn klimt met de geesten via de schacht naar beneden. Ze verdelen zich in drie groepen om de varkensblazen met mijngas te laten ontploffen. Als een ploeg bij de varkensblazen aankomt, blijken Schanulleke, Tobias en Pijntje deze inmiddels stukgemaakt te hebben. Suske en Wiske worden bij hun poging betrapt, maar ze kunnen de geesten verjagen. Dan beseffen de vrienden dat ze ook de derde groep varkensblazen eerder moeten vinden dan Leyn. Jerom maakt een gang in de richting van die plek. Schanulleke, Tobias en Pijntje kunnen Leyn even ophouden.

Als Leyn de overgebleven varkensblazen wil laten ontploffen, verschijnt het witte licht weer. Het blijkt de beschermheilige van de mijnwerkers te zijn, Sint Barbara. De beschermheilige laat Leyn beloven dat ze haar leven beteren zal, in ruil voor vergeving. De geesten krijgen nu eeuwige rust met de mijnwerkerslamp van Davy.

Leyn en Sint Barbara verdwijnen in het niets. Jerom springt uit de mijn en haalt de anderen met de lift naar boven. Tobias vindt Dolly terug. De vrienden gaan met de nu alleen achtergebleven Pijntje naar een heuvel in het bos, waar Pijntje in een prachtige boom verandert.

Achtergronden

bewerken

Op 16 juni 1725 werd op de heide aan de grens nabij Ham Leyn Wecks, de laatste, uit Eksel afkomstige 'heks' van Limburg, gewurgd en verbrand. In dit Suske en Wiske-verhaal wordt er dus van uitgegaan dat ze hierna toch nog leefde, of in ieder geval haar ziel.

Uitgaven

bewerken
Publicaties
Krant of tijdschrift Nummer Publicatiedatum Voorganger Opvolger
De Standaard / Het Nieuwsblad 11 juli 1990 - 31 oktober 1990 De goalgetter Het wondere Wolfje
Haagsche Courant 28 juli 1990 - 15 november 1990
Het Binnenhof 3 januari 1991 - 24 april 1991 De goalgetter Het wondere Wolfje
Albumuitgaven
Stripreeks of collectie Nummer Eerste druk Voorganger Opvolger
Vierkleurenreeks 226 december 1990 De goalgetter Het witte wief
Suske en Wiske Collectie 41 1992
Heksenketel 18 oktober 2003
X-Large 5 9 juni 2007
bewerken